ça brule 3 Flashcards
voldoen, geschikt zijn
convenir
(convenant = participe passée)
de hulpdiensten
les secours d’urgence
iets als een beproeving ervaren
Ressentir quelque chose comme une épreuve
acuut
aigu, aigüe
chronisch
chronique
lijden aan / last hebben van
souffrir de ….
lijden (zelfstandig naamwoord)
une souffrance
ademenen
respirer
ademhalingsproblemen
les difficultés respiratoires
een herstel(periode)
la convalesence
in staat zijn om
être apte à
être capable de
te wijten zijn aan
être dû à
dû/due/dus/dues
te vrezen
redoutable
beter voorkomen dan genezen
mieux vaut prévenir que guérir
gevuld met olie
remplie d’huile
bij een ongeval
en cas d’accident
blussen/doven
eteindre
zuiver water
l’eau propre
- Als je voorzichtiger was geweest had je dat litteken niet gehad.
Si tu avais été plus prudent, tu n’aurais pas eu cette cicatrice.
verschillende
plusieurs/diverses