L17 : Gevolgen van de overeenkomst voor derden Flashcards
Wat is de algemene regel bij een overeenkomst?
een overeenkomst is alleen tussen de handelende partijen van kracht’ ten grondslag ligt aan de regeling van de overeenkomst in het BW.
Welke zijn de gevallen waarin een overeenkomst ook werking heeft jegens derden?
drie gevallen
- het derdenbeding,
- de kwalitatieve rechten
- de kwalitatieve verplichtingen.
Verklaar het derdenbeding?
Het derdenbeding is geregeld in de artikelen 6:253-256.
Op grond van dit artikel kan A met B een overeenkomst sluiten, inhoudende dat B zich jegens A verbindt tot het leveren van een bepaalde prestatie aan C (of inhoudende dat B zich jegens A verbindt dat C op een andere wijze jegens hem een beroep kan doen op de overeenkomst A-B), en waarbij het tevens de bedoeling van A en B is dat C een zelfstandig recht verkrijgt jegens B. Alleen in het geval dat de strekking van de overeenkomst A-B is dat C zelfstandig de prestatie van B kan vorderen, is sprake van een derdenbeding. Aanvaardt C het jegens hem gemaakte beding, dan heeft hij een zelfstandig recht verkregen op B.
Voorbeeld:
Anton sluit met Bart, eigenaar van een groot kantoorartikelenconcern, een overeenkomst, inhoudende dat Bart zich jegens Anton verbindt om aan de zuster van Anton, die een groot kantorencomplex gaat bouwen en vervolgens inrichten, de kantoormeubelen voor het betreffende complex tegen kostprijs te verkopen en leveren. Het is de bedoeling van Anton en Bart dat de zuster van Anton een zelfstandig recht verkrijgt op Bart tot levering van de kantoormeubelen tegen
kostprijs. Aanvaarding door de zuster van Anton van het ten behoeve van haar gemaakte beding, heeft tot gevolg da
Hoe nomen we de spelers bij een derdenbeding?
Degene (A) die ten behoeve van de derde (C) een eigen recht bedingt, noemen we de stipulator (‘stipulare’ is Latijn voor ‘bedingen’). Degene (B) die zich verbindt tot het leveren van een prestatie jegens de derde, wordt aangeduid als de promissor (‘promittere’ is Latijn voor ‘beloven’). Schematisch weergegeven zien we dan:
Wanneer ontstaat het recht van de derde om een prestatie te vorderen?
het recht van de derde om een prestatie te vorderen van een van de partijen, ontstaat pas op het moment dat hij (nadat hij vanzelfsprekend op de hoogte is gebracht van het ten behoeve van hem gemaakte beding) het derdenbeding heeft aanvaard.
Wat is de wijze waarop de aanvaarding dient te geschieden?
Voor de wijze waarop de aanvaarding dient te geschieden, zijn het derde en vierde lid van artikel 6:253 van belang (het vierde lid laten we hier verder buiten beschouwing).
In het derde lid van artikel 6:253 wordt (onder andere) bepaald dat aanvaarding geschiedt door een verklaring gericht tot een van de beide andere betrokkenen. Gezien het feit dat in dit lid geen vormvereiste wordt gesteld aan de verklaring, kan deze verklaring op grond van artikel 3:37, eerste lid in iedere vorm geschieden (zie nogmaals par. 4 van leereenheid 14.I). De verklaring inhoudende de aanvaarding, kan verder zowel gericht zijn tot de stipulator als tot de promissor.
wat is de positie van de derde nadat hij het ten behoeve van hem gemaakte beding heeft aanvaard?
artikel 6:254
Op grond van artikel 6:254, eerste lid geldt de derde nadat hij het beding heeft aanvaard, als partij bij de overeenkomst.
Herroepen derdenbeding?
artikel 6:253, tweede lid
de stipulator kan het derdenbeding herroepen, zolang het niet door de derde is aanvaard. Heeft de derde het derdenbeding aanvaard, dan kan de stipulator dit derdenbeding niet meer herroepen.
