L10: Beperkte goederenrechtelijke rechten Flashcards

1
Q

Waar staan de beperkte goederenrechtelijke rechten?

A

Boeken 3 en 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een beperkt recht?

A

art 3:8

een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Invoegen plaatje p192 (L10)

A



How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit de omschrijving van een beperkt recht halen we twee elementen.

Welke?

A
  1. Het is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht.
  2. Het meer omvattend recht is met dat beperkte recht bezwaard.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Omschrijf : ‘ Het is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht ‘.

A

Dit meeromvattend recht noemen we ook wel het moederrecht.

Het recht dat bij uitstek als moederrecht fungeert, is het eigendomsrecht; dit is het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Onder het huidig recht spreken we in het geval dat iemand het meest omvattende recht heeft op een (vermogens)recht niet meer over eigendom, maar gewoon van ‘gerechtigd zijn tot’ of ‘recht hebben op’.

Voorbeeld:

Jan heeft de eigendom van een stuk grond. Hij vestigt op dit stuk grond ten behoeve van Chris een recht van erfpacht (art. 5:85). Chris krijgt hierdoor de bevoegdheid de grond te houden en te gebruiken. Het eigendomsrecht van Jan is het moederrecht. Hieruit is afgeleid het recht van erfpacht van Chris. Deze laatste heeft nu ten aanzien van de grond bepaalde bevoegdheden die normaliter aan de eigenaar toe zouden komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geldt wat voor eigendom geldt ook beperkte rechten op een ander goed?

A

Wat hiervoor is gezegd ten aanzien van eigendom geldt mutatis mutandis natuurlijk ook voor die beperkte rechten die niet alleen op een zaak kunnen rusten, maar bijvoorbeeld ook op vermogensrechten (goederen).

Voorbeeld:

Jan heeft een vordering op Piet tot terugbetaling van een door Jan aan Piet geleend geldbedrag. Jan, die zelf krap bij kas zit, leent zelf van Chris een bepaald geldbedrag. Tot zekerheid voor de terugbetaling wordt ten behoeve van Chris, op de vordering die Jan op Piet uit de geldleenovereenkomst heeft, een pandrecht gevestigd . Het moederrecht is het recht van Jan op de vordering die hij op Piet heeft. Het beperkte recht is hier het pandrecht dat Chris op die zelfde vordering heeft. Ook dit pandrecht is een recht afgeleid uit het moederrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verklaar:

Het meer omvattend recht is met dat beperkt recht bezwaard?

A

Een eigenaar (in geval van een zaak) en een rechthebbende (in het geval van een recht) heeft een zo volledig mogelijke bevoegdheid ten aanzien van zijn goed. Deze bevoegdheid kan onder andere beperkt worden door rechten van anderen. En hierbij kunnen we dan onder andere denken aan de beperkte rechten die op een goed gevestigd zijn.

Een eigenaar, c.q. rechthebbende kan zich zelf in zijn eigen bevoegdheden beperken door ten behoeve van derden beperkte rechten op zijn goed te vestigen. Zo’n beperkt recht drukt dan op het recht van de eigenaar, c.q. rechthebbende; zijn eigen recht wordt als het ware belast met dat beperkte recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als je een beperkt zakelijk recht krijgt, krijg je dan ook een deel van de eigendom?

A

Dit betekent niet dat degene die bijvoorbeeld een beperkt (zakelijk) recht verkrijgt, hierdoor een deel van de eigendom zou verkrijgen. Nee, de beperkt zakelijk gerechtigde (en dit geldt mutatis mutandis ook voor de beperkt gerechtigde op een goed) krijgt een geheel zelfstandig recht, dat in beperkte(re) omvang soortgelijke bevoegdheden als de eigendom verschaft en een belasting vormt voor het eigendomsrecht dat blijft bestaan bij de eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

INVOEGEN PLAATJE P193

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de blote eigendom van de grond?

A

Bijvoorbeeld bij erfpacht:

Zij heeft tijdens de duur van het erfpachtrecht slechts de blote eigendom van de grond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kunnen beperkte rechten worden onderverdeeld?

A

De beperkte rechten kunnen worden onderverdeeld in gebruiksrechten en zekerheidsrechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verklaar gebruiksrechten?

A

Gebruiksrechten verschaffen de beperkt gerechtigde (soms in beperkte mate) het genot en gebruik van het goed waarop zij rusten. Hierin onderscheiden we genotsrechten op onroerende zaken: erfpacht, opstal, erfdienstbaarheden en genotsrechten op alle goederen, namelijk het vruchtgebruik en de rechten van gebruik en bewoning (beide laatstgenoemde rechten kunnen namelijk ook rusten op een erfpachtrecht of een opstalrecht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verklaar zekerheidsrechten?

A

Zekerheidsrechten
Zekerheidsrechten verschaffen de rechthebbende de bevoegdheid het goed waarop zij rusten, te gelde te maken, teneinde uit de opbrengst een geldvordering bij voorrang te verhalen. Voor zover het zekerheidsrecht op registergoederen rust, spreken we van een hypotheekrecht, voor zover het een zekerheidsrecht op een niet-registergoed betreft, spreken we van een pandrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het gesloten systeem van beperkte rechten?

A

artikel 3:81, eerste lid

personen zijn niet bevoegd naar eigen goeddunken
nieuwe soorten beperkte rechten in het leven te roepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar het de inhoud van die beperkte rechten betreft, bestaat dit gesloten systeem ook?

A

oor zover het de inhoud van die beperkte rechten betreft, bestaat dit gesloten systeem niet. Want binnen de grenzen van de de#nitie die de wet van een beperkt recht geeft, zijn partijen vrij om aan zo’n recht de gewenste inhoud te geven. Aan deze vrijheid van partijen wordt wel een aantal beperkingen gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de beperkingen aan de invulling van beperkte rechten?

A

De eerste beperking is dat men aan het beperkte recht geen invulling kan geven die in strijd is met regels van dwingend recht (zie bijv. art. 3:226, vierde lid en art. 5:98, tweede lid). Voor zover de wet regels van aanvullend recht geeft, kan door partijen wel een afwijkende regeling worden overeengekomen (zie bijv. art. 3:208, tweede lid en art. 5:87).

Een tweede beperking die aan de vrijheid van partijen is gesteld, houdt in dat er voldoende verband moet bestaan tussen de door partijen geregelde bevoegdheden en verplichtingen en het betreffende beperkte recht. Door partijen gemaakte afspraken die niet aan deze eis voldoen (onvoldoende verband), maken geen deel uit van het beperkte recht en werken daarmee niet tegenover derden, maar enkel tussen partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de wijzen van tot stand komen van beperkte rechten?

