L10: Beperkte goederenrechtelijke rechten Flashcards
Waar staan de beperkte goederenrechtelijke rechten?
Boeken 3 en 5
Wat is een beperkt recht?
art 3:8
een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.
Invoegen plaatje p192 (L10)

Uit de omschrijving van een beperkt recht halen we twee elementen.
Welke?
- Het is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht.
- Het meer omvattend recht is met dat beperkte recht bezwaard.
Omschrijf : ‘ Het is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht ‘.
Dit meeromvattend recht noemen we ook wel het moederrecht.
Het recht dat bij uitstek als moederrecht fungeert, is het eigendomsrecht; dit is het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Onder het huidig recht spreken we in het geval dat iemand het meest omvattende recht heeft op een (vermogens)recht niet meer over eigendom, maar gewoon van ‘gerechtigd zijn tot’ of ‘recht hebben op’.
Voorbeeld:
Jan heeft de eigendom van een stuk grond. Hij vestigt op dit stuk grond ten behoeve van Chris een recht van erfpacht (art. 5:85). Chris krijgt hierdoor de bevoegdheid de grond te houden en te gebruiken. Het eigendomsrecht van Jan is het moederrecht. Hieruit is afgeleid het recht van erfpacht van Chris. Deze laatste heeft nu ten aanzien van de grond bepaalde bevoegdheden die normaliter aan de eigenaar toe zouden komen.
Geldt wat voor eigendom geldt ook beperkte rechten op een ander goed?
Wat hiervoor is gezegd ten aanzien van eigendom geldt mutatis mutandis natuurlijk ook voor die beperkte rechten die niet alleen op een zaak kunnen rusten, maar bijvoorbeeld ook op vermogensrechten (goederen).
Voorbeeld:
Jan heeft een vordering op Piet tot terugbetaling van een door Jan aan Piet geleend geldbedrag. Jan, die zelf krap bij kas zit, leent zelf van Chris een bepaald geldbedrag. Tot zekerheid voor de terugbetaling wordt ten behoeve van Chris, op de vordering die Jan op Piet uit de geldleenovereenkomst heeft, een pandrecht gevestigd . Het moederrecht is het recht van Jan op de vordering die hij op Piet heeft. Het beperkte recht is hier het pandrecht dat Chris op die zelfde vordering heeft. Ook dit pandrecht is een recht afgeleid uit het moederrecht.
Verklaar:
Het meer omvattend recht is met dat beperkt recht bezwaard?
Een eigenaar (in geval van een zaak) en een rechthebbende (in het geval van een recht) heeft een zo volledig mogelijke bevoegdheid ten aanzien van zijn goed. Deze bevoegdheid kan onder andere beperkt worden door rechten van anderen. En hierbij kunnen we dan onder andere denken aan de beperkte rechten die op een goed gevestigd zijn.
Een eigenaar, c.q. rechthebbende kan zich zelf in zijn eigen bevoegdheden beperken door ten behoeve van derden beperkte rechten op zijn goed te vestigen. Zo’n beperkt recht drukt dan op het recht van de eigenaar, c.q. rechthebbende; zijn eigen recht wordt als het ware belast met dat beperkte recht.
Als je een beperkt zakelijk recht krijgt, krijg je dan ook een deel van de eigendom?
Dit betekent niet dat degene die bijvoorbeeld een beperkt (zakelijk) recht verkrijgt, hierdoor een deel van de eigendom zou verkrijgen. Nee, de beperkt zakelijk gerechtigde (en dit geldt mutatis mutandis ook voor de beperkt gerechtigde op een goed) krijgt een geheel zelfstandig recht, dat in beperkte(re) omvang soortgelijke bevoegdheden als de eigendom verschaft en een belasting vormt voor het eigendomsrecht dat blijft bestaan bij de eigenaar.
INVOEGEN PLAATJE P193
Wat is de blote eigendom van de grond?
Bijvoorbeeld bij erfpacht:
Zij heeft tijdens de duur van het erfpachtrecht slechts de blote eigendom van de grond.
Hoe kunnen beperkte rechten worden onderverdeeld?
De beperkte rechten kunnen worden onderverdeeld in gebruiksrechten en zekerheidsrechten.
Verklaar gebruiksrechten?
Gebruiksrechten verschaffen de beperkt gerechtigde (soms in beperkte mate) het genot en gebruik van het goed waarop zij rusten. Hierin onderscheiden we genotsrechten op onroerende zaken: erfpacht, opstal, erfdienstbaarheden en genotsrechten op alle goederen, namelijk het vruchtgebruik en de rechten van gebruik en bewoning (beide laatstgenoemde rechten kunnen namelijk ook rusten op een erfpachtrecht of een opstalrecht).
Verklaar zekerheidsrechten?
Zekerheidsrechten
Zekerheidsrechten verschaffen de rechthebbende de bevoegdheid het goed waarop zij rusten, te gelde te maken, teneinde uit de opbrengst een geldvordering bij voorrang te verhalen. Voor zover het zekerheidsrecht op registergoederen rust, spreken we van een hypotheekrecht, voor zover het een zekerheidsrecht op een niet-registergoed betreft, spreken we van een pandrecht.
