L14 II : Gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid II Flashcards

1
Q

Wat is en wilsgebrek?

A

gevallen waarin de wil en de verklaring van de handelende wel overeenstemmen, maar die wil op een gebrekkige wijze tot stand is gekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 2 voorbeelden van wilsgebreken?

A

• Booy, koopman in kranen en draglines, biedt een 20-tons mobiele kraan te koop aan. Wisman komt de kraan bezichtigen en deelt mede een kraan nodig te hebben voor het lossen van schepen op verschillende plaatsen en dus een zelfrijdende kraan nodig heeft waarvoor een kentekenbewijs zal worden afgegeven. Verkoper Booy antwoordt dat voor de betreffende kraan zeker een kentekenbewijs zal worden afgegeven, omdat voor dergelijke kranen al eerder kentekenbewijzen zijn verstrekt. Hij noemt daarbij enkele namen van afnemers die voor zulke kranen een kentekenbewijs zouden hebben verkregen. Wisman koopt de kraan, doch een kentekenbewijs wordt hem geweigerd, onder meer omdat de kraan te breed en te zwaar is.
Wisman beroept zich op dwaling. Weliswaar stemde zijn verklaring overeen met zijn wil (hij had de wil om de kraan te kopen en uitte die wil ook), echter zijn wil is op onzuivere wijze gevormd. Hij kocht de kraan omdat hij meende dat er een kentekenbewijs voor zou worden afgegeven en hij er dan mee kon rijden.

• Fong Li heeft een Chinees-Indisch restaurant in Amsterdam. Op een dag wordt hij bezocht door een groepje krachtpatsers waarvan Romeo de aanvoerder is. Romeo stelt Fong Li voor met hem een overeenkomst te sluiten, inhoudende dat het restaurant van Fong Li door de krachtpatsers zal worden bewaakt tegen een ‘redelijke vergoeding’ per maand. Deze vergoeding is echter absurd hoog. Romeo voegt eraan toe dat hij, als Fong Li niet op het voorstel ingaat, het restaurant van Fong Li zal verbouwen met behulp van zijn krachtpatsers. Fong Li, die vreselijk is geschrokken van het dreigement (hij kent deze Romeo wel en weet dat deze alles uitvoert wat hij zegt), gaat op het voorstel in.
De wilsverklaring van Fong Li is onder bedreiging tot stand gekomen. Fong Li wil de betreffende overeenkomst wel aangaan en verklaart ook dienovereenkomstig, maar zijn wil is gevormd op gebrekkige wijze, namelijk onder bedreiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 4 vormen van wilsgebreken?

A
  • Het wilsgebrek dwaling is opgenomen in artikel 6:228.
  • De wilsgebreken bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden zijn opgenomen in artikel 3:44.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom staat het wilsgebrek dwaling in Boek 6?

A

Door deze plaatsing is het toepassingsgebied van de dwaling in beginsel beperkt tot (obligatoire = verbintenisscheppende) overeenkomsten. Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom staan de overige wilsgebreken in Boek 3?

A

Het toepassingsgebied van de overige wilsgebreken is veel ruimer. Het artikel dat deze overige wilsgebreken behandelt is namelijk geplaatst in Boek 3 en geldt derhalve voor alle soorten vermogensrechtelijke rechtshandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is het toepassingsgebied van dwaling verder uitgebreid?

A

het toepassingsgebied van het dwalingsleerstuk namelijk is uitgebreid door de schakelbepaling artikel 6:216 op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen. Wij noemen hier alleen als voorbeeld de goederenrechtelijke overeenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom dwaling bij het onderdeel totstandkomen van overeenkomsten?

A

Het aanbod is een wilsverklaring en de aanvaarding van het aanbod eveneens. De dwaling in artikel 6:228 regelt voor de overeenkomst het geval dat de wilsverklaring van een der partijen (aanbieder of aanvaarder) op een onzuivere wijze tot stand is gekomen, en ziet dus als zodanig op de totstandkoming van een overeenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vereisten gesteld aan een beroep op dwaling?

A

De wet stelt aan een geslaagd beroep op dwaling drie vereisten:

  1. Er moet sprake zijn van dwaling.
  2. Er moet causaal verband bestaan tussen de dwaling en het tot standkomen
    van de overeenkomst.
  3. Er moet sprake zijn van een der drie in de wet genoemde dwalingsgevallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf ad 1: Er moet sprake zijn van dwaling.?

A

Dit vereiste wil zeggen dat een juiste voorstelling van zaken moet hebben ontbroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf ad 2: Er moet causaal verband bestaan tussen de dwaling en het tot stand komen van de overeenkomst?

A

De partij die zich op dwaling beroept, zal aannemelijk moeten maken dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet, dan wel niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten.

Met andere woorden:

Asser-Hartkamp II, nr. 179 stelt: ‘Telkens zal men, wanneer de koper zich op dwaling beroept, moeten onderzoeken om welke van de vele eigenschappen die een zaak
kan hebben, het hem te doen was. Slechts indien een eigenschap ontbreekt die voor hem in die zin essentieel was, dat hij, zo hij het ontbreken had gekend, de overeenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, is een beroep op dwaling gegrond, uiteraard indien ook aan de andere voorwaarden is voldaan.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf Een der drie in de wet genoemde dwalingsgevallen?

A

Dus naast de twee hiervoor genoemde vereisten zal degene die zich op dwaling beroept, ten minste één van de in het eerste lid van artikel 6:228, onder a, b en c genoemde gevallen moeten aantonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 3 in de wet genoemde dwalingsgevallen (art 6:228 onder a,b & c?

A
  • Inlichting van de wederpartij
  • Spreekplicht voor de wederpartij
  • Wederzijdse dwaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Omschrijf Inlichting van de wederpartij?

A

De dwaling dient te wijten te zijn aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten.

was het voor de wederpartij niet kenbaar dat de omstandigheid waarop de inlichting betrekking had, voor de dwalende essentieel was bij zijn besluit om de overeenkomst aan te gaan, dan slaagt een beroep op dwaling niet.

Overigens is het ook mogelijk dat de eigenschappen die voor de dwalende van essentieel belang zijn om de overeenkomst te sluiten, ook kenbaar zijn aan de wederpartij, zonder dat de dwalende hieromtrent enige uitdrukkelijke mededeling heeft gedaan, maar de wederpartij dit uit de omstandigheden of bepaalde opmerkingen had moeten a”eiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijf Spreekplicht voor de wederpartij?

A

De wederpartij had, in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende behoren in te lichten

Ook wel genoemd: De wederpartij schendt zijn spreekplicht.

Voorbeeld:

• Barten, directeur van een houtverwerkend industriebedrijf koopt een stuk grond van Jelgersma, met de bedoeling de daarop staande bomen te kappen en tot timmerhout te verwerken. Barten heeft zich, vóór het sluiten van de koopovereenkomst, aan Jelgersma voorgesteld als directeur van een houtverwerkend industriebedrijf. Jelgersma weet dat er voor het stuk bosgrond een kapverbod bestaat maar hij heeft dit niet mededegedeeld aan Barten. Pas na het sluiten van de koopovereenkomst blijkt aan Barten dat voor dit stuk grond een kapverbod van kracht is.
In dit voorbeeld kunnen we zeggen dat de verkoper, Jelgersma, wist dat Barten directeur van een houtverwerkend industriebedrijf is en daaruit had kunnen a”eiden dat het de potentiële koper, Barten, om de mogelijkheid zou gaan de bomen op het betreffende stuk bosgrond te kappen. In ieder geval had Jelgersma uit deze feiten behoren af te leiden dat de koper dwaalde. Jelgersma had nader moeten informeren naar de bedoelingen van Barten en, deze eenmaal kennende, Barten uit de droom moeten helpen door hem van het kapverbod op de hoogte te stellen. De wederpartij had dus in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende behoren in te lichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Omschrijf arrest van der Beek - van Dartel?