A
  • Vestiging
  • Verkrijgende verjaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de eisen aan het ontstaan van een beperkt recht door vestiging?

A

artikel 3:98

Dit artikel bepaalt dat (onder andere) voor de vestiging van een beperkt recht op een bepaald goed, de regels die voor overdracht van dat goed gelden, van overeenkomstige toepassing zijn, tenzij de wet anders bepaalt.

Op grond van dit artikel is dus bij de vestiging van een beperkt recht artikel 3:84 van overeenkomstige toepassing, zodat voor de vestiging van een beperkt recht een geldige titel, beschikkingsbevoegdheid van degene die het beperkt recht vestigt, en een geldige vestigingshandeling is vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voorwaarden vestigingshandelingen van een beperkt recht op een goed?

A

a. Er moet een goederenrechtelijke overeenkomst van vestiging bestaan
b. Er moet voldaan zijn aan een aantal vestigingsformaliteiten:

• bij beperkte rechten op registergoederen: notariële akte en inschrijving in
de openbare registers (art. 3:89)
• bij beperkte rechten op roerende zaken: verschaffing van de feitelijke
macht over de zaak (af te leiden uit de artt. 3:90 en 91)
• bij beperkte rechten op vorderingen op naam: akte en mededeling aan de
debiteur (art. 3:94)
• bij beperkte rechten op goederen waarvan men het bezit niet heeft: akte
(art. 3:95).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voorbeelden Vestiging beperkt recht?

A

• Kuppen is eigenaar van een huis. Kuppen en Brouns komen op 17 september 2011 overeen dat Brouns vanaf 1 januari 2012 het huis van Kuppen voor vijf jaar in vruchtgebruik zal krijgen.
Op 27 november 2011 wordt een notariële akte in deze opgemaakt.
Op 28 november 2011 wordt Kuppen failliet verklaard.
Op 29 november 2011 wordt de betreffende notariële akte ingeschreven in de openbare registers.
Brouns is vanaf 1 januari 2012 géén vruchtgebruiker van het huis van Kuppen, ten gevolge van de beschikkingsonbevoegdheid van Kuppen.

• Edward heeft een vordering op Frans uit een verbruikleenovereenkomst ten bedrage van € 6000. Edward wil op deze vordering op Frans een recht van vruchtgebruik vestigen ten behoeve van Gerard, hetgeen Gerard als voorwaarde heeft gesteld voor het verstrekken van een bedrag van € 4500 aan Edward, die in acute geldnood zit. Edward en Gerard maken een akte van verlening van vruchtgebruik op, die door beiden wordt ondertekend. Edward doet van deze akte mededeling aan debiteur Frans. Gerard heeft het vruchtgebruik verkregen van de vordering die Edward op Frans heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Verklaar verkrijgende verjaring?

A

Bezit te goeder trouw van een beperkt recht op een roerende zaak-niet registergoed leidt na drie jaren tot verkrijging van het beperkte recht; bezit te goeder trouw van een beperkt recht op andere goederen na tien jaren. Bezit niet te
goeder trouw leidt tot rechtsverkrijging op het moment waarop de rechtsvordering van de rechthebbende extinctief verjaart

Voorbeeld:

Joop en Harry zijn buren. Joop heeft ten behoeve van Harry een recht van erfdienstbaarheid gevestigd, inhoudende dat Harry het rij-, c.q. voetpad van Joop mag gebruiken om op een snellere manier bij de openbare weg te komen. Aan de vestiging van de erfdienstbaarheid ligt echter een nietige titel ten grondslag, zodat Harry geen geldig recht van erfdienstbaarheid heeft verkregen (art 3:98 jo 84). Desondanks kan Harry alsnog door verjaring een geldig recht van erfdienstbaarheid verkrijgen. Dit is mogelijk na tien jaren als hij aan de vereisten van artikel 3:99 heeft voldaan en na twintig jaren op grond van artikel 3:306 jo 3:105.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wijzen van tenietgaan van beperkte rechten?

A

Artikel 3:81, tweede lid

dit is geen limitatieve opsomming:

  • Tenietgaan van het hoofdrecht
  • Intreden van een termijn of voorwaarde
  • Afstand
  • Opzegging
  • Vermenging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verklaar tenietgaan van het hoofdrecht?

A

Een beperkt recht kan in de eerste plaats tenietgaan door het tenietgaan van het recht waaruit het beperkte recht is afgeleid (tweede lid, sub a).

Voorbeeld:
Maria is eigenaar van een huisje aan de zee, waarop ten behoeve van Mientje een recht van bewoning is gevestigd. Tijdens een zeer zware wervelstorm stort het huisje in en wordt overspoeld door het zeewater, zodat er van het huisje niets meer over is. Het eigendomsrecht van Maria is voor haar verloren gegaan als gevolg van het tenietgaan van de zaak. Het recht van bewoning van Mientje is daardoor ook tenietgegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verklaar intreden van een termijn of voorwaarde?

A

In de tweede plaats gaat een beperkt recht teniet door het intreden van een termijn of voorwaarde (tweede lid, sub b).
Is een beperkt recht gevestigd voor een bepaalde tijd of onder ontbindende voorwaarde, dan gaat dat recht teniet als de termijn is verstreken of als de voorwaarde in vervulling is gegaan.

Voorbeeld:
• Jan heeft een recht van erfpacht voor de duur van twintig jaren op de grond van Mannens. Na het verstrijken van de twintig jaren gaat het recht van erfpacht door het verstrijken van de termijn teniet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Verklaar afstand?

A

De beperkt gerechtigde kan afstand doen van het beperkte recht. Voor deze wijze van tenietgaan is ook weer van belang artikel 3:98. Afstand geschiedt overeenkomstig de regels voor overdracht van het bezwaarde goed.

Voorbeeld:
• Rietje is eigenaar van een camper waarop Simon een recht van gebruik heeft. Simon doet twee jaar na de vestiging van het recht van gebruik afstand van zijn recht; hij geeft de camper feitelijk weer af aan Rietje. Het recht van gebruik op de camper is daarmee tenietgegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Verklaar opzegging?

A

Een beperkt recht kan worden opgezegd, zij het dat hieraan de beperking is gesteld dat opzegging alleen mogelijk is, indien de bevoegdheid daartoe bij de wet of bij de vestiging van het beperkte recht aan de hoofdgerechtigde, of aan de beperkt gerechtigde of aan beiden is toegekend (tweede lid, sub d). De opzegging is een eenzijdige rechtshandeling en vormvrij (art. 3:37, eerste lid).

