L14 II : Gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid II Flashcards
Wat is en wilsgebrek?
gevallen waarin de wil en de verklaring van de handelende wel overeenstemmen, maar die wil op een gebrekkige wijze tot stand is gekomen.
Noem 2 voorbeelden van wilsgebreken?
• Booy, koopman in kranen en draglines, biedt een 20-tons mobiele kraan te koop aan. Wisman komt de kraan bezichtigen en deelt mede een kraan nodig te hebben voor het lossen van schepen op verschillende plaatsen en dus een zelfrijdende kraan nodig heeft waarvoor een kentekenbewijs zal worden afgegeven. Verkoper Booy antwoordt dat voor de betreffende kraan zeker een kentekenbewijs zal worden afgegeven, omdat voor dergelijke kranen al eerder kentekenbewijzen zijn verstrekt. Hij noemt daarbij enkele namen van afnemers die voor zulke kranen een kentekenbewijs zouden hebben verkregen. Wisman koopt de kraan, doch een kentekenbewijs wordt hem geweigerd, onder meer omdat de kraan te breed en te zwaar is.
Wisman beroept zich op dwaling. Weliswaar stemde zijn verklaring overeen met zijn wil (hij had de wil om de kraan te kopen en uitte die wil ook), echter zijn wil is op onzuivere wijze gevormd. Hij kocht de kraan omdat hij meende dat er een kentekenbewijs voor zou worden afgegeven en hij er dan mee kon rijden.
• Fong Li heeft een Chinees-Indisch restaurant in Amsterdam. Op een dag wordt hij bezocht door een groepje krachtpatsers waarvan Romeo de aanvoerder is. Romeo stelt Fong Li voor met hem een overeenkomst te sluiten, inhoudende dat het restaurant van Fong Li door de krachtpatsers zal worden bewaakt tegen een ‘redelijke vergoeding’ per maand. Deze vergoeding is echter absurd hoog. Romeo voegt eraan toe dat hij, als Fong Li niet op het voorstel ingaat, het restaurant van Fong Li zal verbouwen met behulp van zijn krachtpatsers. Fong Li, die vreselijk is geschrokken van het dreigement (hij kent deze Romeo wel en weet dat deze alles uitvoert wat hij zegt), gaat op het voorstel in.
De wilsverklaring van Fong Li is onder bedreiging tot stand gekomen. Fong Li wil de betreffende overeenkomst wel aangaan en verklaart ook dienovereenkomstig, maar zijn wil is gevormd op gebrekkige wijze, namelijk onder bedreiging.
Noem de 4 vormen van wilsgebreken?
- Het wilsgebrek dwaling is opgenomen in artikel 6:228.
- De wilsgebreken bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden zijn opgenomen in artikel 3:44.
Waarom staat het wilsgebrek dwaling in Boek 6?
Door deze plaatsing is het toepassingsgebied van de dwaling in beginsel beperkt tot (obligatoire = verbintenisscheppende) overeenkomsten. Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling
Waarom staan de overige wilsgebreken in Boek 3?
Het toepassingsgebied van de overige wilsgebreken is veel ruimer. Het artikel dat deze overige wilsgebreken behandelt is namelijk geplaatst in Boek 3 en geldt derhalve voor alle soorten vermogensrechtelijke rechtshandelingen.
Hoe is het toepassingsgebied van dwaling verder uitgebreid?
het toepassingsgebied van het dwalingsleerstuk namelijk is uitgebreid door de schakelbepaling artikel 6:216 op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen. Wij noemen hier alleen als voorbeeld de goederenrechtelijke overeenkomst.
Waarom dwaling bij het onderdeel totstandkomen van overeenkomsten?
Het aanbod is een wilsverklaring en de aanvaarding van het aanbod eveneens. De dwaling in artikel 6:228 regelt voor de overeenkomst het geval dat de wilsverklaring van een der partijen (aanbieder of aanvaarder) op een onzuivere wijze tot stand is gekomen, en ziet dus als zodanig op de totstandkoming van een overeenkomst.