A

De Hoge Raad zei hierover het volgende: ‘dat wanneer een partij vóór de totstandkoming van een overeenkomst aan de wederpartij bepaalde inlichtingen had behoren te geven teneinde te voorkomen dat de wederpartij zich omtrent het betreffende punt een onjuiste voorstelling zou maken, de goede trouw’ (lees: redelijkheid en billijkheid) ‘er zich in het algemeen tegen zal verzetten, dat eerstbedoelde partij ter afwering van een beroep op dwaling aanvoert dat de wederpartij het ontstaan van de dwaling aan zichzelf heeft te wijten.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is Wederzijdse dwaling?

A

De wederpartij is bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wederzijdse dwaling :

Beide partijen zijn van dezelfde onjuiste voorstelling uitgegaan.

Verklaar?

A

Voor een beroep op dit dwalingsgeval is in de eerste plaats vereist dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan. Die onjuiste veronderstelling moet ook voor de wederpartij van

de dwalende bij het sluiten van de overeenkomst relevant zijn geweest. Beweegredenen van de dwalende, waar de wederpartij niets mee te maken had, vallen buiten deze bepaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de kenbaarheidseis bij wederzijdse dwaling?

A

Indien een der partijen zich op dwaling beroept, faalt dit beroep als de wederpartij aantoont dat zij, indien zij de juiste stand van zaken had gekend, niet had behoeven te begrijpen dat haar wederpartij (degene die zich op dwaling beroept) bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet zou hebben gesloten.
Deze eis heet de kenbaarheidseis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk artikel behandelt uitzonderingsgevallen bij dwaling zelfs als aan alle voorwaarden is voldaan?

Welke omstandigheden zijn dat?

A

artikel 6:228, tweede lid

a. De dwaling betreft een uitsluitend toekomstige omstandigheid.
b. De dwaling behoort voor rekening van de dwalende te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beschrijf De dwaling betreft een uitsluitend toekomstige omstandigheid?

A

Een beroep op dwaling zal niet slagen, indien deze dwaling uitsluitend is gelegen in verwachtingen omtrent de zaak in de toekomst.

HR 10 juni 1932, NJ 1933, 5 (Marktcafé).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Omschrijf arrest Marktcafe?

A

Casus
Driessen huurt van Bredero’s bouwbedrijf een huis, in het huurcontract omschreven als ‘gelegen Croeselaan, hoek weg naar de Groenmarkt te Utrecht, om te worden gebruikt als café’. Het huis ligt in een toen vrijwel onbewoonde buurt, maar er is een besluit van de gemeenteraad van Utrecht, dat vlak bij de Croeselaan een groentemarkt zal worden gesitueerd, hetgeen meebrengt dat het grote verkeer langs het café zal worden geleid. Na de ondertekening van het huurcontract wordt dit raadsbesluit echter gewijzigd en wordt de markt geprojecteerd op een andere plaats zodat de marktbezoekers het café niet zullen passeren. Driessen, voor wie het pand nu
vrijwel waardeloos is geworden, betaalt de huur niet en vordert in rechte daartoe aangesproken, in reconventie nietigverklaring van de huur wegens dwaling. Rechtbank en Hof overwegen dat er sprake is van dwaling. De Hoge Raad denkt hier echter anders over. Hij overweegt: ‘dat, waar de dwaling (…) oplevert een gebrek in de toestemming van hem, die zich bij het aangaan van een overeenkomst verbonden heeft, zij uiteraard moet betreffen eigenschappen der zaak, die het onderwerp der overeenkomst uitmaakt, aanwezig ten tijde, dat die toestemming werd gegeven, niet verwachtingen omtrent eigenschappen, die de bedoelde zaak in de toekomst zal hebben en waarvoor iedere partij zelve het risico heeft te dragen; dat nu de door het Hof ten deze aangenomen dwaling in wezen hierop neerkomt, dat Driessen verwacht heeft dat het raadsbesluit, geldende tijdens het aangaan der huurovereenkomst, onveranderd zou blijven en dat hij zich in die verwachting heeft bedrogen;’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

We moeten deze dwaling in een uitsluitende toekomstverwachting goed onderscheiden van de dwaling omtrent eigenschappen van de zaak die ten tijde van het sluiten der overeenkomst verondersteld werden aanwezig te zijn.

Welk arrest beschreef de laatste situatie?

A

Dit laatste was namelijk het geval in de casus van Booy-Wisman. Daar had koper Wisman de verwachting dat voor de kraan die hij van Booy kocht een kentekenbewijs zou worden afgegeven. Deze verwachting van Wisman was gebaseerd op zijn onjuiste veronderstelling ten tijde van het kopen van de kraan, inhoudende dat deze kraan de eigenschappen bezat die vereist waren voor het verkrijgen van een kentekenbewijs. Dwaling omtrent een toekomstverwachting is een voorbeeld van een geval waarin dwaling voor rekening van de dwalende komt en is expliciet als zodanig in de wet vermeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke zijn de Overige gevallen waarin dwaling voor rekening van de dwalende blijft?

A

De dwaling dient in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende te blijven.

1 De aard van de overeenkomst

2 De in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Geef een voorbeeld waarbij dwaling omtrent de aard van de overeenkomst niet tot ontbinding leidt?

A

• Pelt heeft in zijn winkel nog enige overgebleven ski-jacks liggen. Pelt biedt deze ski- jacks voetstoots te koop aan iedere voorbijganger aan voor een koopprijs van € 35 per jack. Roos koopt een van de overgebleven jacks, een blauwe, en neemt deze mee naar huis. Thuis gekomen bemerkt zij dat sommige stukken van de jas een duidelijk kleurverschil vertonen met andere stukken van de jas, hetgeen een weinig fraai gezicht is. Roos die dwaalde omtrent de kwaliteit van de jas, kan geen geslaagd beroep op dwaling doen, daar de dwaling in het geval van een verkoop voetstoots voor eigen risico dient te blijven.

In een door de verkoper van een auto gebruikte gedrukte tekst van de koopovereenkomst, is opgenomen het standaardbeding, inhoudende dat de koper op eigen bate en schade koopt. Dit beding sluit in het algemeen een succesvol beroep van de koper op dwaling uit.
De verkoper van de auto heeft de kilometerstand stilzwijgend gegarandeerd. Achteraf blijkt echter dat de kilometerstand aanzienlijk hoger is. De koper van de auto beroept zich nu op dwaling.
Een beroep van de verkoper op het hiervoor vermelde standaardbeding wordt echter in deze situatie niet gehonoreerd, daar wordt aangenomen dat de verkoper de kilometerstand (een essentieel gegeven) stilzwijgend heeft gegarandeerd en het beroep op het beding in strijd zou zijn met de goede trouw (redelijkheid en billijkheid) nu er sprake is van een groot verschil tussen de kenbare en de werkelijke kilometerstand van de auto. (Deze casus is ontleend aan het arrest HR 25 juni 1993, NJ 1994, 291, Gerards-Vijverberg; geen verplicht arrest).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval.

Wanneer komt dwaling in deze gevallen voor rekening van de dwalende en welke arresten zijn hierbij van belang?