Voorbeeld:
Tonie is eigenaar van een stuk grond, waarop ten behoeve van Vegter een recht van erfpacht is gevestigd. In de akte van vestiging van het beperkt recht is niets geregeld omtrent de bevoegdheid van de erfpachter om het beperkt recht op te zeggen. Deze bevoegdheid heeft hij wel conform artikel 5:87, eerste lid. Twee jaren na vestiging zegt Vegter zijn erfpachtrecht op, zodat dit beperkt recht teniet is gegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Verklaar vermenging?

A

Deze wijze van tenietgaan van een beperkt recht vinden we in het tweede lid, sub e. Het hoofdrecht en het beperkt recht komen in één hand.

Willems heeft een recht van erfdienstbaarheid op het stuk grond van zijn neef en tevens buurman Bosmans. Na de dood van Bosmans erft Willems het perceel grond van Bosmans, zodat Willems daarvan eigenaar wordt. Het recht van erfdienstbaarheid dat Willems op het betreffende perceel heeft, gaat door vermenging teniet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de relativeringen van artikel 3:81, derde lid?

A

Aan de ene kant kunnen deze wijzen van tenietgaan van beperkte rechten niet ten nadele van bepaalde derden werken. Aan de andere kant werkt de vermenging ook niet ten voordele van bepaalde derden.

  • In de eerste plaats werkt de afstand en de vermenging niet ten nadele van degene die op het tenietgaande beperkte recht op zijn beurt weer een beperkt recht heeft.

Voorbeeld:

• Martien heeft een recht van erfpacht op een stuk grond van Bekkers. Ten behoeve van Chris is door Martien op het recht van erfpacht een recht van vruchtgebruik gevestigd.
Martien doet afstand van zijn erfpachtrecht. Deze afstand van het recht van erfpacht door Martien werkt niet ten nadele van Chris, met andere woorden: Chris behoudt zijn recht van vruchtgebruik van het erfpachtrecht op de grond van Bekkers.

  • In de slotzin van artikel 3:81, derde lid wordt bepaald dat de vermenging niet werkt ten voordele van hen die een beperkt recht hebben op het bezwaarde goed en het tenietgaande recht moesten eerbiedigen.

Voorbeeld:

Evers heeft een recht van erfdienstbaarheid op het erf dat toebehoort aan zijn buurman Fons. Vervolgens wordt door Fons ten behoeve van Geertsema een hypotheekrecht gevestigd op het stuk grond, waarop het recht van erfdienstbaarheid is gevestigd. Door verkoop en levering van het stuk grond van Fons aan Evers, verkrijgt deze de eigendom van het stuk grond, zodat de erfdienstbaarheid door vermenging tenietgaat.
Deze vermenging werkt echter niet ten voordele van hypotheekhouder Geertsema, zodat deze, als het tot een executoriale verkoop komt, het stuk grond alleen kan verkopen alsof de erfdienstbaarheid er nog op rust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Werkt afstand van een beperkt recht ten voordele van een lager gerangschikte beperkt gerechtigde?

A

Uit de tekst van de wet is af te leiden dat afstand van een beperkt recht kennelijk wel ten voordele van een lager gerangschikte beperkt gerechtigde werkt.

Voorbeeld:

Nemen we hetzelfde voorbeeld als hiervoor. Echter nu doet Evers afstand van zijn recht van erfdienstbaarheid. Deze afstand werkt wel ten voordele van de hypotheekhouder, Geertsema, zodat hij bij eventuele executoriale verkoop de grond van Fons onbezwaard kan verkopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar vinden we het ret recht van erfdienstbaarheid?

A

Het recht van erfdienstbaarheid vindt zijn behandeling in Boek 5, titel 6.

Artikel 5:70, eerste lid geeft een de#nitie van een erfdienstbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Erfdienstbaarheid: Onroerende zaak/erf?

A

Voor een erfdienstbaarheid is vereist het bestaan van twee onroerende zaken, waarvan er een als heersend erf en de ander als dienend erf heeft te gelden. Het begrip‘onroerende zaak’is ruimer dan het begrip‘erf’. Dit laatste begrip betekent: grondstuk (zowel land als waterpercelen).
Het artikel spreekt over het ruimere begrip ‘onroerende zaak’ omdat ook een opstal, los van het grondstuk waarop deze is aangebracht, met een erfdienstbaarheid belast kan worden.
Dat er in artikel 5:70 nog over‘erf’wordt gesproken is alleen omdat dit begrip is ingeburgerd in het spraakgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Erfdienstbaarheid: Heersend/dienend erf?

A

De onroerende zaak ten behoeve waarvan de erfdienstbaarheid is gevestigd, is het heersend erf. De onroerende zaak die met de erfdienstbaarheid is belast, is het dienend erf.
Het is niet noodzakelijk dat de erven aan elkaar grenzen. Dit zal meestal wel het geval zijn, maar noodzakelijk is dat niet. De erven kunnen dus kilometers uit elkaar liggen. De Parlementaire geschiedenis noemt het voorbeeld van het verbod ten behoeve van een op grote afstand gelegen heersend erf, opgelegd aan een fabriek, als dienend erf, om gassen in de lucht of stoffen in een rivier te lozen die speciaal voor het heersend erf nadelig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Erfdienstbaarheid: Ten behoeve van (het heersend erf )?

A

Hiermee wil de wetgever tot uitdrukking brengen dat de eigenaar van het erf als zodanig (dus in zijn kwaliteit als eigenaar) enig voordeel van het servituut (zo noemt men een erfdienstbaarheid ook wel) moet hebben bij het gebruik van zijn erf. Hierbij is dan voldoende dat de eigenaar van het heersend erf de
dienstbaarheid als een voordeel bij het gebruik van zijn erf beschouwt.

Voorbeeld:

Joop heeft twee winkelpanden. Joop heeft in een van die panden een drankhandel. Het andere winkelpand verkoopt en levert hij aan Jan. Ten behoeve van het pand van Joop wordt op het pand van Jan een erfdienstbaarheid gevestigd, inhoudende dat dit laatste pand niet mag worden ingericht als drankhandel. Hiermee wil Joop eventuele concurrentie uitsluiten. Wil deze erfdienstbaarheid geldig zijn, dan moet het heersend erf, het winkelpand van Joop, qua inrichting geheel bestemd zijn tot het drijven van een drankhandel.
Door dit vereiste werd natuurlijk de mogelijkheid om een erfdienstbaarheid te vestigen beperkt. Onder het huidig recht kennen we dit vereiste echter niet meer, waardoor er op ruimere schaal erfdienstbaarheden kunnen worden gevestigd.