Vereisten gesteld aan een beroep op dwaling?
De wet stelt aan een geslaagd beroep op dwaling drie vereisten:
- Er moet sprake zijn van dwaling.
- Er moet causaal verband bestaan tussen de dwaling en het tot standkomen
van de overeenkomst. - Er moet sprake zijn van een der drie in de wet genoemde dwalingsgevallen.
Omschrijf ad 1: Er moet sprake zijn van dwaling.?
Dit vereiste wil zeggen dat een juiste voorstelling van zaken moet hebben ontbroken.
Omschrijf ad 2: Er moet causaal verband bestaan tussen de dwaling en het tot stand komen van de overeenkomst?
De partij die zich op dwaling beroept, zal aannemelijk moeten maken dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet, dan wel niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten.
Met andere woorden:
Asser-Hartkamp II, nr. 179 stelt: ‘Telkens zal men, wanneer de koper zich op dwaling beroept, moeten onderzoeken om welke van de vele eigenschappen die een zaak
kan hebben, het hem te doen was. Slechts indien een eigenschap ontbreekt die voor hem in die zin essentieel was, dat hij, zo hij het ontbreken had gekend, de overeenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, is een beroep op dwaling gegrond, uiteraard indien ook aan de andere voorwaarden is voldaan.’
Omschrijf Een der drie in de wet genoemde dwalingsgevallen?
Dus naast de twee hiervoor genoemde vereisten zal degene die zich op dwaling beroept, ten minste één van de in het eerste lid van artikel 6:228, onder a, b en c genoemde gevallen moeten aantonen.
Wat zijn de 3 in de wet genoemde dwalingsgevallen (art 6:228 onder a,b & c?
- Inlichting van de wederpartij
- Spreekplicht voor de wederpartij
- Wederzijdse dwaling
Omschrijf Inlichting van de wederpartij?
De dwaling dient te wijten te zijn aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten.
was het voor de wederpartij niet kenbaar dat de omstandigheid waarop de inlichting betrekking had, voor de dwalende essentieel was bij zijn besluit om de overeenkomst aan te gaan, dan slaagt een beroep op dwaling niet.
Overigens is het ook mogelijk dat de eigenschappen die voor de dwalende van essentieel belang zijn om de overeenkomst te sluiten, ook kenbaar zijn aan de wederpartij, zonder dat de dwalende hieromtrent enige uitdrukkelijke mededeling heeft gedaan, maar de wederpartij dit uit de omstandigheden of bepaalde opmerkingen had moeten a”eiden.
Omschrijf Spreekplicht voor de wederpartij?
De wederpartij had, in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende behoren in te lichten
Ook wel genoemd: De wederpartij schendt zijn spreekplicht.
Voorbeeld:
• Barten, directeur van een houtverwerkend industriebedrijf koopt een stuk grond van Jelgersma, met de bedoeling de daarop staande bomen te kappen en tot timmerhout te verwerken. Barten heeft zich, vóór het sluiten van de koopovereenkomst, aan Jelgersma voorgesteld als directeur van een houtverwerkend industriebedrijf. Jelgersma weet dat er voor het stuk bosgrond een kapverbod bestaat maar hij heeft dit niet mededegedeeld aan Barten. Pas na het sluiten van de koopovereenkomst blijkt aan Barten dat voor dit stuk grond een kapverbod van kracht is.
In dit voorbeeld kunnen we zeggen dat de verkoper, Jelgersma, wist dat Barten directeur van een houtverwerkend industriebedrijf is en daaruit had kunnen a”eiden dat het de potentiële koper, Barten, om de mogelijkheid zou gaan de bomen op het betreffende stuk bosgrond te kappen. In ieder geval had Jelgersma uit deze feiten behoren af te leiden dat de koper dwaalde. Jelgersma had nader moeten informeren naar de bedoelingen van Barten en, deze eenmaal kennende, Barten uit de droom moeten helpen door hem van het kapverbod op de hoogte te stellen. De wederpartij had dus in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende behoren in te lichten.