Wat is het gesloten systeem van beperkte rechten?
artikel 3:81, eerste lid
personen zijn niet bevoegd naar eigen goeddunken
nieuwe soorten beperkte rechten in het leven te roepen.
Waar het de inhoud van die beperkte rechten betreft, bestaat dit gesloten systeem ook?
oor zover het de inhoud van die beperkte rechten betreft, bestaat dit gesloten systeem niet. Want binnen de grenzen van de de#nitie die de wet van een beperkt recht geeft, zijn partijen vrij om aan zo’n recht de gewenste inhoud te geven. Aan deze vrijheid van partijen wordt wel een aantal beperkingen gesteld.
Wat zijn de beperkingen aan de invulling van beperkte rechten?
De eerste beperking is dat men aan het beperkte recht geen invulling kan geven die in strijd is met regels van dwingend recht (zie bijv. art. 3:226, vierde lid en art. 5:98, tweede lid). Voor zover de wet regels van aanvullend recht geeft, kan door partijen wel een afwijkende regeling worden overeengekomen (zie bijv. art. 3:208, tweede lid en art. 5:87).
Een tweede beperking die aan de vrijheid van partijen is gesteld, houdt in dat er voldoende verband moet bestaan tussen de door partijen geregelde bevoegdheden en verplichtingen en het betreffende beperkte recht. Door partijen gemaakte afspraken die niet aan deze eis voldoen (onvoldoende verband), maken geen deel uit van het beperkte recht en werken daarmee niet tegenover derden, maar enkel tussen partijen.
Wat zijn de wijzen van tot stand komen van beperkte rechten?
- Vestiging
- Verkrijgende verjaring
Wat zijn de eisen aan het ontstaan van een beperkt recht door vestiging?
artikel 3:98
Dit artikel bepaalt dat (onder andere) voor de vestiging van een beperkt recht op een bepaald goed, de regels die voor overdracht van dat goed gelden, van overeenkomstige toepassing zijn, tenzij de wet anders bepaalt.
Op grond van dit artikel is dus bij de vestiging van een beperkt recht artikel 3:84 van overeenkomstige toepassing, zodat voor de vestiging van een beperkt recht een geldige titel, beschikkingsbevoegdheid van degene die het beperkt recht vestigt, en een geldige vestigingshandeling is vereist
Voorwaarden vestigingshandelingen van een beperkt recht op een goed?
a. Er moet een goederenrechtelijke overeenkomst van vestiging bestaan
b. Er moet voldaan zijn aan een aantal vestigingsformaliteiten:
• bij beperkte rechten op registergoederen: notariële akte en inschrijving in
de openbare registers (art. 3:89)
• bij beperkte rechten op roerende zaken: verschaffing van de feitelijke
macht over de zaak (af te leiden uit de artt. 3:90 en 91)
• bij beperkte rechten op vorderingen op naam: akte en mededeling aan de
debiteur (art. 3:94)
• bij beperkte rechten op goederen waarvan men het bezit niet heeft: akte
(art. 3:95).
Voorbeelden Vestiging beperkt recht?
• Kuppen is eigenaar van een huis. Kuppen en Brouns komen op 17 september 2011 overeen dat Brouns vanaf 1 januari 2012 het huis van Kuppen voor vijf jaar in vruchtgebruik zal krijgen.
Op 27 november 2011 wordt een notariële akte in deze opgemaakt.
Op 28 november 2011 wordt Kuppen failliet verklaard.
Op 29 november 2011 wordt de betreffende notariële akte ingeschreven in de openbare registers.
Brouns is vanaf 1 januari 2012 géén vruchtgebruiker van het huis van Kuppen, ten gevolge van de beschikkingsonbevoegdheid van Kuppen.
• Edward heeft een vordering op Frans uit een verbruikleenovereenkomst ten bedrage van € 6000. Edward wil op deze vordering op Frans een recht van vruchtgebruik vestigen ten behoeve van Gerard, hetgeen Gerard als voorwaarde heeft gesteld voor het verstrekken van een bedrag van € 4500 aan Edward, die in acute geldnood zit. Edward en Gerard maken een akte van verlening van vruchtgebruik op, die door beiden wordt ondertekend. Edward doet van deze akte mededeling aan debiteur Frans. Gerard heeft het vruchtgebruik verkregen van de vordering die Edward op Frans heeft.
Verklaar verkrijgende verjaring?