34
Q

Erfdienstbaarheid: Last?

A

artikel 5:71

De last kan bestaan uit de verplichting om op, boven of onder een der beide erven iets te dulden of iets niet te doen. Dit is de hoofdregel.

Voorbeeld:

• Artikel 5:50 verbiedt het om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters of muuropeningen (zie verder art. 5:50 zelf) te hebben die op dat erf uitkijken.
Nu kan de eigenaar van dat naburig erf wel toestemming geven aan zijn buurman om binnen die afstand wel vensters of muuropeningen te hebben. Dit kan hij doen door middel van het vestigen van een erfdienstbaarheid. De inhoud van die erfdienstbaarheid is dan het dulden van die vensters of muuropeningen binnen twee meter van de grenslijn.

35
Q

Mag erfdienstbaarheid bestaan uit een doen?

A

Een erfdienstbaarheid mag niet bestaan uit een doen. Hierop zijn enkele uitzonderingen geformuleerd in art 5:71

36
Q

Beschrijf de uitzonderingen dat erfdienstbaarheden bestaan uit een doen?

A

In de tweede zin van het eerste lid van artikel 5:71 wordt de mogelijkheid gegeven
om in de akte van vestiging te bepalen dat de last bovendien een verplichting inhoudt tot het aanbrengen van gebouwen, werken en beplantingen. Echter aan deze verplichting om te doen zijn een aantal beperkingen, c.q. voorwaarden verbonden.
Zo kan de verplichting tot het aanbrengen van bepaalde gebouwen enzovoort, alleen tot inhoud van de erfdienstbaarheid worden gemaakt als zij voor de uitoefening van de hoofdverplichting (inhoudende een dulden of niet-doen) van die erfdienstbaarheid nodig zijn en als deze gebouwen enzovoort, zich geheel of gedeeltelijk op het dienende erf zullen bevinden.

Voorbeeld:

Jan heeft ten behoeve van Piet op zijn erf een recht van erfdienstbaarheid gevestigd, inhoudende dat Piet met de auto over het erf van Jan naar de openbare weg mag rijden.
Om dit recht goed te kunnen uitoefenen, moet een gedeelte van het erf van Jan worden verhard. In de akte van vestiging is daarom opgenomen dat op Jan de (neven)verplichting rust om ten behoeve van de erfdienstbaarheid een bepaald stuk van het erf te verharden.

37
Q

Beschrijf tweede mogelijkheid van de uitzonderingen dat erfdienstbaarheden bestaan uit een doen?

A

In het tweede lid van artikel 5:71 vinden we nog een uitzondering geformuleerd. Zo kan de last ook bestaan in een verplichting tot onderhoud van het erf en zich op het dienend erf (geheel of gedeeltelijk) bevindende gebouwen, werken en beplantingen.
Het verschil met het eerste lid, slotzin bestaat hierin dat de verplichtingen uit het eerste lid niet als zelfstandige verplichtingen de inhoud van een erfdienstbaarheid kunnen vormen, zij bestaan altijd in combinatie met een verplichting om te dulden of niet te doen.
De verplichtingen tot een doen in het tweede lid kunnen dat daarentegen wel; zij kunnen zelfstandig de inhoud van een erfdienstbaarheid vormen.
In de praktijk bestaat aan de in het tweede lid gegeven mogelijkheid grote behoefte. Zo komt het nogal eens voor dat een gemeente als eigenaar van een openbare straat of een openbaar plein, er belang bij heeft aan de eigenaars van naburige huizen de verplichting op te leggen dat zij de naburige tuinen behoorlijk onderhouden

38
Q

Noem 2 aanvullende kenmerken van de last mbt erfdienstbaarheid?

A
  • De last kan niet bestaan in een verplichting om rechtshandelingen te dulden of na te laten (of te verrichten).
  • De last kan kennelijk alleen bestaan in feitelijk gedrag. Men kan dus niet een erfdienstbaarheid vestigen die als last zou opleggen een verbod om het dienend erf te verhuren of te verpachten
39
Q

Waar worden erfdienstbaarheden met name voor gebruikt?

A

In de praktijk wordt van de #guur van erfdienstbaarheden veelvuldig gebruik gemaakt. Erfdienstbaarheden worden onder meer gevestigd in die gevallen, waarin een eigenaar een gedeelte van zijn onroerende zaak in eigendom overdraagt en het overblijvende deel zelf behoudt.

De meest voorkomende erfdienstbaarheden zijn wellicht die, waarbij de eigenaar van het heersend erf de bevoegdheid heeft om van het dienend erf gebruik te maken als voetpad, rijpad of weg.

Voorts komt men in de praktijk vaak erfdienstbaarheden tegen met betrekking tot de a!oop en afvoer van water en met betrekking tot het hebben van licht en uitzicht in strijd met het burenrecht.

Verder wordt de #guur van erfdienstbaarheid nog wel eens gehanteerd door gemeenten voor het stellen van welstands-, kwaliteits- of gebruiksvoorschriften.

40
Q

Wat is retributie?

A

artikel 5:70, tweede lid

mogelijkheid om aan de eigenaar van het heersend erf een verplichting tot betaling van een al dan niet periodieke geldsom op te leggen

Als deze retributie in de akte van vestiging is opgenomen, dan maakt ze deel uit van het zakelijk recht en heeft ze ook absolute werking

41
Q

Wat voor soort recht is erfdienstbaarheid?

A

Een erfdienstbaarheid is een afhankelijk recht. Hiermee wordt aangegeven dat dit recht van erfdienstbaarheid altijd verbonden is aan de eigendom van een erf.

42
Q

Noem andere voorbeelden van afhankelijke rechten?

A

Andere voorbeelden van afhankelijke rechten zijn pand en hypotheek, welke rechten steeds zijn verbonden aan een vorderingsrech

43
Q

Een afhankelijk recht staat tegenover een…?

Wat zijn de verschillen?

A

Een afhankelijk recht staat tegenover een zelfstandig recht. Het belang van deze onderscheiding is hierin gelegen dat afhankelijke rechten met het hoofdrecht (eigendomsrecht of vorderingsrecht) overgaan, zonder dat daarvoor een bijzonder beding of een bijzondere handeling nodig is (zie art. 3:82) en dat bij het tenietgaan van het hoofdrecht ook het afhankelijk recht tenietgaat.

