L9: Eigendom Flashcards

1
Q

Waar worden zakelijke rechten geregeld?

A

n Boek 5 worden de zakelijke rechten geregeld. Dit zijn die rechten die enkel kunnen rusten op voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben, is …?

A

het eigendomsrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil oud BW vs Nieuw BW?

A

In het huidige recht spreekt men in het geval dat iemand het ‘meest omvattende recht’ op een recht (bijv. een vordering) heeft, niet langer van een eigenaar maar van een rechthebbende. De term eigendom is immers gereserveerd voor het meest volledige recht op een zaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar geldt eigendomsrecht voor?

A

Voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoeld met meest omvattend?

A

Met meest omvattend wordt bedoeld dat alle andere zakelijke rechten van het eigendomsrecht zijn afgeleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is moderrecht en wat is dochterrecht?

A

We spreken in het geval van de afgeleide rechten ook wel van dochterrechten, dit in tegenstelling tot het eigendomsrecht als moederrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem voorbeelden van afgeleide = beperkte rechten?

A

Bij andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht kunnen we bijvoorbeeld denken aan het recht van erfpacht op een stuk grond, het recht van vruchtgebruik op een huis, het recht van erfdienstbaarheid op een stuk grond. Al deze rechten geven aan de gerechtigde bepaalde rechten en bevoegdheden die zijn afgeleid van het eigendomsrecht. We spreken hier van beperkte rechten (art. 3:8).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat geeft het eigendomsrecht weer?

A

Het eigendomsrecht geeft een relatie weer die een persoon ten opzichte van een zaak heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het eiegndomsrecht?

A

Het eigendomsrecht geeft een relatie weer die een persoon ten opzichte van een zaak heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een kenmerk van een goedrenrechtelijk recht?

A

Absolute werking
we hebben gezien dat een van de kenmerken van een goederenrechtelijk recht (een absoluut recht) de absolute werking is. Het eigendomsrecht werkt tegen een ieder, dat wil zeggen dat derden zich van inbreuken op dat eigendomsrecht moeten onthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit het eigendomsrecht vloeit voor de eigenaar een aantal bevoegdheden voort.

Welke?

A

Antwoord I:

Artikel 5:1, tweede lid

Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen.’

a. Het staat de eigenaar vrij van de zaak gebruik te maken.
b. Met uitsluiting van een ieder.
2. Het derde lid bepaalt: ‘De eigenaar van de zaak wordt, behoudens rechten van anderen, eigenaar van de afgescheiden vruchten.’
3. Verder heeft de eigenaar ook het beschikkingsrecht ten aanzien van de zaak;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent: Het staat de eigenaar vrij van de zaak gebruik te maken.?

A

Hij mag de zaak dus gebruiken. Dit kan natuurlijk van alles omvatten. De term ‘gebruik’ moeten we in de ruimste zin van het woord verstaan en omvat onder andere verbruik, beschadigen, vervormen, vernietigen enzovoort. We zullen echter nog zien dat de eigenaar bij dit gebruik niet helemaal in volstrekte willekeur kan handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent: Met uitsluiting van een ieder?

A

Hiermee wordt aangegeven dat het eigendomsrecht een exclusief recht is. De eigenaar mag zijn zaak gebruiken met uitsluiting van derden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent Beschikkingsrecht?

A

dit wil zeggen: hij kan haar vervreemden en bezwaren met beperkte rechten. Deze bevoegdheid vinden we echter niet met zoveel woorden in de wet terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Moet het beschikkingsrecht altijd aan de eigenaar toekomen?

A

het beschikkingsrecht hoeft niet altijd aan de eigenaar toe te komen, denk maar aan de situatie in faillissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de beperkingen op het eigendomsrecht?

A

a. Het gebruik van de eigenaar mag niet strijden met rechten van anderen.
b. Het gebruik dat de eigenaar van de zaak maakt, mag niet in strijd komen met
de wettelijke voorschriften.
c. Het gebruik van de eigenaar mag niet strijden met regels van ongeschreven
recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het gebruik van de eigenaar mag niet strijden met rechten van anderen.

Aan welke rechten denken we dan?

A
  1. Persoonlijke rechten
  2. Zakelijke rechten
  3. Andere rechten van derden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verklaar niet strijden met persoonlijke rechten?

