les 1: étouffement, extra Flashcards
1
Q
een holte
A
une cavité
2
Q
hieronder
A
ci-dessous
3
Q
de (x-ray) beelden
A
la radiographie
les radiographies
4
Q
verwijzen
A
référer
5
Q
uitleggen
A
expliquer
6
Q
le sommeil
A
de slaap (zn. van slapen)
7
Q
aan de zijkant van de schedel
A
située sur le côté de votre crâne
8
Q
de religie
A
la foi
9
Q
opdoen (op zichzelf), aanbrengen
A
se appliquer
10
Q
de deodorant
A
le déodorant
11
Q
(naar) beneden
A
en bas
12
Q
(naar) boven
A
en haut
13
Q
wijzen
A
pointer
14
Q
wijzen met de wijsvinger
A
pointer de l’index
15
Q
nagels knippen
A
se couper les ongles
16
Q
de ring
A
la bague
17
Q
zuurstofrijke lucht
A
l’air riche en oxygène
18
Q
het strottenhoofd
A
le larynx
19
Q
richting
A
vers
20
Q
uitstoten, afstoten (door iets)
A
rejeter (par qqch.)
21
Q
de navelstreng
A
le cordon ombilical
22
Q
de make-up
A
le maquillage
23
Q
hol
A
creux