Voorbeelden:

  • Als A zijn erf in eigendom overdraagt aan B, dan gaat een daarop rustende erfdienstbaarheid dus automatisch mee over.
  • Als A een vorderingsrecht heeft op B, inhoudende de terugbetaling van een geleend bedrag en B heeft tot zekerheid ter voldoening van het bedrag een hypotheek op zijn huis gevestigd ten behoeve van A en indien de vordering door B wordt voldaan, dan vervalt het vorderingsrecht van A en dan vervalt daarmee tevens het hypotheekrecht.
44
Q

Noem een bijzondere wijze van tenietgaan van een erfdienstbaarheid?

A

artikelen 5:78 en 5:79

de rechterlijke opheffing. De rechter kan op vordering van de eigenaar van het dienend erf in een aantal
gevallen een erfdienstbaarheid opheffen

45
Q

Is het mogelijk een erfdienstbaarheid te wijzigen?

A

In artikel 5:78 is daarnaast nog de mogelijkheid opgenomen om in de daar genoemde gevallen een erfdienstbaarheid te wijzigen.

46
Q

Noem twee andere belangrijke artikelen tov erfdienstbaarheden?

A
  • De inhoud van een erfdienstbaarheid wordt in de eerste plaats bepaald door de akte van vestiging. Voor zover regels daaromtrent in de akte van vestiging ontbreken, wordt de inhoud van de erfdienstbaarheid bepaald door de plaatselijke gewoonte (art. 5:73, eerste lid).
  • De gerechtigde tot een erfdienstbaarheid wordt geacht al die bevoegdheden te hebben welke noodzakelijk zijn om daarvan op de voor de eigenaar van het dienend erf minst bezwarende wijze gebruik te maken (art. 5:74).
47
Q

Noem wat voorbeelden rond de extra zaken rond erfdienstbaarheden?

A
  • Als je, als eigenaar van een heersend erf, bij je buurman (eigenaar van het dienend erf) water uit diens bron mag putten, dan impliceert dit recht ook het recht van toegang tot die bron.
  • De eigenaar van het dienend erf heeft het zogenaamde verleggingsrecht; hij kan voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid een ander gedeelte van het erf aanwijzen, echter hierdoor mag het genot van de erfdienstbaarheid van de eigenaar van het heersend erf niet verminderen (zie art. 5:73).
  • Als je als eigenaar van het heersend erf een recht van voetpad hebt over de grond van je buurman (eigenaar van het dienend erf) dan mag deze de plaats van het voetpad verleggen. De belangen van het heersend erf mogen echter niet onredelijk worden aangetast.
  • De uitoefening van de erfdienstbaarheid moet op de voor het dienend erf minst bezwarende wijze geschieden (art. 5:74).
  • De eigenaar van het heersend erf mag op zijn kosten op het dienend erf alles verrichten wat noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn recht (zie art. 5:75, eerste lid).
48
Q

Waar is het ret recht van erfpacht geregeld?

A

titel 7 van Boek 5

49
Q

Omschrijf het recht van erfpacht?

A

artikel 5:85.

Het recht van erfpacht geeft de erfpachter de bevoegdheid eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.
De inhoud van het recht wordt (verder) bepaald door de wet en door de erfpachtsvoorwaarden zoals die in de akte van vestiging zijn opgenomen.

50
Q

Moet een onroerende zaak in erfpacht bebouwd of onbebouwd zijn?

A

De onroerende zaak die in erfpacht wordt uitgegeven, kan een al dan niet bebouwd stuk grond zijn.

51
Q

Noem een voorbeeld hoe gemeenten erfpacht gebruiken om activiteiten te sturen?

A

Een gemeente in Nederland heeft grond in eigendom die zij uitsluitend voor industriële doeleinden wil gebruiken. Teneinde een industriële politiek te kunnen voeren, geeft zij de grond in erfpacht uit. Door middel van een nauwkeurig geformuleerd voorwaardenpakket, verbonden aan het recht van erfpacht op de industriële grond, welke voorwaarden worden opgenomen in de akte van vestiging, kan die gemeente de aard van de bedrijvigheid regelen. Op die manier kan zij milieu- eisen stellen, de onderlinge concurrentiepositie regelen en kan zij bepaalde takken van bedrijvigheid op bepaalde plaatsen concentreren.
Verder zien we dat het recht van erfpacht ook kan worden gebruikt als middel om de stedelijke ontwikkeling te beheersen, bijvoorbeeld bij de beheersing en uitvoering van renovatieplannen in oude stadswijken.

52
Q

Wat zijn de bevoegdheden van de erfpachter?

A

• De erfpachter heeft in beginsel hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar van de zaak (zie art. 5:89, eerste lid). Partijen kunnen echter anders bepalen. Het artikel geeft de ruimst mogelijke grens aan van bevoegdheden van de erfpachter, welke grens echter door de akte van vestiging kan worden beperkt. Een erfpachter mag echter de bestemming van de zaak niet wijzigen, of een handeling verrichten in strijd met de bestemming van de zaak (zie art. 5:89, tweede lid; ).

• De erfpachter heeft het recht om binnen de grenzen van het derde lid van artikel 5:89 door hem of een rechtsvoorganger onverplicht aangebrachte
gebouwen, werken en beplantingen weg te nemen. We noemen dit het ius
tollendi of wegnemingsrecht.

• De erfpachter heeft, mits niet anders is bepaald in de akte van vestiging, recht
op de vruchten die tijdens de duur van het recht zijn afgescheiden of opeisbaar zijn geworden, en voordelen van roerende aard die de zaak oplevert (art. 5:90, eerste lid) (voor de vruchten, zie art. 3:9).
Als een voordeel van roerende aard noemt de Parlementaire geschiedenis het voorbeeld van een door een ander gevonden schat; de erfpachter wordt hiervan voor de helft eigenaar. Ook kan men denken aan gewonnen delfstoffen.

  • De erfpachter is bevoegd zijn recht van erfpacht over te dragen en te bezwaren (art. 3:83 jo 3:98). Artikel 5:91 brengt op deze bevoegdheid wat betreft de overdracht een beperking aan in die zin dat in de akte van vestiging kan worden opgenomen dat daarvoor de toestemming van de eigenaar is vereist.
  • De erfpachter is bevoegd de zaak waarop zijn erfpachtrecht rust, te verhuren of te verpachten (art. 5:94, eerste lid). De huurder heeft jegens de erfpachter een persoonlijke aanspraak met betrekking tot de zaak (relatief recht).
  • Na het einde van de erfpacht heeft de voormalige erfpachter recht op vergoeding van de waarde van de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen (art. 5:99, eerste lid). Partijen kunnen, in de in artikel 5:99, tweede lid genoemde gevallen, hiervan afwijken in de akte van vestiging.
53
Q

Wat zijn de verplichtingen van de erfpachter?