A

De eigenaar kan zich in zijn eigen mogelijkheid tot gebruik van de zaak beperken door bijvoorbeeld ten behoeve van derden bepaalde persoonlijke rechten in het leven te roepen, denk maar eens aan het sluiten van een huurovereenkomst, of een bruikleenovereenkomst.

De eigenaar van de zaak mag de persoonlijk gerechtigden niet storen in dit genotsrecht, hij moet daarmee rekening houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verklaar niet strijden met zakelijke rechten?

A

Evenals de mogelijkheid om zich in zijn eigen gebruik ten aanzien van een zaak te beperken door het vestigen van persoonlijke rechten, kan men ook door het vestigen van zakelijke rechten op zijn zaak ten behoeve van derden, zijn gebruik beperken. Denk bijvoorbeeld maar eens aan een recht van erfdienstbaarheid (art. 5:70), een recht van erfpacht (art. 5:85), een recht van vruchtgebruik (art. 3:201). De in deze artikelen omschreven bevoegdheden komen oorspronkelijk toe aan de eigenaar, want zij zijn inherent aan het eigendomsrecht.
Hij kan deze bevoegdheden ook aan derden verlenen, door ten behoeve van die derden beperkte zakelijke rechten te vestigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verklaar niet strijden met andere rechten van derden?

A

Een schending van andere rechten van derden zou een onrechtmatige daad opleveren. De eigenaar mag van zijn zaak niet zodanig gebruik maken dat hij daardoor rechten van derden schendt.

Voorbeeld:

Bart, die eigenaar is van een auto, rijdt daarmee te hard over de autoweg. Door zijn grote snelheid ziet hij de overstekende Corrie veel te laat, zodat hij niet meer tijdig kan remmen.
Corrie wordt met haar #ets door de auto van Bart geraakt. Zij lijdt als gevolg van het ongeval schade: een kapotte #ets, een gebroken been en een hersenschudding. Het handelen van Bart is onrechtmatig; hij maakt inbreuk op de rechten van Corrie. Denk maar aan de kapotte #ets en het lichamelijk letsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het gebruik dat de eigenaar van de zaak maakt, mag niet in strijd komen met wettelijke voorschriften.

Welke wettelijke voorschriften?

A

a. wetten in formele zin en
b. regelgeving afkomstig van lagere wetgevers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem voorbeelden dat gebruik van de zaak niet in strijd mag komen met wettelijke voorschriften?

A

Grondwet
Als eerste noemen we de Grondwet. In artikel 14 van de Grondwet is de mogelijkheid van onteigening in het algemeen belang neergelegd. Deze mogelijkheid is uitgewerkt in de Onteigeningswet.
Onteigening kan worden omschreven als het ontnemen van enig goed ten behoeve van de overheid en ten algemene nutte, tegen schadeloosstelling en met rechterlijke tussenkomst.

BW

In de tweede plaats noemen we een aantal artikelen uit het BW.
Allereerst artikel 4:63. Dit artikel behandelt de legitieme portie.

Verder kunnen we hier nog een aantal bepalingen uit het burenrecht in Boek 5, Titel 4 noemen, te weten de artikelen 5:42, 5:46, 5:50, 5:51, 5:53, 5:54, 5:56, 5:57 en 5:58.

Faillissementswet

artikel 23 van de Faillissementswet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem beperkingen van regelgeving op het eigendomsrecht, afkomstig van lagere wetgevers?

A

Vormeis:

a. De eigendomsbeperkende maatregelen moeten zijn gegoten in de vorm van een wet in materiële zin. Het moet dus een besluit betreffen dat algemene regels inhoudt

Inhoudelijke eisen:

b. De wetgeving van de lagere overheden mag aan de eigenaar het genot niet geheel ontnemen. Deze eis is door de Hoge Raad in een oud arrest reeds geformuleerd, te weten het Lantaarnpaalarrest van 14 maart 1904
c. De lagere wetgever mag niet een uitdrukkelijk aan de eigenaar door de wet toegekende bevoegdheid ontnemen. De casus die we hierbij als voorbeeld geven is de casus uit het arrest van de Hoge Raad van 19 maart 1946 (Bouwverordening)
d. De lagere wetgever mag niet de beschikkingsbevoegdheid beperken. Dit mag alleen door een wet in formele zin (zie de artt. 3:83, eerste lid en 3:98).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Is gebruik van een recht alleen gebonden aan regels van geschreven recht?