Omschrijf arrest van der Beek - van Dartel?
De Hoge Raad zei hierover het volgende: ‘dat wanneer een partij vóór de totstandkoming van een overeenkomst aan de wederpartij bepaalde inlichtingen had behoren te geven teneinde te voorkomen dat de wederpartij zich omtrent het betreffende punt een onjuiste voorstelling zou maken, de goede trouw’ (lees: redelijkheid en billijkheid) ‘er zich in het algemeen tegen zal verzetten, dat eerstbedoelde partij ter afwering van een beroep op dwaling aanvoert dat de wederpartij het ontstaan van de dwaling aan zichzelf heeft te wijten.’
Wat is Wederzijdse dwaling?
De wederpartij is bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
Wederzijdse dwaling :
Beide partijen zijn van dezelfde onjuiste voorstelling uitgegaan.
Verklaar?
Voor een beroep op dit dwalingsgeval is in de eerste plaats vereist dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan. Die onjuiste veronderstelling moet ook voor de wederpartij van

de dwalende bij het sluiten van de overeenkomst relevant zijn geweest. Beweegredenen van de dwalende, waar de wederpartij niets mee te maken had, vallen buiten deze bepaling.
Wat is de kenbaarheidseis bij wederzijdse dwaling?
Indien een der partijen zich op dwaling beroept, faalt dit beroep als de wederpartij aantoont dat zij, indien zij de juiste stand van zaken had gekend, niet had behoeven te begrijpen dat haar wederpartij (degene die zich op dwaling beroept) bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet zou hebben gesloten.
Deze eis heet de kenbaarheidseis
Welk artikel behandelt uitzonderingsgevallen bij dwaling zelfs als aan alle voorwaarden is voldaan?
Welke omstandigheden zijn dat?
artikel 6:228, tweede lid
a. De dwaling betreft een uitsluitend toekomstige omstandigheid.
b. De dwaling behoort voor rekening van de dwalende te blijven.
Beschrijf De dwaling betreft een uitsluitend toekomstige omstandigheid?
Een beroep op dwaling zal niet slagen, indien deze dwaling uitsluitend is gelegen in verwachtingen omtrent de zaak in de toekomst.
HR 10 juni 1932, NJ 1933, 5 (Marktcafé).
Omschrijf arrest Marktcafe?
Casus
Driessen huurt van Bredero’s bouwbedrijf een huis, in het huurcontract omschreven als ‘gelegen Croeselaan, hoek weg naar de Groenmarkt te Utrecht, om te worden gebruikt als café’. Het huis ligt in een toen vrijwel onbewoonde buurt, maar er is een besluit van de gemeenteraad van Utrecht, dat vlak bij de Croeselaan een groentemarkt zal worden gesitueerd, hetgeen meebrengt dat het grote verkeer langs het café zal worden geleid. Na de ondertekening van het huurcontract wordt dit raadsbesluit echter gewijzigd en wordt de markt geprojecteerd op een andere plaats zodat de marktbezoekers het café niet zullen passeren. Driessen, voor wie het pand nu
vrijwel waardeloos is geworden, betaalt de huur niet en vordert in rechte daartoe aangesproken, in reconventie nietigverklaring van de huur wegens dwaling. Rechtbank en Hof overwegen dat er sprake is van dwaling. De Hoge Raad denkt hier echter anders over. Hij overweegt: ‘dat, waar de dwaling (…) oplevert een gebrek in de toestemming van hem, die zich bij het aangaan van een overeenkomst verbonden heeft, zij uiteraard moet betreffen eigenschappen der zaak, die het onderwerp der overeenkomst uitmaakt, aanwezig ten tijde, dat die toestemming werd gegeven, niet verwachtingen omtrent eigenschappen, die de bedoelde zaak in de toekomst zal hebben en waarvoor iedere partij zelve het risico heeft te dragen; dat nu de door het Hof ten deze aangenomen dwaling in wezen hierop neerkomt, dat Driessen verwacht heeft dat het raadsbesluit, geldende tijdens het aangaan der huurovereenkomst, onveranderd zou blijven en dat hij zich in die verwachting heeft bedrogen;’
We moeten deze dwaling in een uitsluitende toekomstverwachting goed onderscheiden van de dwaling omtrent eigenschappen van de zaak die ten tijde van het sluiten der overeenkomst verondersteld werden aanwezig te zijn.