A

• De erfpachter mag niet zonder toestemming van de eigenaar een andere bestemming aan de zaak geven of een handeling verrichten in strijd met de bestemming (art. 5:89, tweede lid).
De Parlementaire geschiedenis zegt hierover het volgende: ‘Het belang dat met name de overheid heeft bij handhaving van de bestemming van door haar in erfpacht gegeven grond is vaak van publieke aard (…). Men denke bv. aan instandhouding van landschapsschoon of aan noodzakelijke spreiding van de wijze waarop de grond in een bepaald gebied geëxploiteerd wordt.’
Men zou dus zonder toestemming niet de grond die men in erfpacht heeft en die bijvoorbeeld bestemd is als landbouwgrond, kunnen gaan gebruiken om er een kantorencomplex op te zetten.

• De erfpachter heeft onderhouds- en reparatieverplichtingen (zie art. 5:96).
• De erfpachter moet alle belastingen betalen (zie art. 5:96, tweede lid).
Genoemd artikel bevat overigens een ruimere verplichting maar we gaan daar verder niet op in.

• De erfpachter moet, indien dit is overeengekomen, de canon betalen (art. 5:85, tweede lid). Onder het oude recht was het betalen van een canon een essentiale (constitutief vereiste) voor het bestaan van een erfpachtrecht. Onder het huidig recht is dat niet meer zo.

54
Q

Wat is een speci#eke wijze van beëindiging van het erfpachtrecht?

A

Evenals bij erfdienstbaarheden is ook bij erfpacht aan de rechter de bevoegdheid toegekend om de erfpacht op grond van onvoorziene omstandigheden te wijzigen of op te heffen, zij het pas nadat de erfpacht vijfentwintig jaar heeft bestaan (art. 5:97).

55
Q

Waar wordt het ret recht van opstal behandeld en geef een definitie?

A

titel 8 van Boek 5.

Zie voor een omschrijving van het opstalrecht artikel 5:101, eerste lid.

Volgens de omschrijving verkrijgt men via een opstalrecht het recht om in, op of boven andermans onroerende zaak, gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben.

56
Q

De eigendom van de grondomvat tevens de eigendom van de daarmee duurzaam verenigde gebouwen, werken en beplantingen. Het is de grond die de gebouwen, werken en beplantingen natrekt.

Hoe zit dat met opstalrecht?

A

Door het vestigen van een opstalrecht wordt de mogelijkheid geschapen om deze natrekkingsregel te doorbreken; men kan dus gebouwen, werken en beplantingen in eigendom hebben zonder de grond, die dan aan een ander toebehoort.

Voorbeeld:

Paul heeft een stuk grond in eigendom waarop hij ten behoeve van Pieter een recht van erfpacht heeft gevestigd. Door Pieter wordt op de grond van Paul een huis gebouwd. Dit huis zou door de natrekkingsregel van artikel 5:20 aan Paul gaan toebehoren. Door nu een opstalrecht te vestigen ten behoeve van Pieter kan deze eigenaar worden van het huis.

57
Q

In welke vormen komt het opstalrecht voor?

A

artikel 5:101

  • zelfstandig recht
  • afhankelijk recht
58
Q

Geef een voorbeeld van een opstalrecht als een zelfstandig recht?

A

In de weilanden van een boer staan grote elektriciteitsmasten. De boer heeft ten behoeve van de Provinciale Limburgse Elektriciteits Maatschappij een opstalrecht op
de grond gevestigd, inhoudende dat de PLEM op zijn weilanden de

59
Q

Hoe wordt een opstalrecht meestal gevestigd?

A

Veelal wordt echter het opstalrecht als een afhankelijk recht tezamen met een ander gebruiksrecht op de grond gevestigd.
Dat ander gebruiksrecht kan een ander zakelijk recht zijn, maar dat hoeft niet; dat ander recht kan ook een persoonlijk recht zijn. Denk maar eens aan een huur of een pachtrecht.

Voorbeeld:
• Maarten heeft een stuk grond in eigendom. Op de grond rust een erfpachtrecht ten behoeve van Harrie. Harrie heeft op die grond een huis en een garage gebouwd. Hij wil deze gebouwen in eigendom verwerven. Daarvoor wordt op de grond ten behoeve van hem een opstalrecht gevestigd.

60
Q

Wat betekent dat het eigendomsrecht van de opstallen afhankelijk is van het opstalrecht zelf?

A

Artikel 5:105

als het opstalrecht tenietgaat, de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen van rechtswege overgaan op de eigenaar van de onroerende zaak waarop het rustte.

61
Q

Hoe gaat een opstalrecht teniet?

A

Voor het tenietgaan van het recht van opstal kunnen we verwijzen naar de algemene wijzen van tenietgaan van beperkte rechten.

62
Q

Wat zijn de bevoegdheden van de opstalgerechtigde?

A
  • De opstaller mag (als niets in de akte van vestiging is bepaald) de zaak waarop het recht rust slechts gebruiken voor zover dat voor het volle genot van zijn recht nodig is (art. 5:103).
  • De opstaller heeft in beginsel de bevoegdheid om gebouwen, werken en beplantingen aan te brengen, te gebruiken en weg te nemen (art. 5:102). Deze bevoegdheid kan echter bij de akte van vestiging worden beperkt.
63
Q

Wat zijn de verplichting van de opstalgerechtigde?

A

• De opstaller kan ook worden verplicht bij de akte van vestiging tot de betaling van een retributie (art. 5:101, derde lid).

Omdat het recht van opstal een op erfpacht gelijkend recht is, zijn – voor wat betreft de bevoegdheden en verplichtingen van de opstaller – een aantal
bepalingen van titel 7 van Boek 5 (erfpacht) van overeenkomstige toepassing verklaard op het recht van opstal (zie de artt. 5:104 en 105, derde lid).

64
Q

Het recht van vruchtgebruik, waar wordt dit behandeld?

A

Boek 3, titel 8

65
Q

Omschrijf het recht op vruchtgebruik?

A

Dit recht stamt al uit het klassieke Romeinse recht en is ontstaan om de mogelijkheid te openen enerzijds om een goed in de familie te houden en anderzijds om een bepaalde persoon gedurende een bepaalde periode de vruchten te laten genieten. Ook in het huidig recht heeft het vruchtgebruik vooral betekenis voor het erfrecht, waarbij dan bijvoorbeeld valt te denken aan het vruchtgebruik gevestigd ten behoeve van de langstlevende echtgenoot.

Artikel 3:201 bepaalt: ‘Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten.’