A

Het eigendomsrecht is ook aan grenzen gebonden die niet wettelijk zijn voorgeschreven. Wij hebben het dan over grenzen van maatschappelijke betamelijkheid

25
Q

Wat als de grens van het maatschappelijk aanvaardbare wordt overschreden bij de uitoefening van het eigendomsrecht?

A

onrechtmatige daad

Dit kan leiden tot een rechterlijk verbod of tot schadevergoeding.

26
Q

Waar is hinder ihkv eigendomsrecht geregeld?

Consequenties?

A

Een bepaling over hinder vinden we in het burenrecht, geregeld in Boek 5, titel 4 en wel in artikel 5:37.

Deze plaatsing van de hinder in het burenrecht heeft dan ook als consequentie dat
de toepassing van de bepaling over hinder (art. 5:37) beperkt is tot die gevallen waarin hinder wordt toegebracht door de eigenaar van een erf aan eigenaars van andere erven.

De overige gevallen van hinder vallen daardoor rechtstreeks onder de werking van de bepalingen van Boek 6, titel 3 betreffende de onrechtmatige daad.

27
Q

Binnen het kader van het burenrecht vervult het leerstuk van de hinder twee functies, welke?

A

een offensieve, en

een defensieve.

28
Q

Wat is de offensieve functie van het eigendomsrecht?

A

De eigenaar is niet bevoegd zijn zaak op zodanige wijze te gebruiken dat dit ongeoorloofde hinder voor de eigenaren van naburige erven oplevert.

29
Q

Wat is de defensieve functie van het eigendomsrecht?

A

Wanneer een eigenaar niet bevoegd is zijn zaak op zodanige wijze te gebruiken dat dit ongeoorloofde hinder voor de eigenaar van naburige erven oplevert, hoeft diezelfde eigenaar vanzelfsprekend ook niet hem toegebrachte ongeoorloofde hinder te dulden, waardoor zijn gebruik en genot van de zaak vermindert. Hij kan zich uit hoofde van zijn recht tegen die hinder verweren. We spreken hier van de defensieve functie van het eigendomsrecht.
Artikel 5:37 bepaalt: ‘De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun.’

30
Q

Hoe moet art 5:37 gelezen worden?

A

Enkele opmerkingen over art. 5:37
• De gevallen van hinder die in de bepaling zijn opgenomen, zijn niet limitatief bedoeld. Er zullen best nog andere vormen van hinder zijn; denk maar eens aan storing door elektrische apparaten.
• Het artikel verwijst naar artikel 162 van Boek 6 waar de onrechtmatige daad wordt behandeld

Artikel 5:37 moet dus altijd met het artikel over onrechtmatige daad in samenhang worden bezien; of de hinder onrechtmatig is, moet worden beoordeeld aan de hand van de criteria van artikel 6:162.

Of hinder onrechtmatig is, hangt af van tal van factoren.

31
Q

Bijenspat arrest?

A

Rechtsregel

De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Daarnaast is van belang of degene die zich beklaagt over de hinder zich voor of na aanvang van de hinderveroorzakende activiteiten ter plaatse heeft gevestigd. In dat geval zal hij een zekere mate van hinder eerder moeten dulden.

32
Q

Brengt het hebben van een milieuvergunning door een bedrijf en het naleven van de voorschriften die daaraan zijn verbonden, met zich mee dat men dan dus wel hinder mag toebrengen en de bedoelde gedraging niet meer onrechtmatig is?

A

Het antwoord is nee. Van onrechtmatige hinder kan ook sprake zijn, indien aan degene die de hinder veroorzaakt, een vergunning is verleend en deze zich bij de hinder veroorzakende handelingen aan de daarbij gestelde voorwaarden houdt. Men kan dus ook in dat geval gehouden zijn aan anderen toegebrachte schade te vergoeden.

33
Q

Kan een eigenaar de hem door de wet toegekende bevoegdheden misbruiken?

A

artikel 3:13

Een eigenaar kan hem door de wet toegekende bevoegdheden misbruiken. Zo een handelen kan ook worden aangemerkt als onrechtmatig handelen.

Het eerste lid van bovenstaand artikel spreekt eigenlijk voor zich. Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
In het tweede lid wordt een aantal gevallen opgesomd waarin sprake is van misbruik van bevoegdheid. Overigens betreft het hier géén limitatieve opsomming. In hoeverre buiten deze gevallen sprake kan zijn van misbruik van bevoegdheid zal duidelijk moeten worden uit literatuur en jurisprudentie.