Welk arrest beschreef de laatste situatie?
Dit laatste was namelijk het geval in de casus van Booy-Wisman. Daar had koper Wisman de verwachting dat voor de kraan die hij van Booy kocht een kentekenbewijs zou worden afgegeven. Deze verwachting van Wisman was gebaseerd op zijn onjuiste veronderstelling ten tijde van het kopen van de kraan, inhoudende dat deze kraan de eigenschappen bezat die vereist waren voor het verkrijgen van een kentekenbewijs. Dwaling omtrent een toekomstverwachting is een voorbeeld van een geval waarin dwaling voor rekening van de dwalende komt en is expliciet als zodanig in de wet vermeld.
Welke zijn de Overige gevallen waarin dwaling voor rekening van de dwalende blijft?
De dwaling dient in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende te blijven.
1 De aard van de overeenkomst
2 De in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval
Geef een voorbeeld waarbij dwaling omtrent de aard van de overeenkomst niet tot ontbinding leidt?
• Pelt heeft in zijn winkel nog enige overgebleven ski-jacks liggen. Pelt biedt deze ski- jacks voetstoots te koop aan iedere voorbijganger aan voor een koopprijs van € 35 per jack. Roos koopt een van de overgebleven jacks, een blauwe, en neemt deze mee naar huis. Thuis gekomen bemerkt zij dat sommige stukken van de jas een duidelijk kleurverschil vertonen met andere stukken van de jas, hetgeen een weinig fraai gezicht is. Roos die dwaalde omtrent de kwaliteit van de jas, kan geen geslaagd beroep op dwaling doen, daar de dwaling in het geval van een verkoop voetstoots voor eigen risico dient te blijven.
In een door de verkoper van een auto gebruikte gedrukte tekst van de koopovereenkomst, is opgenomen het standaardbeding, inhoudende dat de koper op eigen bate en schade koopt. Dit beding sluit in het algemeen een succesvol beroep van de koper op dwaling uit.
De verkoper van de auto heeft de kilometerstand stilzwijgend gegarandeerd. Achteraf blijkt echter dat de kilometerstand aanzienlijk hoger is. De koper van de auto beroept zich nu op dwaling.
Een beroep van de verkoper op het hiervoor vermelde standaardbeding wordt echter in deze situatie niet gehonoreerd, daar wordt aangenomen dat de verkoper de kilometerstand (een essentieel gegeven) stilzwijgend heeft gegarandeerd en het beroep op het beding in strijd zou zijn met de goede trouw (redelijkheid en billijkheid) nu er sprake is van een groot verschil tussen de kenbare en de werkelijke kilometerstand van de auto. (Deze casus is ontleend aan het arrest HR 25 juni 1993, NJ 1994, 291, Gerards-Vijverberg; geen verplicht arrest).
De in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval.
Wanneer komt dwaling in deze gevallen voor rekening van de dwalende en welke arresten zijn hierbij van belang?