Voorbeelden:
• Albert heeft zijn woning voor € 195.000 verkocht aan zijn zoon Berend. Opdat Albert tot zijn overlijden in het huis kan blijven wonen, vestigt Berend ten behoeve van zijn vader een recht van vruchtgebruik op het huis.
• Karel is eigenaar van een schitterend zeiljacht. Omdat hij voor twee jaar naar het buitenland moet, vestigt hij ten behoeve van zijn broer Piet voor die periode op het jacht een recht van vruchtgebruik. Piet heeft voor die periode het recht het zeiljacht te gebruiken.

66
Q

Wat is een essentieel kenmerk van vruchtgebruik?

A

art. 3:203, tweede lid

Het recht van vruchtgebruik is gebonden aan het leven van de vruchtgebruiker. Dit is een essentieel kenmerk van het vruchtgebruik. Het recht gaat dus teniet bij de dood van de vruchtgebruiker .Dit hangt samen met wat hierboven gesteld is over de geschiedenis en de betekenis van het vruchtgebruik.

67
Q

Wat als een vruchtgebruik is geverstigd tbv een rechtspersoon?

A

Is het recht van vruchtgebruik gevestigd ten behoeve van een rechtspersoon, dan eindigt het recht door ontbinding van de rechtspersoon en in ieder geval dertig jaar na de dag van vestiging van het recht (zie Boek 3 art. 203, derde lid).

68
Q

Wat is de kernbepaling inzake vruchtgebruik?

A

Artikel 3:207 vormt de kernbepaling inzake het recht van de vruchtgebruiker.

Dat een vruchtgebruiker het recht heeft de aan zijn recht onderworpen goederen te gebruiken, spreekt voor zich. Hierbij zal de vruchtgebruiker, aldus het eerste lid, rekening moeten houden met de bij de vestiging gestelde regels en als die er niet zijn, zal hij van zijn recht gebruik moeten maken, rekening houdend met de aard
van de goederen en de ten aanzien van het gebruik bestaande plaatselijke gewoonten.

Voorbeelden:
• Dorus is vruchtgebruiker van de kampeerwagen van Geert. Dorus heeft het recht deze kampeerwagen te gebruiken.
• Jan heeft na het overlijden van zijn vader het ouderlijk huis en de inboedel bij testament in eigendom verkregen. Ten behoeve van zijn moeder is voor de duur van haar leven een recht van vruchtgebruik gevestigd op het huis en de inboedel. Zolang zij leeft, heeft moeder het recht het huis te bewonen en de inboedel te gebruiken.

69
Q

Mag een vruchtgebruiker de aan zijn recht onderworpen goederen verbruiken?

A

Dat een vruchtgebruiker het recht heeft de aan zijn recht onderworpen goederen te verbruiken, is minder vanzelfsprekend.

Rust het vruchtgebruik op zaken waarvan de bestemming meebrengt dat zij door eenmalig gebruik tenietgaan (denk maar aan brandstoffen, eet- en drinkwaren), dan is de vruchtgebruiker zonder meer tot verbruik bevoegd. Ook vallen hieronder goederen die na een aantal malen gebruik tenietgaan, denk aan kleding of schoeisel.
De vruchtgebruiker kan deze goederen gebruiken of verbruiken zonder tot terugbetaling van de waarde verplicht te zijn.
In artikel 3:207, tweede lid lezen we dat de vruchtgebruiker verder alle handelingen mag verrichten die dienstig kunnen zijn tot een goed beheer van de goederen die aan het vruchtgebruik zijn onderworpen.
Met de term ‘beheer’ wordt bedoeld dat de vruchtgebruiker al die handelingen mag verrichten die noodzakelijk zijn voor een normale exploitatie van de goederen

70
Q

Geef een voorbeeld van recht op vruchtgebruik?

A

Anna en Bert zijn getrouwd. Samen voeren zij een kruidenierswinkel. Bij testament is bepaald dat bij overlijden van één van de echtgenoten, het bedrijf in eigendom zal overgaan op de kinderen. Tevens wordt ten behoeve van de achterblijvende echtgenoot een recht van vruchtgebruik op het bedrijf gevestigd (dit gebeurt door op alle goederen die onderdeel zijn van die onderneming, op de in de wet voorgeschreven wijze een recht van vruchtgebruik te vestigen; zie art. 3:202 jo 3:98). Dus met betrekking tot het gebouw waarin de winkel wordt gedreven, wordt het recht van vruchtgebruik gevestigd door middel van een notariële akte en inschrijving daarvan in de openbare registers, met betrekking tot de handelsvoorraden wordt het recht van vruchtgebruik gevestigd door bezit over te dragen, eventuele vorderingen op klanten zullen worden overgedragen door middel van het opmaken van een akte van cessie en al dan niet mededeling daarvan aan de betreffende debiteuren. Gedurende de periode dat één van de echtgenoten het bedrijf in vruchtgebruik heeft, mag hij of zij al die handelingen verrichten die nodig zijn voor een normale exploitatie van de goederen. Denk daarbij aan de in- en verkoop van producten.

71
Q

Noem een aantal bevoegdheden van de vruchtgebruiker?

A
  • De vruchtgebruiker heeft de bevoegdheid om nakoming te eisen van vorderingen die aan het vruchtgebruik zijn onderworpen, en de betaling daarvan in ontvangst te nemen (zie art. 3:210, eerste lid).
  • De vruchtgebruiker heeft de bevoegdheid om goederen die bestemd zijn om vervreemd te worden, te vervreemden (zie art. 3:212, eerste lid). Denk aan het voorbeeld van de kruidenierswinkel; de vruchtgebruiker kan zijn producten en voorraden verkopen.
  • De vruchtgebruiker heeft de bevoegdheid om de aan het vruchtgebruik onderworpen zaken te verhuren of te verpachten (zie art. 3:217, eerste lid).
  • De vruchtgebruiker heeft de bevoegdheid om zijn recht (recht van vruchtgebruik) over te dragen of te bezwaren (art. 3:223).
  • De vruchtgebruiker heeft recht op de vruchten die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden. Van deze vruchten wordt de vruchtgebruiker dus eigenaar (zie de artt. 3:201 en 216).
  • Tenzij in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de vruchtgebruiker het recht om, tijdens of na het einde van het vruchtgebruik, de veranderingen die zijn aangebracht aan de zaak/zaken die aan het vruchtgebruik zijn onderworpen, weg te nemen, mits hij de zaak/zaken in oude toestand terugbrengt (art. 3:208, tweede lid). We spreken dan van een ius tollendi (letterlijk: wegnemingsrecht). Dit recht zijn we ook al tegengekomen bij het erfpachtrecht.
72
Q

De vruchtgebruiker heeft de bevoegdheid om zijn recht (recht van vruchtgebruik) over te dragen of te bezwaren (art. 3:223).