34
Q

Verklaar art 3:13 lid 2?

A

a. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden.(Watertoren arrest)
b. Een bevoegdheid kan ook worden misbruikt door haar uit te oefenen met een ander doel dan waarvoor zij is verleend.

c. Het laatste in de wet genoemde geval van misbruik van bevoegdheid is aanwezig indien men in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het
belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. (arrest Grensoverschrijdende garage)

35
Q

Arrest Grensoverschrijdende garage?

A

Rechtsregel

Misbruik van het recht door het uitoefenen van het recht van amotie zou slechts dan zijn indien het nadeel dat Kuipers door de amotie zou lijden, zowel op zichzelf beschouwd als in zijn verhouding tot het belang dat De Jongh met haar vordering nastreeft, zo groot zou zijn dat, alle verdere omstandigheden in aanmerking genomen, De Jongh naar redelijkheid niet tot de uitoefening van haar recht amotie te vorderen had kunnen komen.

36
Q

Hoe kan eigendom worden verkregen?

A
  1. op de wijzen van verkrijging die voor alle goederen gelden, namelijk verkrijging onder algemene titel en de twee in de vorige leereenheden behandelde wijzen van verkrijging onder bijzondere titel, te weten: overdracht en verjaring.
  2. op enkele wijzen die uitsluitend voor eigendom gelden:
    a. bij roerende zaken: toe-eigening, vinderschap, schatvinding, natrekking,
    vermenging, zaaksvorming en vruchttrekking
    b. bij onroerende zaken: natrekking, aanwas
37
Q

Waar is de wijze van verkrijging die enkel van toepassing is op eigendom geregeld?

A

De wijzen van verkrijging die enkel van toepassing zijn op eigendom, zijn geregeld in de titels 1, 2 en 3 van Boek 5. Zij behoren alle tot de originaire wijzen van verkrijging onder bijzondere titel

38
Q

Omschrijf toe-eigening/inbezitneming?

A

Artikel 5:4 bepaalt: ‘Hij die een aan niemand toebehorende roerende zaak in bezit neemt, verkrijgt daarvan de eigendom.’

Res nullius
Voorwaarde is dat de zaak aan niemand toebehoort (denk maar aan wild, vissen of vogels, zolang zij nog in hun natuurlijke vrijheid verkeren; we spreken hier van res nullius).

Res derelicta
Daarnaast vallen onder dit artikel ook zaken waarvan de eigenaar het bezit heeft prijsgegeven, met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen. Hier spreken we van res derelicta.

39
Q

Omschrijf schatvinding?

A

Deze wijze van eigendomsverkrijging is geregeld in artikel 5:13. In het tweede lid van dit artikel wordt aangegeven wat een schat is.

De Parlementaire geschiedenis zegt hierover nog dat een zaak verborgen is, wanneer zij bij normale opmerkzaamheid niet wordt waargenomen.

In het eerste lid wordt aangegeven aan wie de schat toekomt, namelijk aan degene die hem ontdekt en aan de eigenaar van de onroerende of roerende zaak, waarin de schat wordt aangetroffen, en wel voor gelijke delen.

40
Q

Verklaar natrekking?

A

Deze wijze van eigendomsverkrijging vinden we in artikel 5:14. We moeten hier echter onderscheiden tussen natrekking bij zaken waarvan er een als hoofdzaak heeft te gelden en een als bestanddeel, en zaken waarbij er geen als hoofdzaak is aan te wijzen. De eerste vorm van natrekking vinden we in het eerste lid en de tweede vinden we in het tweede lid.

Het gevolg is dat de eigenaar van de hoofdzaak ook eigenaar wordt van het bestanddeel.
Welke is nu de ratio van deze wijze van eigendomsverkrijging? Men moet zien dat deze vorm van eigendomsverkrijging kan plaatsvinden buiten de wil van de verkrijger en de vroegere eigenaar om. Kennelijk is het dus niet mogelijk om eigendom van afzonderlijke bestanddelen te hebben. Als ik de eigendom heb van een auto, heb ik noodzakelijkerwijs ook de eigendom van de motor die in de auto is gemonteerd, ook al is deze bijvoorbeeld niet van mij maar heb ik die gestolen.