Omschrijf Kwalitatieve rechten?
artikel 6:251, eerste lid
Degene die een goed onder bijzondere titel verkrijgt, verkrijgt ook bepaalde rechten die de vervreemder had, als:
1. het een recht is dat voortvloeit uit een overeenkomst.
2. het een recht is dat voor overgang vatbaar is.
3. het een recht is dat zodanig met een goed is verbonden dat men slechts
belang heeft bij dat recht, zolang men het goed behoudt.
Wij spreken dan van een kwalitatief recht: het recht zit als het ware vast aan degene die recht op dat goed heeft; het zit vast aan de kwaliteit van rechthebbende op het goed.
De verkrijger van een goed waaraan een recht als hier omschreven is verbonden, verkrijgt dat recht van rechtswege.
Voorbeeld:
Quintus is eigenaar van drie grote containers die hij verhuurt. Quintus is met het chemisch-reinigingsbedrijf Reintjes overeengekomen dat het bedrijf zijn drie containers halaarlijks chemisch reinigt tegen een prijs van € 100 per stuk.
Quintus verkoopt en levert de drie containers aan Sim. Het recht dat Quintus op Reintjes heeft, inhoudende het door Reintjes halaarlijks chemisch reinigen van de drie containers tegen een prijs van € 100 per container, vloeit voort uit een overeenkomst en is voor overgang vatbaar en is zodanig met het onder zich hebben van de containers verbonden, dat dit recht van rechtswege van Quintus overgaat op Sim.
Tegenprestatie van kwalitatief recht?
tweede lid van artikel 6:251
De laatste zin van genoemd tweede lid begint met de bepaling dat de vervreemder naast de verkrijger aansprakelijk blijft voor de tegenprestatie die verricht moet worden na de overgang jegens de wederpartij. Indien echter, als de tegenprestatie uitblijft nadat het goed is overgegaan, de wederpartij het recht heeft de overeenkomst te ontbinden of te beëindigen, dan is de vervreemder niet aansprakelijk voor de tegenprestatie die verricht moet worden na de overgang van het goed.
Het niet aanvaarden van een kwalitatief recht?
De verkrijger onder bijzondere titel van een goed kan, indien aan dit goed een recht is verbonden dat voldoet aan de eisen van artikel 6:251, een verklaring tot de wederpartij richten dat hij de overgang van dit recht niet aanvaardt (art. 6:251, derde lid).
Bij de leveringshandeling van het goed kunnen vervreemder en verkrijger ook afspreken dat een met het goed verbonden recht niet op de verkrijger overgaat (art. 6:251, vierde lid).
Kwalitatieve rechten samenvatting
INVOEGEN SCHEMA
Wat bij een tegenprestatie bij kwalitatief recht?
als er sprake is van een kwalitatief recht waar een tegenprestatie tegenover staat, die tegenprestatie ook van rechtswege mee overgaat.
Zijn er verplichtingen die niet samenhangen met kwalitatieve rechten maar wel overgaan?
Er zijn echter ook verplichtingen die niet samenhangen met kwalitatieve rechten, maar die op zich kwalitatief zijn en overgaan op rechtsopvolgers onder bijzondere titel.
Artikel 6:252, eerste lid bepaalt: ‘Bij een overeenkomst kan worden bedongen dat de verplichting van een der partijen om iets te dulden of niet te doen ten aanzien van een haar toebehorend registergoed, zal overgaan op degenen die het goed onder bijzondere titel zullen verkrijgen, en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen.’
De vereisten voor de overgang van een verplichting en dus de vereisten voor een kwalitatieve verplichting kunnen we uit art 6:252 halen.
Welke zijn dat?
Vereiste 1 Er moet een overeenkomst zijn.
Vereiste 2 Er moet een registergoed zijn.
Vereiste 3 Er moet sprake zijn van een dulden of niet-doen met betrekking totdat registergoed
Vereiste 4 De eigenaar van het registergoed op wie de verplichting rust en degene die de verplichting bedongen heeft, moeten overeenkomen dat ook rechtsopvolgers onder bijzondere titel (van de eigenaar van het registergoed) gebonden zijn aan die verplichting