Hoe verhoudt dit zich tov art 3:212?

A

NB: dit is iets anders dan in artikel 3:212 is bepaald. In het kader van artikel 3:223 betreft het het recht van vruchtgebruik zelf, terwijl het in artikel 3:212 gaat om de vervreemding van de goederen die onder het vruchtgebruik vallen!
In artikel 3:223 lezen we dat de bezwaring of overdracht van het recht van vruchtgebruik geen wijziging brengt in de duur van het recht.

Voorbeeld:

Joop heeft een recht van vruchtgebruik op een stuk land van Karel, waarop fruitbomen staan. Hij heeft zijn recht van vruchtgebruik overgedragen aan Ineke. Als Joop komt te overlijden, dan zal het recht van vruchtgebruik een einde nemen en dus ook verloren gaan voor Ineke.

73
Q

Noem de verplichtingen van de vruchtgebruiker?

A

• De vruchtgebruiker heeft de verplichting om ten aanzien van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen en het beheer daarover de zorg van een goed vruchtgebruiker in acht te nemen (art. 3:207, derde lid).
Dit is de hoofdverplichting die op de vruchtgebruiker rust; het betreft een algemene verplichting. De andere verplichtingen van de vruchtgebruiker hangen hier goeddeels mee samen.

  • De vruchtgebruiker heeft de verplichting om bij het begin van het vruchtgebruik een boedelbeschrijving op te maken (art. 3:205). De vruchtgebruiker zal dus een overzicht moeten maken van de tot het vruchtgebruik behorende goederen.
  • De vruchtgebruiker heeft de verplichting om het aan het vruchtgebruik onderworpen voorwerp te verzekeren tegen die gevaren, waartoe het gebruikelijk is een verzekering af te sluiten (zie art. 3:209, eerste lid en het daar genoemde voorbeeld van een gebouw dat tegen brand moet worden verzekerd).
  • De vruchtgebruiker heeft de verplichting tot het verrichten van gewone herstellingen (zie art. 3:220).
  • De vruchtgebruiker heeft de verplichting tot het betalen van gewone lasten en gewone herstellingen (art. 3:220).
  • De vruchtgebruiker heeft de verplichting om bij het einde van het vruchtgebruik de onder het vruchtgebruik vallende goederen terug te geven (art. 3:225).
74
Q

De rechten van gebruik en bewoning.

Waar staan deze vermeld en waarom?

A

Deze beperkte rechten zijn ondergebracht in titel 3:8, omdat ze te veel gelijkenis vertonen met het recht van vruchtgebruik om er een aparte titel aan te wijden

75
Q

Waar staan de rechten rond gebruik en bewoning en wat zijn de kenmerken?

A

Artikel 3:226

Beide rechten kunnen niet alleen op een zaak, maar ook bijvoorbeeld op een erfpachtrecht of een recht van opstal worden gevestigd.

In het eerste lid van artikel 3:226 worden de bepalingen van vruchtgebruik van overeenkomstige toepassing verklaard op de rechten van gebruik en bewoning. In dat zelfde lid vinden we echter ook een voorbehoud dat een nadere uitwerking vindt in de volgende leden van dat artikel.

76
Q

Kunnen rechten op gebruik en bewoning worden vervreemd of bezwaard?

A

In het vierde lid van het eerdergenoemde artikel valt te lezen dat de rechten van gebruik en bewoning niet kunnen worden vervreemd of bezwaard met een beperkt recht, hetgeen samenhangt met het hoogstpersoonlijk karakter van deze rechten.

77
Q

Kunt u aangeven waarom we de beperkte rechten verspreid vinden over de Boeken 3 en 5?

A

Voor zover het betreft beperkte rechten die zowel kunnen rusten op zaken als op vermogensrechten (dus op alle goederen), vinden zij hun behandeling in Boek 3. Voor zover het betreft beperkte rechten die alleen kunnen rusten op zaken, zijn de beperkte rechten in Boek 5 behandeld.

78
Q

Piet heeft een recht van erfpacht op een stuk grond van de gemeente. Stel dat hij afstand wil doen van zijn beperkte recht; op welke wijze dient dit dan te geschieden?

A

Afstand geschiedt, op grond van artikel 3:98, overeenkomstig de regels die voor overdracht van de grond gelden, dus de afstand dient te geschieden door het opmaken van een notariële akte van afstand en inschrijving van de akte in de openbare registers (art. 3:89, eerste lid).
NB: daarnaast is op grond van artikel 3:98 jo 3:84 BW voor de afstand een geldige titel en beschikkingsbevoegdheid vereist.

79
Q

Kunt u aangeven waarom het recht van erfdienstbaarheid in Boek 5 is behandeld?

A

Reden hiervoor is dat het recht van erfdienstbaarheid alleen gevestigd kan worden op zaken, voor menselijke beheersing vatbare, stoffelijke objecten.
Alle rechten die enkel op zaken kunnen rusten, vinden hun behandeling in Boek 5.

80
Q

a. Kunt u een overeenkomst aangeven tussen het erfpachtrecht en het opstalrecht?
b. Kunt u een of meer verschillen tussen deze rechten aangeven?

A

De overeenkomst is dat het beide zakelijke rechten op een onroerende zaak zijn. Het verschil vinden we in de inhoud van het recht.
Terwijl bij erfpacht het recht om de grond te houden en te gebruiken primair is en de erfpachter in dezen hetzelfde genot als de eigenaar toekomt, heeft de opstaller ten aanzien van de grond slechts die bevoegdheden die nodig zijn om het volle genot van zijn eigendomsrecht te hebben.
Terwijl de erfpachter als zodanig geen eigenaar is van gebouwen en beplantingen die zich op de grond bevinden, wordt het opstalrecht juist hierdoor gekenmerkt dat de opstaller het recht heeft om op de onroerende zaak van een ander gebouwen, werken en beplantingen in eigendom te hebben.

81
Q

Kunt u aangeven waarom het recht van vruchtgebruik geregeld is in Boek 3?

A

Aangezien het recht van vruchtgebruik zowel gevestigd kan worden op zaken als op vermogensrechten, hoort het thuis in Boek 3 (denk maar aan het vruchtgebruik van een huis of het vruchtgebruik van een vordering).

82
Q

Wat wordt bedoeld met de eerste zin van artikel 3:223?

A

Het recht van vruchtgebruik blijft gebonden aan het leven van de oorspronkelijke vruchtgebruiker die zijn recht overdroeg.