De ratio is hierin gelegen dat de scheiding van hoofdzaak en bestanddeel veelal niet mogelijk zal zijn en zo dit al wel mogelijk was, dit tot grote rechtsonzekerheid zou leiden.

Voorbeeld:
Jan heeft een kostbare gouden ring. Hij laat daar een bergkristal (die weinig waarde heeft) inzetten die van Niki is. Jan wordt door natrekking eigenaar van het bergkristal.
niet mogelijk zal zijn en zo dit al wel mogelijk was, dit tot grote rechtsonzekerheid zou leiden.

Het betreft hier namelijk zaken die uit samengestelde onderdelen bestaan die in het maatschappelijk verkeer als eenheid hebben te gelden, denk aan een auto met al zijn onderdelen en een vliegtuig met alle onderdelen enzovoort. Zolang dit verband tussen die samengestelde onderdelen bestaat, is afzonderlijke eigendom van de bestanddelen niet wenselijk. Zou men dit toelaten dan zou dit tot een vergaande en ongewenste versnippering van het eigendomsrecht kunnen leiden.

41
Q

Wat als geen der zaken als hoodzaak is aan te merken?

A

Artikel 5:14, tweede lid bepaalt:

‘Indien geen der zaken als hoofdzaak is aan te merken en zij toebehoren aan verschillende eigenaars, worden dezen mede- eigenaars van de nieuwe zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de zaak.’
Een kostbare antieke spiegel van Christiaan wordt in een even kostbare lijst van Martijn gezet, zodanig dat het scheiden van de spiegel en de lijst voor zowel de spiegel en de lijst ernstige beschadigingen ten gevolge zal hebben.
De spiegel en de lijst zijn bestanddeel geworden van de nieuwe zaak, de spiegel met lijst, met als gevolg dat Christiaan en Martijn mede-eigenaars van de spiegel zijn geworden.

42
Q

Verklaar vermenging?

A

In artikel 5:15 wordt bepaald: ‘Worden roerende zaken die aan verschillende eigenaars toebehoren door vermenging tot één zaak verenigd, dan is het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.’
Dit artikel ziet op vermenging van zaken waardoor de vermengde zaken zich tot één zaak verenigen. Hierbij moeten we denken aan granen, vloeistoffen, gassen enzovoort.

De overeenkomstige toepassing van artikel 5:14 betekent dat als een van de stoffen als hoofdzaak is aan te merken, de eigenaar van deze zaak ook eigenaar wordt van de andere stof waarmee de hoofdzaak zich heeft vermengd

Is geen der zaken als hoofdzaak aan te merken, dan worden de verschillende eigenaars van de verschillende zaken mede-eigenaars van de nieuwe zaak overeenkomstig artikel 5:14, tweede lid.

43
Q

Verklaar zaaksvorming?

A

artikel 5:16

Karakteristiek voor deze wijze van eigendomsverkrijging is dat met behulp van bepaalde zaken, of onderdelen van zaken, één nieuwe zaak in juridische zin wordt gevormd.

Door menselijke arbeid ontstaat een nieuwe zaak. Het verschil met de voorgaande wijzen van eigendomsverkrijging is hierin gelegen dat de vormgeving zo belangrijk is dat de nieuwe zaak voor een aanzienlijk deel zijn waarde daaraan ontleent.

De vormgeving kan op verschillende manieren plaatsvinden: dit kan zijn een samenvoegen van zaken tot een nieuw geheel, het teweegbrengen van natuurkundige of scheikundige reacties, het kweken van planten, het vervaardigen van tekeningen en schilderijen en het bedrukken en beschrijven van papier.

Het eerste lid geeft de hoofdregel. De nieuw gevormde zaak wordt eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken.
Zijn er meer eigenaars van de oorspronkelijke zaken dan zijn van overeenkomstige toepassing de voorgaande twee artikelen.

44
Q

Wat is de uitzondering mbt zaaksvorming?

A

artikel 5:16 lid 2

‘Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.’

In deze regel is de uitzondering geformuleerd. De woorden ‘voor zichzelf ’ drukken uit dat het tweede lid niet van toepassing is op degene die in opdracht van een ander vervaardigt.

Voorbeeld:

Marcel maakt voor zichzelf uit een stuk zilver toebehorend aan Marijke, een zilveren oorhanger. De kosten van vorming zijn aanzienlijk. In dit geval is Marcel eigenaar geworden van de zilveren oorhanger.