A

In de eerste plaats bestaat er voor de dwalende, alvorens hij een overeenkomst sluit, een onderzoeksplicht. Iemand die een overeenkomst sluit, zal tot op zekere hoogte moeten voorkomen dat hij dwaalt bij het sluiten van de overeenkomst. (Booy-Wisman; Van Beek-van Dartel)

Voorbeeld:

ls we deze overwegingen voor wat betreft het arrest Van der Beek-Van Dartel vertalen naar het (nieuw) BW, dan zegt de Hoge Raad in feite het volgende: ́U, Van Dartel had een spreekplicht. U kunt zich niet, ter afwering van het beroep op dwaling door Van der Beek, beroepen op het eerste lid van artikel 6:228. U, Van Dartel kunt dus niet zeggen dat de dwaling voor risico van de dwalende blijft, omdat u deze de dwaling aan zich zelf te wijten heeft, door geen navraag te doen bij de gemeente, want u, Van Dartel hebt namelijk uw spreekplicht geschonden. ́

In de tweede plaats moet de dwaling voor rekening van de dwalende blijven als er sprake is van verkopersdwaling. (De Kantharos van Stevensweert)

Tot slot vermelden we hier nog dat de Parl. gesch. stelt dat aanprijzingen in algemene bewoordingen een beroep op dwaling niet toelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Omschrijf arrest De Kantharos van Stevensweert?

A

Casus
Het echtpaar Van der Linden-Schoonberg is eigenaar van een zilveren, zwaar beschadigde beker die in 1943 bij baggerwerken in de uiterwaarden langs de Maas is opgedolven ter hoogte van Stevensweert. Deze beker, de Kantharos, wordt door het echtpaar Van der Linden verkocht aan antiquair Brom voor een koopprijs van ƒ 125. Volgens de verkopers is het een beker die niet veel meer waard is dan de prijs van het in de beker verwerkte zilver. Na de verkoop blijkt dat de betreffende zilveren beker van Hellenistische origine is, van uitzonderlijke hoedanigheid en betekenis in archeologisch opzicht en van een zeer hoge, zo niet onschatbare waarde.
Het echtpaar Van der Linden-Schoonberg doet een beroep op dwaling. Ten tijde van de verkoop hadden ze een onjuiste voorstelling omtrent de waarde van de beker.
Het echtpaar heeft echter pech, want de Hoge Raad overweegt:
‘dat in dit geding aan de orde is de vraag of de verkoper, op den enkelen grond dat de zaak een eigenschap blijkt te bezitten waarvan hij ten tijde van de verkoop geen vermoeden kon hebben, “een beroep op dwaling kan doen” indien aannemelijk is dat hij bij bekendheid met den waren toestand de zaak niet, of niet op de zelfde voorwaarden, zou hebben verkocht;
dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord omdat naar redelijke, in het verkeer gangbare opvatting degene die een hem toebehorende zaak tegen een overeengekomen contraprestatie van de hand doet, daarmede de kans prijsgeeft dat
de zaak achteraf zal blijken hoedanigheden te bezitten waarvan hij ten tijde van de verkoop geen vermoeden kon hebben;
dat het bovenoverwogene niet uitsluit, dat in gevallen als het onderhavige “een beroep op dwaling” door nevenomstandigheden wordt gerechtvaardigd, waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan het geval dat de koper den verkoper omtrent de eigenschap der zaak had kunnen inlichten en daartoe, naar de eisen van de goede trouw, gehouden was, hoedanige nevenomstandigheden zich te dezen blijkens ‘s Hofs arrest niet voordoen.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

In sommige gevallen zal, hoewel sprake is van een bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling, de overeenkomst niet worden vernietigd.

Waar wordt dit behandeld?

A

artikel 6:230 BW.

Op grond van het bepaalde in artikel 6:230, eerste lid, BW vervalt de bevoegdheid van de dwalende tot vernietiging op grond van artikel 6:228 BW, wanneer de wederpartij van de dwalende tijdig een wijziging van de gevolgen van de overeenkomst voorstelt. Dit voorstel dient zodanig te zijn ingekleed dat het nadeel dat de tot vernietiging bevoegde bij instandhouding van de overeenkomst lijdt, op afdoende wijze wordt opgeheven. Het rechtsgevolg van de regeling is dat de overeenkomst in stand blijft, terwijl de dwalende een zekere compensatie wordt geboden.

In het tweede lid van artikel 6:230 BW vinden wij een soortgelijke bepaling als in het eerste lid van dat artikel. Op grond van het bepaalde in het tweede lid kan de rechter op verlangen van een der partijen, in plaats van de vernietiging uit te spreken, de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het nadeel wijzigen. Uit het woord ‘kan’ kunnen we a”eiden dat het hier een zogenoemde discretionaire bevoegdheid van de rechter betreft

Bij het tweede lid moeten we bijvoorbeeld denken aan vermindering van de koopprijs tenbehoeve van de dwalende koper, of toekenning van een aanvullend bedrag ten behoeve van de dwalende verkoper.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe wordt het begrip ‘ nadeel’ ihkv art 6:230 BW uitgelegd?

A

Hoe het begrip ‘nadeel’ in het kader van artikel 6:230 BW moet worden opgevat is onduidelijk. In de vakliteratuur bestaat over de uitleg van dit begrip verschil van mening. Sommige rechtsgeleerden nemen bijvoorbeeld het prijsverschil tot uitgangspunt, anderen gaan ervan uit dat in het geval van dwaling de dwalende moet worden gebracht in de toestand die hij in zijn dwaling had verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

U dient echter te bedenken dat het leerstuk van de dwaling bij koopovereenkomsten sterk aan belang heeft ingeboet,

Waardoor?

A

het in artikel 7:17 BW opgenomen conformiteitsvereiste. Op grond van dit artikel is de verkoper verplicht een zaak af te leveren die in materieel opzicht aan de overeenkomst beantwoordt. De zaak dient die eigenschappen te bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Beantwoordt de geleverde zaak niet aan de overeenkomst, dan regelt artikel 7:21 BW welke vorderingen de koper in dezen ten dienste staan

Voorbeeld:

Schirmeister koopt van De Heus een 22 jaar oude Citroën DS Break, die er – voor zijn leeftijd – nog heel mooi uitziet. Schirmeister deelt verkoper De Heus mee dat hij met deze oldtimer aan het verkeer wil deelnemen.
Bij de keuring ten behoeve van een Nederlands kenteken is de auto goedgekeurd. Vijftien maanden later blijkt bij een apk-keuring, dat de kokerbalken op verschillende plaatsen zijn doorgeroest. Dit gebrek is echter gecamou”eerd doordat de gaten zijn opgevuld met polyester, terwijl de kokerbalken zijn overgespoten.
Geconstateerd moet worden dat hier sprake is van een zodanig gebrek, dat het deelnemen aan het verkeer met de oldtimer een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert.
De oldtimer beantwoordt daarmee niet aan de overeenkomst; immers, de koper mocht verwachten dat hij met de oldtimer veilig aan het verkeer zou kunnen deelnemen. Het was verkoper De Heus ook bekend dat Schirmeister met de oldtimer aan het verkeer wilde deelnemen.
Koper Schirmeister kan dan op grond van artikel 7:22, eerste lid, sub a de koopovereenkomst met verkoper De Heus ontbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de 6 wettelijke vereisten voor bedreiging?