In de eerste plaats bestaat er voor de dwalende, alvorens hij een overeenkomst sluit, een onderzoeksplicht. Iemand die een overeenkomst sluit, zal tot op zekere hoogte moeten voorkomen dat hij dwaalt bij het sluiten van de overeenkomst. (Booy-Wisman; Van Beek-van Dartel)
Voorbeeld:
ls we deze overwegingen voor wat betreft het arrest Van der Beek-Van Dartel vertalen naar het (nieuw) BW, dan zegt de Hoge Raad in feite het volgende: ́U, Van Dartel had een spreekplicht. U kunt zich niet, ter afwering van het beroep op dwaling door Van der Beek, beroepen op het eerste lid van artikel 6:228. U, Van Dartel kunt dus niet zeggen dat de dwaling voor risico van de dwalende blijft, omdat u deze de dwaling aan zich zelf te wijten heeft, door geen navraag te doen bij de gemeente, want u, Van Dartel hebt namelijk uw spreekplicht geschonden. ́
In de tweede plaats moet de dwaling voor rekening van de dwalende blijven als er sprake is van verkopersdwaling. (De Kantharos van Stevensweert)
Tot slot vermelden we hier nog dat de Parl. gesch. stelt dat aanprijzingen in algemene bewoordingen een beroep op dwaling niet toelaten
Omschrijf arrest De Kantharos van Stevensweert?
Casus
Het echtpaar Van der Linden-Schoonberg is eigenaar van een zilveren, zwaar beschadigde beker die in 1943 bij baggerwerken in de uiterwaarden langs de Maas is opgedolven ter hoogte van Stevensweert. Deze beker, de Kantharos, wordt door het echtpaar Van der Linden verkocht aan antiquair Brom voor een koopprijs van ƒ 125. Volgens de verkopers is het een beker die niet veel meer waard is dan de prijs van het in de beker verwerkte zilver. Na de verkoop blijkt dat de betreffende zilveren beker van Hellenistische origine is, van uitzonderlijke hoedanigheid en betekenis in archeologisch opzicht en van een zeer hoge, zo niet onschatbare waarde.
Het echtpaar Van der Linden-Schoonberg doet een beroep op dwaling. Ten tijde van de verkoop hadden ze een onjuiste voorstelling omtrent de waarde van de beker.
Het echtpaar heeft echter pech, want de Hoge Raad overweegt:
‘dat in dit geding aan de orde is de vraag of de verkoper, op den enkelen grond dat de zaak een eigenschap blijkt te bezitten waarvan hij ten tijde van de verkoop geen vermoeden kon hebben, “een beroep op dwaling kan doen” indien aannemelijk is dat hij bij bekendheid met den waren toestand de zaak niet, of niet op de zelfde voorwaarden, zou hebben verkocht;
dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord omdat naar redelijke, in het verkeer gangbare opvatting degene die een hem toebehorende zaak tegen een overeengekomen contraprestatie van de hand doet, daarmede de kans prijsgeeft dat
de zaak achteraf zal blijken hoedanigheden te bezitten waarvan hij ten tijde van de verkoop geen vermoeden kon hebben;
dat het bovenoverwogene niet uitsluit, dat in gevallen als het onderhavige “een beroep op dwaling” door nevenomstandigheden wordt gerechtvaardigd, waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan het geval dat de koper den verkoper omtrent de eigenschap der zaak had kunnen inlichten en daartoe, naar de eisen van de goede trouw, gehouden was, hoedanige nevenomstandigheden zich te dezen blijkens ‘s Hofs arrest niet voordoen.’
In sommige gevallen zal, hoewel sprake is van een bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling, de overeenkomst niet worden vernietigd.
Waar wordt dit behandeld?
artikel 6:230 BW.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:230, eerste lid, BW vervalt de bevoegdheid van de dwalende tot vernietiging op grond van artikel 6:228 BW, wanneer de wederpartij van de dwalende tijdig een wijziging van de gevolgen van de overeenkomst voorstelt. Dit voorstel dient zodanig te zijn ingekleed dat het nadeel dat de tot vernietiging bevoegde bij instandhouding van de overeenkomst lijdt, op afdoende wijze wordt opgeheven. Het rechtsgevolg van de regeling is dat de overeenkomst in stand blijft, terwijl de dwalende een zekere compensatie wordt geboden.