45
Q

Verklaar eigendom van gevonden voorwerpen?

A

Dit is een geheel nieuwe wijze van verkrijging van zaken, die wij in het oude recht niet kenden. Onder het oude recht kon de eigenaar weliswaar gedurende dertig jaren de zaak revindiceren, maar ook daarna werd de vinder geen eigenaar van het gevonden voorwerp.
De eigendomsverkrijging door een vinder is geregeld in de artikelen 5:5-12.

46
Q

Wijzen waarop eigendom kan worden verloren?

A
  • doordat een ander de eigendom verwerft. Denk maar aan de overdracht en verjaring (we spreken hier van relatief eigendomsverlies).

In de tweede plaats kan het eigendomsrecht absoluut verloren gaan in de volgende gevallen:
• De zaak gaat teniet.
• De zaak wordt bestanddeel van een andere zaak.
• Er wordt afstand gedaan van de eigendom van een roerende zaak. Dit gebeurt
doordat de eigenaar het bezit van de zaak prijsgeeft met het oogmerk om zich van de eigendom te ontdoen (zie art. 5:18). Vergelijk nog artikel 5:4.

47
Q

Wat als een roerende zaak geen bezitter heeft?

A

Heeft een roerende zaak geen bezitter en moet een derde die haar in bezit wil nemen, beoordelen of de vroegere bezitter het bezit heeft prijsgegeven met het oogmerk om zich van de eigendom te ontdoen, dan vindt, aldus de Parl. gesch., artikel 3:35 toepassing

48
Q

Wat geldt voor verlies van dieren?

A

art. 5:19

voor het verlies van de eigendom van dieren geldt een aparte bepaling art. 5:19

49
Q

Wat is revindicatie?

A

artikel 5:2

De eigenaar van een zaak is bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen.

50
Q

Komt het recht op revindicatie ook aan anderen toe dan de eigenaar?

A

Zoals het artikel zegt, komt deze actie toe aan de eigenaar van een zaak. Maar deze actie komt ook toe aan degene die een beperkt recht heeft op de zaak (denk bijv. aan de vruchtgebruiker, erfpachter, opstaller)

51
Q

In welke situaties geldt:

De eigenaar kan de actie instellen tegen een ieder die de zaak zonder recht houdt?

A

Dit kan in de eerste plaats de bezitter van een zaak zijn. Het kan zijn dat de eigenaar het bezit van de zaak heeft verloren aan een ander. Het recht op de zaak en de macht over die zaak vallen dan niet samen

In de tweede plaats kan de eigenaar de revindicatievordering ook instellen tegen de houder die de zaak zonder de toestemming van de eigenaar onder zich houdt.

Voorbeeld tav 1

Joost steelt de #ets van Gijs. Joost houdt de #ets onder zich als ware hij eigenaar, hij is dus als bezitter (niet te goeder trouw) aan te merken, terwijl Gijs eigenaar is.

Voorbeeld tav 2

Bart geeft de aan hem toebehorende #ets voor twee weken in bruikleen aan Karel. Karel is houder van de #ets. Karel wil de #ets na twee weken niet teruggeven aan Bart. Na die twee weken houdt Karel de #ets dus zonder recht onder zich.

52
Q

Hoe ziet de procedure tav revindicatie er uit?

A

In een procedure is het in het algemeen zo dat de eiser kan volstaan met het in de dagvaarding stellen dat hij eigenaar is. Wordt echter door de gedaagde dit eigendomsrecht van de eiser bestreden, dan zal eiser feiten moeten stellen en bewijzen waaruit blijkt dat hij te eniger tijd rechthebbende is geworden.
De eigenaar kan niet met succes een revindicatievordering instellen als hij zijn eigendom heeft verloren. Denk maar eens aan het geval dat de gedaagde zich op een beschermingsbepaling (bijv. art. 3:86) kan beroepen, en derhalve eigenaar wordt, of aan het geval dat het de eigenaar niet lukt zijn eigendomsrecht te bewijzen.

53
Q

Wat als de eigenaar zijn eigendomsrecht niet kan bewijzen, maar wél kan aantonen dat hij bezitter is geweest van de zaak en dat er op onrechtmatige wijze inbreuk is gemaakt op dit bezit?