A
  1. Er moet allereerst sprake zijn van bedreiging.
  2. In de tweede plaats moet de bedreiging onrechtmatig zijn.
  3. De bedreiging met enig nadeel moet betreffen ‘deze of een derde’.
  4. In de vierde plaats moet er causaal verband bestaan tussen de bedreiging en het verrichten van de rechtshandeling.
  5. Als vijfde vereiste geldt dat de dreiging invloed moet hebben op een redelijk oordelend mens.
  6. Bij bedreiging geldt dat, als deze afkomstig is van iemand die geen partij is bij de rechtshandeling, jegens de wederpartij geen beroep op bedreiging kan worden gedaan als die wederpartij geen reden had om het bestaan van het wilsgebrek te veronderstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Omschrijf Er moet allereerst sprake zijn van bedreiging?

A

Bedreiging is het in het vooruitzicht stellen van nadeel. Ieder nadeel komt in aanmerking, in persoon of in goed, van materiële of immateriële aard (denk bij dit laatste aan chantage).

32
Q

Omschrijf In de tweede plaats moet de bedreiging onrechtmatig zijn?

A

Sommige bedreigingen zijn naar hun aard onrechtmatig. Denk aan iemand die met een pistool op de borst wordt gedwongen tot het zetten van een handtekening onder een contract. Dit is natuurlijk een extreem geval. Hartkamp merkt terecht op dat de moderne maatschappij andere, geraffineerdere methoden ter beschikking heeft om iemand te dwingen tot het verrichten van een rechtshandeling (Asser- Hartkamp II, nr. 206). Denk aan chantage en bedreiging met broodroof. Er zijn daarentegen ook middelen om iemand te bedreigen, die op zich geen ongeoorloofd karakter hebben. We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan het bedreigen van iemand met het aanvragen van zijn faillissement, of met een werkstaking. Als deze middelen echter worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij zijn gegeven, dan kan dit wel onrechtmatig zijn.

33
Q

Omschrijf De bedreiging met enig nadeel moet betreffen ‘deze of een derde’?

A

Met de termen ‘deze of een derde’ heeft de wetgever willen aangeven dat het onverschillig is tot wie de dreiging is gericht.

34
Q

Omschrijf In de vierde plaats moet er causaal verband bestaan tussen de bedreiging en het verrichten van de rechtshandeling?

A

Het criterium is of zonder de bedreiging de rechtshandeling niet (althans niet met deze inhoud) zou zijn verricht.

35
Q

Omschrijf het vereiste geldt dat de dreiging invloed moet hebben op een redelijk oordelend mens?

A

Hier wordt door de wetgever een objectief criterium gesteld om te toetsen of de bedreiging reëel is. Zo zal een extreme vreesachtigheid niet tot vernietiging wegens dreiging leiden, als een normaal denkend mens niet van de bedreiging onder de indruk raakt. Dit vereiste is mede van belang voor die gevallen waarin de bedreiging derden betreft. Niet de bedreiging van iedere willekeurige derde zal een redelijk oordelend mens kunnen beïnvloeden.

36
Q

Wat is Bedrog?

A

Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op’ (art. 3:44, derde lid).

37
Q

Welke vereisten zijn er voor bedrog?

A
  1. Voor bedrog is in de eerste plaats nodig een kunstgreep.
  2. Verder is vereist dat er sprake is van opzet.
  3. Het derde vereiste is het vereiste van causaal verband tussen het bedrieglijke gedrag en het verrichten van de rechtshandeling.
38
Q

Noem 2 vormen van kunstgreep?

A
  • onjuiste mededeling
  • verzwijging
39
Q

Omschrijf Onjuiste mededeling?

A

De onjuiste mededeling is soms moeilijk te onderscheiden van datgene wat we overdrijving noemen. Is er sprake van overdrijving, dan is een vernietiging op grond van bedrog niet gerechtvaardigd.

Alleen dan wanneer de onwaarheid als maatschappelijk onbehoorlijk moet worden beschouwd en van zo ernstige aard is dat volgens de verkeersopvattingen een ander daarop mocht vertrouwen, kan worden gesproken van bedrog.

40
Q

Omschrijf de verzwijging van enig feit?

A

deze is slechts relevant voor zover de verzwijger ter zake een spreekplicht had (we zijn een spreekplicht al tegengekomen bij de dwaling). Voor het antwoord op de vraag of er in casu een spreekplicht bestaat, zijn ook weer de verkeersopvattingen beslissend.
Het begrip ‘kunstgrepen’ is echter ruimer. We kunnen hier verder denken aan het aannemen van een valse naam of hoedanigheid, het manipuleren met stukken.

41
Q

Omschrijf Opzet bij bedrog?

A

Degene die bedrog pleegt, moet zijn wederpartij willens en wetens misleiden. Men moet dus, met andere woorden, de bedoeling hebben om de wederpartij te bedriegen

42
Q

Omschrijf Causaal verband bij bedrog?

A

Door de wederpartij van de ‘bedrieger’ moet aannemelijk worden gemaakt dat hij zonder het bedrog de rechtshandeling niet of althans niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben verricht. We zeggen het nog eens anders: het bedrog moet de bedrogene hebben bewogen tot het aangaan van de rechtshandeling.

43
Q

Omschrijf Afkomstig van een ander dan de wederpartij bij bedrog?

A

‘Indien een verklaring is tot stand gekomen door (…) bedrog (…) van de zijde van iemand die geen partij bij de rechtshandeling is, kan op dit gebrek geen beroep worden gedaan jegens een wederpartij die geen reden had het bestaan ervan te veronderstellen.’

Voorbeeld:

Q wil ergens in de binnenstad van Alkmaar een snackbar beginnen. R, een concurrent van Q, die zelf ook een snackbar heeft en die niet wil dat Q zich in zijn buurt gaat vestigen, deelt Q mede of, liever gezegd, dringt er bij Q op aan dat hij in de Jacobstraat een winkelpand moet zien te kopen, daar deze de nieuwe toegangsweg naar de nabijgelegen grote machinefabriek zal worden, hetgeen nog niet algemeen bekend is. R heeft hiermee opzettelijk gelogen om zo te voorkomen dat Q bij hem in de buurt komt te zitten.
Toevalligerwijze biedt S zijn winkelpand in de Jacobstraat te koop aan (R wist dit) en Q koopt dit. Achteraf blijkt dat de Jacobstraat helemaal niet de nieuwe toegangsweg naar de machinefabriek wordt.
Ervan uitgaande dat S helemaal niets van het aandringen van R bij Q wist, moeten we stellen dat Q jegens S geen beroep op bedrog kan doen. De kunstgreep ging immers uit van een niet bij de koopovereenkomst betrokken derde, namelijk R en de wederpartij van de bedrogene, S, wist daar niets van.
Stel dat S wél wist dat R Q op deze wijze heeft bedrogen (S had er bijv. ook belang bij dat hij zijn winkelpand zo snel mogelijk kwijt was), dan kan koper Q wel jegens S een beroep op bedrog doen.

44
Q

Omschrijf Misbruik van omstandigheden?

A

artikel 3:44 BW lid 4

Dit artikel bepaalt: ‘Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.’

45
Q

Noem de 5 kenmerken van misbruik van omstandigheden?