In het tweede lid van artikel 6:230 BW vinden wij een soortgelijke bepaling als in het eerste lid van dat artikel. Op grond van het bepaalde in het tweede lid kan de rechter op verlangen van een der partijen, in plaats van de vernietiging uit te spreken, de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het nadeel wijzigen. Uit het woord ‘kan’ kunnen we a”eiden dat het hier een zogenoemde discretionaire bevoegdheid van de rechter betreft
Bij het tweede lid moeten we bijvoorbeeld denken aan vermindering van de koopprijs tenbehoeve van de dwalende koper, of toekenning van een aanvullend bedrag ten behoeve van de dwalende verkoper.
Hoe wordt het begrip ‘ nadeel’ ihkv art 6:230 BW uitgelegd?
Hoe het begrip ‘nadeel’ in het kader van artikel 6:230 BW moet worden opgevat is onduidelijk. In de vakliteratuur bestaat over de uitleg van dit begrip verschil van mening. Sommige rechtsgeleerden nemen bijvoorbeeld het prijsverschil tot uitgangspunt, anderen gaan ervan uit dat in het geval van dwaling de dwalende moet worden gebracht in de toestand die hij in zijn dwaling had verwacht.
U dient echter te bedenken dat het leerstuk van de dwaling bij koopovereenkomsten sterk aan belang heeft ingeboet,
Waardoor?
het in artikel 7:17 BW opgenomen conformiteitsvereiste. Op grond van dit artikel is de verkoper verplicht een zaak af te leveren die in materieel opzicht aan de overeenkomst beantwoordt. De zaak dient die eigenschappen te bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Beantwoordt de geleverde zaak niet aan de overeenkomst, dan regelt artikel 7:21 BW welke vorderingen de koper in dezen ten dienste staan
Voorbeeld:
Schirmeister koopt van De Heus een 22 jaar oude Citroën DS Break, die er – voor zijn leeftijd – nog heel mooi uitziet. Schirmeister deelt verkoper De Heus mee dat hij met deze oldtimer aan het verkeer wil deelnemen.
Bij de keuring ten behoeve van een Nederlands kenteken is de auto goedgekeurd. Vijftien maanden later blijkt bij een apk-keuring, dat de kokerbalken op verschillende plaatsen zijn doorgeroest. Dit gebrek is echter gecamou”eerd doordat de gaten zijn opgevuld met polyester, terwijl de kokerbalken zijn overgespoten.
Geconstateerd moet worden dat hier sprake is van een zodanig gebrek, dat het deelnemen aan het verkeer met de oldtimer een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert.
De oldtimer beantwoordt daarmee niet aan de overeenkomst; immers, de koper mocht verwachten dat hij met de oldtimer veilig aan het verkeer zou kunnen deelnemen. Het was verkoper De Heus ook bekend dat Schirmeister met de oldtimer aan het verkeer wilde deelnemen.
Koper Schirmeister kan dan op grond van artikel 7:22, eerste lid, sub a de koopovereenkomst met verkoper De Heus ontbinden.
Wat zijn de 6 wettelijke vereisten voor bedreiging?
- Er moet allereerst sprake zijn van bedreiging.
- In de tweede plaats moet de bedreiging onrechtmatig zijn.
- De bedreiging met enig nadeel moet betreffen ‘deze of een derde’.
- In de vierde plaats moet er causaal verband bestaan tussen de bedreiging en het verrichten van de rechtshandeling.
- Als vijfde vereiste geldt dat de dreiging invloed moet hebben op een redelijk oordelend mens.
- Bij bedreiging geldt dat, als deze afkomstig is van iemand die geen partij is bij de rechtshandeling, jegens de wederpartij geen beroep op bedreiging kan worden gedaan als die wederpartij geen reden had om het bestaan van het wilsgebrek te veronderstellen