A

Dan kan hij in sommige gevallen zijn toevlucht nemen tot het instellen van een bezitsactie op grond van artikel 3:125, welke gericht is op herstel in het bezit van de zaak

Daarnaast kan de eigenaar ook een vordering op grond van onrechtmatige daad instellen wanneer inbreuk wordt gemaakt op zijn eigendomsrecht. Een op onrechtmatige daad gebaseerde actie (herstel in de oude toestand) is een persoonlijke actie; zij werkt relatief. Deze actie handhaaft een uit het verbintenissenrecht voortvloeiend recht.

54
Q

Wat is het verschil tussen de revindicatievordering en de bezitsactie enerzijds en de vordering uit onrechtmatige daad anderzijds?

Wanneer is dit van belang?

A

Beide eerstgenoemde vorderingen zijn goederenrechtelijke acties. Voor wat betreft de revindicatievordering kunnen we dit ook al uit artikel 5:2 halen nu daar staat dat de eigenaar zijn recht kan inroepen tegen iedere derde; men kan de zaak opvorderen ongeacht onder wie deze zich bevindt. Hiermee hebben we een goederenrechtelijke actie gesteld tegenover een persoonlijke actie, zoals de hiervoor genoemde actie uit onrechtmatige daad.

Dit onderscheid is onder meer van belang bij faillissement van degene die de zaak ten onrechte onder zich heeft, aangezien de curator de zaak aan de eigenaar die haar revindiceert, zal moeten afgeven. De zaak valt dus niet in het faillissement.

Dit is anders bij een persoonlijke vordering. Het faillissement heeft hier wel zijn consequenties. De betreffende zaak valt in het faillissement en zal veelal met de andere in het faillissement vallende zaken worden verkocht, om zo de crediteuren uit de opbrengst daarvan te voldoen. De eigenaar van de zaak op wiens eigendomsrecht door de failliete debiteur inbreuk is gemaakt, zal dan veelal slechts een fractie uitgekeerd krijgen van de waarde van de zaak.

55
Q

Waarom is het eigendomsrecht geregeld in Boek 5?

A

Het eigendomsrecht is geregeld in Boek 5, omdat in dit Boek de rechten zijn ondergebracht die uitsluitend kunnen rusten op voor menselijke beheersing vatbare, stoffelijke objecten, zaken dus. Dit geldt ook voor het eigendomsrecht (zie art. 5:1).

56
Q

Geef uw oordeel over het volgende geval.

Karel en Leo zijn buren. Karel plaatst op een gegeven moment een schutting tussen zijn huis en het huis van Leo. Dit doet Karel omdat de verstandhouding tussen zijn echtgenote en de echtgenote van Leo erg beroerd is. Leo’s uitzicht wordt door de plaatsing van de schutting ernstig belemmerd. Leo spreekt Karel dan ook aan op grond van het feit dat Karel zijn recht als eigenaar misbruikt.

A

In casu is te verdedigen dat Karel zijn recht als eigenaar niet misbruikt. Een ruzie tussen twee buurvrouwen kan van dien aard zijn dat het plaatsen van een schutting een middel is om ergernis tussen de kijvende dames te voorkomen. Karel gebruikt dus zijn eigendomsrecht dan voor een redelijk doel (vgl. HR 2 december 1937, NJ 1938, 353 (Lentse schutting)).

57
Q

Men kan door inbezitneming alleen eigenaar worden van roerende zaken. Kunt u aangeven waarom deze wijze van eigendomsverkrijging niet geldt voor onroerende zaken? Betrek in uw antwoord artikel 5:24.

A

Inbezitneming is hier niet mogelijk omdat onroerende zaken altijd een eigenaar hebben. Is het geen particulier eigendom, dan is een onroerende zaak eigendom van de staat (art. 5:24).

58
Q

Lees artikel 5:16, eerste lid, BW. Kunt u aangeven wat de betekenis is in dit artikel van de zinsnede ‘van overeenkomstige toepassing’?

A

Dit betekent dat als een van de oorspronkelijke zaken als hoofdzaak is aan te merken, de eigenaar van die zaak ook eigenaar wordt van de nieuw gevormde zaak. Is geen der zaken als hoofdzaak aan te merken dan worden de verschillende eigenaars van de oorspronkelijke zaken mede-eigenaars van de nieuw gevormde zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de oude zaak die ze in eigendom hadden.