A
  1. In de eerste plaats moet er sprake zijn van een bijzondere omstandigheid.
  2. Er moet verder sprake zijn van causaal verband tussen deze omstandigheden en het verrichten van de rechtshandeling.
  3. De wederpartij (van degene die zich in die bijzondere omstandigheden bevindt) moet weten of begrijpen dat de betrokkene door de bijzondere omstandigheden tot het verrichten van de rechtshandeling wordt bewogen.
  4. De wederpartij (van degene die zich in die bijzondere omstandigheden bevindt) moet de totstandkoming van de rechtshandeling hebben bevorderd.
  5. Als laatste eis noemen we misbruik. Hiermee duiden we op het feit dat de wetenschap van de wederpartij (van degene die zich in bijzondere omstandigheden bevindt) hem had behoren te weerhouden van het bevorderen van de rechtshandeling.
46
Q

Omschrijf Bijzondere omstandigheden?

A

De wet somt een aantal van die bijzondere omstandigheden op. Deze opsomming is niet limitatief. De verschillende omstandigheden hebben gemeen dat degene die erin verkeert, zich in een zwakke positie bevindt ten opzichte van zijn wederpartij

47
Q

Omschrijf Causaal verband?

A

Er moet verder sprake zijn van causaal verband tussen deze omstandigheden en het verrichten van de rechtshandeling. De wet drukt dit vereiste als volgt uit: ‘dat een ander door bijzondere omstandigheden, (…) bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling.’
Net als bij de overige wilsgebreken is het criterium óf de rechtshandeling ook was verricht óf op dezelfde voorwaarden was verricht, als die bijzondere omstandigheden zich niet hadden voorgedaan.

48
Q

Omschrijf Kenbaarheidsvereiste?

A

De wederpartij (van degene die zich in die bijzondere omstandigheden bevindt) moet weten of begrijpen dat de betrokkene door de bijzondere omstandigheden tot het verrichten van de rechtshandeling wordt bewogen. We spreken hier ook wel van het vereiste van kenbaarheid (we kunnen dit vereiste vergelijken met het kenbaarheidsvereiste dat we bij dwaling hebben gesteld; daar moest het voor de wederpartij duidelijk zijn dat die bepaalde omstandigheden voor de dwalende van essentieel belang waren om de overeenkomst aan te gaan, m.a.w.: de bepaalde inlichting, of een bepaalde eigenschap hebben de dwalende bewogen tot het aangaan van de overeenkomst).

49
Q

Omschrijf Bevordering door de wederpartij van de totstandkoming van de rechtshandeling?

A

De wederpartij (van degene die zich in die bijzondere omstandigheden bevindt) moet de totstandkoming van de rechtshandeling hebben bevorderd. Hiermee is niet gezegd dat het initiatief tot deze handeling is uitgegaan van de wederpartij. Deze wederpartij hoeft zich in deze ook niet actief op te stellen. Onder omstandigheden kan het in ontvangst nemen van een verklaring, aldus de Parl. gesch., voldoende zijn.

50
Q

Omschrijf Misbruik?

A

Hiermee duiden we op het feit dat de wetenschap van de wederpartij (van degene die zich in bijzondere omstandigheden bevindt) hem had behoren te weerhouden van het bevorderen van de rechtshandeling.

51
Q

Moet bij een beroep op misbruik altijd sprake zijn van een nadelige situatie voor het slachtoffer?

A

We moeten er hier nog op wijzen dat voor een geslaagd beroep op dit wilsgebrek niet expliciet vereist is dat de rechtshandeling voor het ‘slachtoffer’ nadelig is.

52
Q

Wat is Rechtsgevolg van een wilsgebrek?

A

artikel 6:228, eerste lid en artikel 3:44, eerste lid

Gevolg wilsgebrek: vernietigbare rechtshandeling
Op grond van de hier geciteerde bepalingen kunnen we dus zeggen dat bij elk van de vier wilsgebreken die we onder het BW kennen, sprake is van een vernietigbare rechtshandeling.

Anders gezegd: de rechtshandeling is geldig, maar kan door hem bij wie sprake is van een wilsgebrek, vernietigd worden of deze kan de rechtshandeling laten vernietigen.

53
Q

Een rechtshandeling mag niet in strijd zijn met de goede zeden, de openbare orde of de wet?

Welk artikel en wannneer?

A

Artikel 3:40 bepaalt dat een rechtshandeling niet in strijd mag zijn met de goede zeden, de openbare orde of de wet.

Een rechtshandeling kan in strijd zijn met de goede zeden, de openbare orde of de wet voor wat betreft:

  • de inhoud van de rechtshandeling
  • de strekking van de rechtshandeling
  • het verrichten van de rechtshandeling.
54
Q

Omschrijf Strijd met goede zeden of openbare orde?

A

De termen ‘strijd met de goede zeden’ en ‘strijd met de openbare orde’ kunnen we samenvatten als ‘strijd met de ongeschreven regels die in het maatschappelijk verkeer als behoorlijk worden ervaren’.

Bij openbare orde moeten we met name denken aan de maatschappelijke orde en rust

55
Q

Wat is De inhoud van een rechtshandeling?

A

De inhoud van een (eenzijdige) rechtshandeling wordt gevormd door hetgeen de
bij de rechtshandeling betrokken persoon heeft verklaard en uit diens verklaring mocht worden afgeleid.

56
Q

Wat is De strekking van een rechtshandeling?

A

1.
a. de te voorziene gevolgen van een rechtshandeling
b. welke gevolgen ook voor anderen (dan de handelende persoon) te
voorzien moeten zijn, en
2.
a. de motieven van de handelende persoon
b. welke motieven ook voor anderen (dan de handelende persoon) kenbaar
moeten zijn.

57
Q

Omschrijf de te voorziene gevolgen van een rechtshandeling?

A

Bij de voorziene gevolgen van een rechtshandeling moeten we met name denken aan bijkomende handelingen of voorbereidingshandelingen. Als voorbeeld van zo’n bijkomende handeling nemen we de casus van het arrest Burgman-Aviolanda, HR 11 mei 1951, NJ 1952,

Voorbeeld:

Burgman en de maatschappij voor vliegtuigbouw Aviolanda zijn overeengekomen dat Aviolanda voor Burgman zal produceren en aan Burgman zal leveren 250.000
kammen van duraluminium, voor een prijs van ƒ 0,60 per stuk. Op grond van artikel 2 van het Bedrijfsvergunningenbesluit van 1941 zou aan Aviolanda eerst een vergunning moeten worden verleend voor het veranderen van de bedrijfsinrichting, daar het produceren van de kammen niet behoort tot de normale bedrijfsuitoefening van Aviolanda. Het veranderen van de bedrijfsinrichting (waarvoor een vergunning nodig is) is hier aan te merken als een bijkomende handeling zonder welke Aviolanda de kammen niet kan produceren. We kunnen ook zeggen: het te voorziene gevolg van de tussen Burgman en Aviolanda gemaakte afspraak is dat Aviolanda de bedrijfsinrichting dient te veranderen (waar een vergunning voor nodig is).

58
Q

Omschrijf welke gevolgen ook voor anderen (dan de handelende persoon) te voorzien moeten zijn?

A

Het te voorziene gevolg van een rechtshandeling moet ook voor anderen dan de handelende persoon te voorzien zijn. Terugkerend naar onze casus betekent dit dat het te voorziene gevolg – dat Aviolanda de bedrijfsinrichting moet aanpassen en daar een vergunning voor nodig heeft – niet alleen voor Aviolanda kenbaar moet zijn maar ook voor Burgman.

59
Q

Omschrijf de motieven van de handelende persoon?

A

Voorbeeld:

Anton koopt bij Karel een vlijmscherp keukenmes voor de prijs van € 25. Anton koopt dit mes met de bedoeling om de nieuwe vriend van zijn ex-vrouw te vermoorden. In casu is het motief van Anton om het mes van Karel te kopen, het vermoorden van de vriend van zijn ex-vrouw.

60
Q

Omschrijf welke motieven ook voor anderen (dan de handelende persoon) kenbaar moeten zijn?

A

Voorbeeld:

Wil het motief van Anton om het mes te kopen tot de strekking van de koopovereenkomst behoren, dan dient ook Karel op de hoogte te zijn van het feit dat Anton het mes heeft gekocht met de bedoeling om de vriend van zijn ex-vrouw te vermoorden.

61
Q

Omschrijf Artikel 3:40, tweede en derde lid: het verrichten van de rechtshandeling is in strijd met een dwingende wetsbepaling?

A

et tweede en derde lid van artikel 3:40 alleen betrekking hebben op gevallen waarin het verrichten van een rechtshandeling in strijd is met een dwingende wetsbepaling. In het geval van een overeenkomst moet u voor ‘het verrichten van een rechtshandeling’ lezen: het sluiten van een overeenkomst

Voorbeeld:

Walter weet Cocky ertoe te bewegen tegen betaling de Perzische kat van de ex-vrouw van Walter te stelen, welke kat voor deze vrouw na de echtscheiding het dierbaarste bezit is. Het sluiten van deze overeenkomst valt te bestempelen als het uitlokken van een strafbaar feit (diefstal). Uitlokking is strafbaar gesteld in artikel 47 Sr. Het sluiten van deze overeenkomst is dus in strijd met een wet in formele zin.

62
Q

Sanctie indien verrichten van rechtshandeling in strijd is met een dwingende wet in formele zin?

A

De hoofdregel:

Is een rechtshandeling verricht in strijd met een dwingende wet in formele zin, dan is deze rechtshandeling/overeenkomst (in de regel) van rechtswege nietig

Uitzondering:

Het verrichten van
een rechtshandeling in strijd met een dwingende wetsbepaling in een wet in formele zin leidt tot vernietigbaarheid van de rechtshandeling, indien de wettelijke bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen die betrokken zijn bij de (meerzijdige) rechtshandeling.

Bij wijze van voorbeeld verwijzen we hier naar artikel 7:6, waarin wordt bepaald dat bij een ‘consumentenkoop’ geen bepalingen mogen worden opgenomen die afwijken van de in het genoemd artikel opgesomde afdelingen. Mocht dat in een concrete koopovereenkomst (tussen handelaar en consument) toch gebeuren, dan kan de koper – degene tot wiens bescherming de wettelijke bepalingen zijn gegeven – de koopovereenkomst (laten) vernietigen.

63
Q

Wat is de uitzondering op nietigheid en vernietigbaarheid?

A

We lezen in het laatste deel van het tweede lid: ‘een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit’. Uit deze laatste woorden moeten we concluderen dat de sancties nietigheid en vernietigbaarheid opzij worden gezet, indien dit uit de strekking van de wettelijke bepaling volgt.

Wordt op de sanctieregels nietigheid en vernietigbaarheid in artikel 3:40, tweede lid zelf al een nuancering aangegeven – in die zin dat deze regels opzij worden gezet indien dit uit de strekking van de wettelijke bepaling voortvloeit – artikel 3:40, derde lid zet het tweede lid helemaal buiten spel indien de overtreden wetsbepaling niet de strekking heeft de geldigheid van daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten.

Voorbeeld.
Jasper koopt na sluitingstijd een hoortoestel in de winkel van audicien Hellegers. Het sluiten van deze koop overeenkomst is in strijd met de Winkeltijdenwet. Het overtreden van deze wet is een economisch delict en strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. De winkeltijdenwet heeft echter niet de strekking de geldigheid van een overeenkomst die is gesloten in strijd met deze wet aan te tasten. De overeenkomst Jasper-Hellegers is dus geldig.

64
Q

Wat als de Inhoud van een rechtshandeling in strijd is met de wet?

A

Op grond van de Parlementaire Geschiedenis kunnen we dus concluderen dat een rechtshandeling waarvan de inhoud in strijd is met een wet in materiële zin wegens strijd met de openbare orde nietig is (op grond van art. 3:40, eerste lid).

65
Q

Wat als de Strekking van een rechtshandeling in strijd is met de wet?

A

In de Parlementaire Geschiedenis bij artikel 3:40 valt hierover te lezen dat de sanctie in dat geval nietigheid van de rechtshandeling is. Als de strekking van een rechtshandeling in strijd is met de wet, is die strekking immers (veelal) ook in strijd met de openbare orde.

Voorbeeld:

Aviolanda had zich jegens Burgman verplicht tot het produceren en leveren van kammen. Om deze kammen te kunnen produceren diende Aviolanda echter eerst zijn bedrijfsinrichting aan te passen. Op grond van het Bedrijfsvergunningenbesluit was voor deze verandering van de bedrijfsinrichting een vergunning vereist, die Aviolanda niet had (en waarvan zij wist dat zij deze ook niet zou krijgen). In tegenstelling tot hetgeen in het arrest het geval was, gaan we er nu even van uit dat zowel Burgman als Aviolanda op de hoogte waren van het feit dat Aviolanda geen vergunning zou krijgen voor het veranderen van de bedrijfsinrichting. Wat betekent dit voor de geldigheid van de overeenkomst?
De prestatie op zich, de inhoud van de rechtshandeling (het produceren van kammen) is hier niet in strijd met de wet. Daar echter in casu de prestatie, te verrichten door Aviolanda, niet kan worden verricht zonder dat sprake is van een bijkomende handeling die in strijd is met de wet – het veranderen van de bedrijfsinrichting door Aviolanda zonder vergunning is in strijd met het Bedrijfsvergunningenbesluit – en beide partijen dit ook wisten, is de strekking van de overeenkomst Burgman-Aviolanda in strijd met de wet.

66
Q

Wat als Verrichten van een rechtshandeling in strijd is met lagere regelgeving?

A

artikel 3:40, eerste lid

Indien het verrichten van een rechtshandeling in strijd is met lagere regelgeving, dan zal dat meestal zijn vanwege de inhoud van de rechtshandeling; en als de inhoud van de rechtshandeling in strijd is met lagere regelgeving, dan zal de inhoud (meestal) ook in strijd zijn met de openbare orde.

Voorbeeld:

Fabrikant A verkoopt 5000 nachtkijkers aan Syrië. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst is een ministeriële verordening van kracht die de export van militair materieel naar Syrië verbiedt. Het sluiten van de overeenkomst tussen fabrikant A en Syrië is daarmee in strijd met lagere regelgeving (de ministeriële verordening). Het verbod tot het sluiten van deze overeenkomst hangt nauw samen met de inhoud van de overeenkomst, het leveren van wapentuig aan Syrië. Daarmee is ook de inhoud van de overeenkomst in strijd met de ministeriele verordening, waardoor de inhoud

67
Q

Wat als Verrichten van een rechtshandeling in strijd met de goede zeden of openbare orde?

A

De rechtshandeling/overeenkomst is dan nietig op grond van artikel 3:40, eerste lid.

Indien immers het verrichten van een rechtshandeling in strijd is met de goede zeden of openbare orde, dan zal dat meestal zijn omdat de inhoud of strekking van die rechtshandeling in strijd is met de goede zeden of openbare orde.

Voorbeeld:

Nico en Marie zijn goede vrienden. Nico is rooms-katholiek en Marie is streng gereformeerd. Nico en Marie sluiten een overeenkomst, waarbij Nico zich jegens Marie verplicht tot de gereformeerde kerk toe te treden. De overeenkomst Nico-Marie is gesloten in strijd met de goede zeden. Nico mag best tot de gereformeerde kerk toetreden, maar enkel uit vrije wil en niet omdat hij hiertoe op grond van een contractuele verplichting wordt gedwongen. In casu kunnen we stellen dat ook de inhoud van de overeenkomst Nico-Marie in strijd is met de goede zeden, zodat deze overeenkomst nietig is.

68
Q

Albert heeft aan Bob een schilderij verkocht en wel als ‘zeventiende-eeuws, school Breughel’ voor de prijs van € 25.000. Zowel Albert als Bob gingen daarbij af op een deskundigenrapport van Prof. X, waaruit zowel de herkomst als zelfs een nog hogere waarde dan de koopprijs was af te leiden. Achteraf blijkt ten gevolge van een nader onderzoek, dat het schilderij een nog betrekkelijk recente imitatie is, die op geen stukken na de waarde heeft waarvan bij de koop is uitgegaan.
Kan Bob hier met succes een beroep op dwaling doen? Behandel hierbij de vereisten voor dwaling en motiveer uw antwoord.

A

r moet sprake zijn van dwaling. Dit is het geval: koper Bob gaat van de onjuiste veronderstelling uit dat het hier een authentieke zeventiende-eeuwse Breughel betreft.
Er moet causaal verband bestaan tussen de dwaling en het aangaan van de overeenkomst. Hier komt de vraag op of het feit dat het een authentieke Breughel is, voor Bob van zo essentieel belang is dat hij, als hij had geweten dat het hier een imitatie betreft, de koopovereenkomst niet, dan wel onder andere voorwaarden zou hebben gesloten. Is dit het geval, dan is aan het vereiste van causaal verband voldaan.
Verder betreft het hier een dwalingsgeval als genoemd onder sub c in het eerste lid van artikel 6:228. Beide partijen dwalen. Beide partijen gaan namelijk uit van de onjuiste veronderstelling dat het hier een echte Breughel betreft. Moest Albert nu begrijpen dat Bob, indien hij van een juiste voorstelling van zaken was uitgegaan, het schilderij niet zou hebben gekocht, dan heeft het beroep van Bob op dwaling kans van slagen.

69
Q

Harms heeft een prachtig stel rijpaarden. Hij heeft met Joosten een koopovereenkomst gesloten ten aanzien van een rijpaard van Joosten, dat hij wil gaan gebruiken voor de paardenrensport. De bedoeling om het paard hiervoor te gaan gebruiken heeft hij ook kenbaar gemaakt aan Joosten. Joosten heeft hem een bepaald dier aanbevolen dat als zeer goed wedstrijdpaard bekend staat. Het betreffende rijpaard wordt twee dagen na de koopovereenkomst afgeleverd bij Harms. Nog voordat met het paard aan een wedstrijd is deelgenomen, raakt het dier kreupel.
Kan Harms met succes een beroep op dwaling doen?

A

Eerst moet worden bezien of aan de vereisten gesteld aan dwaling is voldaan. Dwaling: hieraan is voldaan. Er is een onjuiste voorstelling van zaken: Harms meende het paard te gaan gebruiken als renpaard, hetgeen achteraf blijkt niet mogelijk te zijn.
Causaal verband: ook hieraan is voldaan. Als Harms geweten had dat het dier kreupel zou worden, dan zou hij het dier nooit gekocht hebben, althans niet onder deze voorwaarden.
Deze casus is te rangschikken onder dwalingsgeval a. Joosten heeft het paard als goed renpaard aangewezen (niet van belang is dat de inlichtingen door Joosten te goeder trouw zijn verschaft) en daarop heeft Harms het dier gekocht. Voor Joosten was in dit geval ook kenbaar dat de omstandigheid waarop de inlichting betrekking had, voor de dwalende van essentieel belang was.
Het beroep op dwaling zal hier echter moeten afstuiten op het feit dat de dwaling hier betrof een zuivere toekomstverwachting, namelijk de verwachting dat het aangewezen renpaard een goed renpaard zou blijven.

70
Q

Katrien is op zoek naar een tweedehands auto waarin zij zich makkelijk in het dorp waar zij woont, kan verplaatsen. Sjarel biedt zijn auto aan voor een koopprijs van
€ 3000. Katrien gaat de auto van Sjarel bekijken en vraagt Sjarel, die verder ook helemaal geen verstand van auto’s heeft, of het autootje de apk-keuring zal doorstaan. Sjarel geeft daarop een bevestigend antwoord, waarop Katrien het wagentje koopt. Als Katrien met de auto naar de garage gaat voor de apk-keuring, blijkt dat de auto wordt afgekeurd.
Kan Katrien met succes een beroep op dwaling doen?

A

Er is sprake van dwaling: Katrien denkt dat de auto door de apk-keuring komt en dat de wagen dus nog geschikt is voor het door haar bestemde gebruik.
Er is causaal verband: als Katrien zou hebben geweten dat de auto niet door de keuring zou komen, dan zou zij de auto niet hebben gekocht, althans niet onder deze voorwaarden.
We kunnen deze casus rangschikken onder dwalingsgeval a. Katrien ging in casu af op een mededeling van de wederpartij.
Vraag is nog of hier de dwaling niet voor rekening van de dwalende moet blijven. In casu valt dit te verdedigen. Uit de casus blijkt dat Sjarel en Katrien beide geen verstand van auto’s hebben. Voor Katrien had dat reden moeten zijn om alvorens de auto te kopen, deze bijvoorbeeld door een deskundige te laten onderzoeken of een ANWB-keuring te laten uitvoeren. Zij had dus, om te voorkomen dat zij in dwaling een overeenkomst zou sluiten, een onderzoek moeten instellen. Zij had een onderzoeksplicht. In dit geval kan men niet zeggen dat deze onderzoeksplicht is vervallen doordat Katrien afging op de mededeling van Sjarel. Zij mocht ons inziens niet op deze mededeling afgaan, nu zij wist dat ook Sjarel geen verstand van auto’s had. Het beroep van Katrien op dwaling zal dus naar onze mening niet slagen.

71
Q

Beoordeel de juistheid van de volgende bewering.
De wilsgebreken bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden zijn geregeld in Boek 3 BW. Hieruit valt af te leiden dat deze regeling in beginsel geldt voor alle vermogensrechtelijke rechtshandelingen.
a. Deze bewering is juist.
b. Deze bewering is onjuist.

A

Deze bewering is juist. In Boek 3 BW treft men de algemene regels aan die gelden voor het gehele vermogensrecht. Vandaar dat de regels die in beginsel gelden voor alle (vermogensrechtelijke) rechtshandelingen in titel 2 van dit Boek zijn opgenomen. Uit het feit dat de wilsgebreken bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden in deze titel zijn ondergebracht (art. 3:44 BW), valt inderdaad af te leiden dat deze regeling in beginsel geldt voor alle vermogensrechtelijke rechtshandelingen.

72
Q

Geef voor elk van de hierna volgende casus aan of sprake is van een bedreiging in de zin van artikel 3:44, tweede lid, BW.

a. Werknemer A heeft € 5000 verduisterd van zijn werkgever B. B belooft A om geen aangifte te doen bij de politie, mits A bereid is het verduisterde bedrag aan B terug te betalen in tien maandelijkse termijnen van € 500.
b. Vader A belooft zijn achttienjarige dochter B dat hij haar autorijlessen zal betalen. A verbindt aan deze toezegging de restrictie dat B het gehele bedrag onmiddellijk aan A zal moeten terugbetalen als zij op enig moment gaat roken.
c. Ondernemer A deelt fabrikant B mee dat hij zich genoodzaakt ziet om de !scale malversaties van B in de openbaarheid te brengen, tenzij B bereid is om met A een exclusief leverantiecontract aan te gaan.

A

ad a: Hier is geen sprake van bedreiging in de zin van artikel 3:44, tweede lid, BW. Ook zonder hierover een overeenkomst met A te sluiten heeft werkgever B jegens werknemer A recht op terugbetaling van het verduisterde bedrag. Er kan dus niet gezegd worden dat B met zijn dreigement (om aangifte bij de politie te doen) iets bedingt waar hij anders geen recht op zou hebben. De belofte van B om af te zien van aangifte bij de politie dient eerder gezien te worden als aansporing voor A om de zaak in der minne te schikken en de zaak buiten de straf- en civiele rechter om af te doen.

ad b: In deze casus is geen sprake van bedreiging in de zin van artikel 3:44, tweede lid, BW. Het ‘dreigement’ van vader A (terugbetaling van het geschonken bedrag zodra zij gaat roken) is er immers niet op gericht dochter B te bewegen tot het aangaan van een overeenkomst die zij anders niet zou aangaan. Kortom, er is hier geen sprake van enig causaal verband tussen het ‘dreigement’ en het aangaan van de overeenkomst. Het is immers onzinnig om te veronderstellen dat dochter B de schenking zonder het dreigement niet zou hebben geaccepteerd. Juridisch kan het dreigement beschouwd worden als een ontbindende voorwaarde in de schenkingsovereenkomst of als een clausule die een ongedaanmakingsverplichting voor B in het leven roept, zodra zij gaat roken.
ad c: De handelswijze van A valt te bestempelen als een bedreiging in de zin van artikel 3:44, tweede lid, BW. Nog afgezien van de vraag of A überhaupt rechtmatig handelt als hij ruchtbaarheid geeft aan de !scale malversaties van B (zie art. 261 Sr), is het evident dat het dreigen hiermee teneinde B te bewegen tot het aangaan van een exclusief leverantiecontract, valt te bestempelen als chantage. Hier is dus sprake van het op een onrechtmatige wijze in het vooruitzicht stellen van (materieel en immaterieel) nadeel.

73
Q

Anton, die een autogarage heeft, heeft in een week tijd 1000 autobanden nodig. Anton komt met Bas, importeur in Nederland van autobanden uit Duitsland, overeen dat laatstgenoemde hem deze autobanden ook binnen een week levert. Bas die de autobanden altijd betrekt van fabrikant Corens, bestelt de door Anton gewenste banden bij Corens met de mededeling dat ze binnen enkele dagen gereed moeten zijn. Corens sputtert tegen en zegt dat dat moeilijk zal gaan, omdat hij nog meer orders heeft lopen. Bas zegt aan Corens dat hij zich een volgende keer dan nog wel eens zal bedenken of hij nog autobanden bij hem zal bestellen. Corens wil Bas graag als afnemer van banden behouden, daar deze Bas vaak grote orders bij hem plaatst, hetgeen ten gevolge heeft dat Corens binnen enkele dagen 1000 autobanden voor Bas produceert.
Bas is daardoor in staat hetgeen hij met Anton is overeengekomen, ook daadwerkelijk na te komen en levert Anton binnen een week nadat ze dit zijn overeengekomen 1000 autobanden.
Bas deelt Anton daarbij mede dat hij, om te zorgen dat fabrikant Corens de autobanden op tijd gereed had, wel tegen Corens had moeten zeggen dat hij, indien Corens de autobanden niet op tijd kon produceren, zich een volgende keer nog wel eens goed zou bedenken of hij nog autobanden van Corens zou afnemen. Kunnen we in casu nu stellen dat de overeenkomst Anton-Bas naar strekking in strijd is met de goede zeden/openbare orde en daardoor van rechtswege nietig is?

A

Een overeenkomst is door strekking in strijd met de goede zeden/openbare orde, als de ook voor anderen kenbare gevolgen dan wel motieven van een overeenkomst in strijd zijn met de goede zeden/openbare orde. In casu moeten we dan de bijkomende handeling gaan bekijken, namelijk de handeling van Bas om Corens te ‘dreigen’ met het een volgende keer niet meer afnemen van autobanden als deze laatste niet binnen enkele dagen 1000 autobanden produceert. Is deze bijkomende handeling in strijd met de goede zeden? Het antwoord op deze vraag zou moeten luiden ‘nee’. Het is immers om het zo te zeggen ‘gebruikelijk’ dat men, als men iets van een fabrikant of een leverancier geleverd moet krijgen en deze begint moeilijk te doen over het feit dat hij binnen een bepaalde termijn moet leveren, opmerkingen maakt over ‘het een volgende keer niet meer bestellen’ of ‘wat is dit nu voor stijl, het is geen goede reclame voor u’ enzovoort. We kunnen kortom stellen dat in casu de bijkomende handeling niet in strijd is met de goede zeden en dus ook de overeenkomst Anton-Bas niet door strekking in strijd is met de goede zeden.

74
Q

Carin en Daan zijn de erfgenamen van Edwin. Edwin heeft bij testament bovendien zijn cassette met zilveren bestek gelegateerd aan Daan.
Edwin sterft en Carin en Daan krijgen ieder hun erfdeel. Daan krijgt tevens de cassette met zilveren bestek geleverd.
Carin had de bestekcassette met inhoud graag willen hebben. Carin komt daarom met Ferdy overeen dat laatstgenoemde bij Daan langs de deur zal gaan en zich zal voordoen als iemand die alle zilveren bestek, door dit met een speciaal spul te behandelen, weer als nieuw maakt en krasvrij.
Ferdy doet zoals met Carin overeengekomen en Daan, die inderdaad gelooft dat Ferdy zilveren bestek weer als nieuw maakt, geeft alle door Edwin gelegateerde bestek mee aan Ferdy.
Ferdy brengt het bestek niet meer terug naar Daan, maar geeft het af aan Carin. Is de overeenkomst Carin-Ferdy geldig?

A

De overeenkomst Carin-Ferdy verplicht tot een prestatie die in strijd is met de goede zeden, ofwel de overeenkomst Carin-Ferdy heeft een inhoud die in strijd is met de goede zeden. Immers, Ferdy heeft zich verplicht tot een prestatie,inhoudende het oplichten van Daan – het onder valse voorwendselen afhandig maken van de bestekcassette van Daan – hetgeen in strijd is met de goede zeden. De overeenkomst Carin-Ferdy is derhalve nietig op grond van artikel 3:40, eerste lid.

75
Q

Karel komt met Leo overeen dat laatstgenoemde in Karels tuin een groot plakkaat op een paal mag neerzetten waarop reclame wordt gemaakt voor een nieuwe !lm waarin Leo de hoofdrol speelt. In een verordening van de gemeente waar Karel woont, staat vermeld dat het verboden is in de tuin van een woonhuis een reclamebord te plaatsen.
Is de overeenkomst Karel-Leo geldig?

A

De overeenkomst Karel-Leo verplicht tot een prestatie die in strijd is met een lagere wet, namelijk met een gemeentelijke verordening. De prestatie van Karel, inhoudende (het laten) plaatsen van een reclamebord in zijn tuin zonder vergunning, heeft tot gevolg dat de inhoud van de rechtshandeling in strijd is met de wet en derhalve in strijd met de openbare orde. De overeenkomst Karel-Leo is derhalve nietig op grond van artikel 3:40, eerste lid.