Bezit te goeder trouw van een beperkt recht op een roerende zaak-niet registergoed leidt na drie jaren tot verkrijging van het beperkte recht; bezit te goeder trouw van een beperkt recht op andere goederen na tien jaren. Bezit niet te
goeder trouw leidt tot rechtsverkrijging op het moment waarop de rechtsvordering van de rechthebbende extinctief verjaart
Voorbeeld:
Joop en Harry zijn buren. Joop heeft ten behoeve van Harry een recht van erfdienstbaarheid gevestigd, inhoudende dat Harry het rij-, c.q. voetpad van Joop mag gebruiken om op een snellere manier bij de openbare weg te komen. Aan de vestiging van de erfdienstbaarheid ligt echter een nietige titel ten grondslag, zodat Harry geen geldig recht van erfdienstbaarheid heeft verkregen (art 3:98 jo 84). Desondanks kan Harry alsnog door verjaring een geldig recht van erfdienstbaarheid verkrijgen. Dit is mogelijk na tien jaren als hij aan de vereisten van artikel 3:99 heeft voldaan en na twintig jaren op grond van artikel 3:306 jo 3:105.
Wijzen van tenietgaan van beperkte rechten?
Artikel 3:81, tweede lid
dit is geen limitatieve opsomming:
- Tenietgaan van het hoofdrecht
- Intreden van een termijn of voorwaarde
- Afstand
- Opzegging
- Vermenging
Verklaar tenietgaan van het hoofdrecht?
Een beperkt recht kan in de eerste plaats tenietgaan door het tenietgaan van het recht waaruit het beperkte recht is afgeleid (tweede lid, sub a).
Voorbeeld:
Maria is eigenaar van een huisje aan de zee, waarop ten behoeve van Mientje een recht van bewoning is gevestigd. Tijdens een zeer zware wervelstorm stort het huisje in en wordt overspoeld door het zeewater, zodat er van het huisje niets meer over is. Het eigendomsrecht van Maria is voor haar verloren gegaan als gevolg van het tenietgaan van de zaak. Het recht van bewoning van Mientje is daardoor ook tenietgegaan.
Verklaar intreden van een termijn of voorwaarde?
In de tweede plaats gaat een beperkt recht teniet door het intreden van een termijn of voorwaarde (tweede lid, sub b).
Is een beperkt recht gevestigd voor een bepaalde tijd of onder ontbindende voorwaarde, dan gaat dat recht teniet als de termijn is verstreken of als de voorwaarde in vervulling is gegaan.
Voorbeeld:
• Jan heeft een recht van erfpacht voor de duur van twintig jaren op de grond van Mannens. Na het verstrijken van de twintig jaren gaat het recht van erfpacht door het verstrijken van de termijn teniet.
Verklaar afstand?
De beperkt gerechtigde kan afstand doen van het beperkte recht. Voor deze wijze van tenietgaan is ook weer van belang artikel 3:98. Afstand geschiedt overeenkomstig de regels voor overdracht van het bezwaarde goed.
Voorbeeld:
• Rietje is eigenaar van een camper waarop Simon een recht van gebruik heeft. Simon doet twee jaar na de vestiging van het recht van gebruik afstand van zijn recht; hij geeft de camper feitelijk weer af aan Rietje. Het recht van gebruik op de camper is daarmee tenietgegaan.
Verklaar opzegging?
Een beperkt recht kan worden opgezegd, zij het dat hieraan de beperking is gesteld dat opzegging alleen mogelijk is, indien de bevoegdheid daartoe bij de wet of bij de vestiging van het beperkte recht aan de hoofdgerechtigde, of aan de beperkt gerechtigde of aan beiden is toegekend (tweede lid, sub d). De opzegging is een eenzijdige rechtshandeling en vormvrij (art. 3:37, eerste lid).
Voorbeeld:
Tonie is eigenaar van een stuk grond, waarop ten behoeve van Vegter een recht van erfpacht is gevestigd. In de akte van vestiging van het beperkt recht is niets geregeld omtrent de bevoegdheid van de erfpachter om het beperkt recht op te zeggen. Deze bevoegdheid heeft hij wel conform artikel 5:87, eerste lid. Twee jaren na vestiging zegt Vegter zijn erfpachtrecht op, zodat dit beperkt recht teniet is gegaan.
Verklaar vermenging?
Deze wijze van tenietgaan van een beperkt recht vinden we in het tweede lid, sub e. Het hoofdrecht en het beperkt recht komen in één hand.
Willems heeft een recht van erfdienstbaarheid op het stuk grond van zijn neef en tevens buurman Bosmans. Na de dood van Bosmans erft Willems het perceel grond van Bosmans, zodat Willems daarvan eigenaar wordt. Het recht van erfdienstbaarheid dat Willems op het betreffende perceel heeft, gaat door vermenging teniet.
Wat zijn de relativeringen van artikel 3:81, derde lid?
Aan de ene kant kunnen deze wijzen van tenietgaan van beperkte rechten niet ten nadele van bepaalde derden werken. Aan de andere kant werkt de vermenging ook niet ten voordele van bepaalde derden.
- In de eerste plaats werkt de afstand en de vermenging niet ten nadele van degene die op het tenietgaande beperkte recht op zijn beurt weer een beperkt recht heeft.
Voorbeeld:
• Martien heeft een recht van erfpacht op een stuk grond van Bekkers. Ten behoeve van Chris is door Martien op het recht van erfpacht een recht van vruchtgebruik gevestigd.
Martien doet afstand van zijn erfpachtrecht. Deze afstand van het recht van erfpacht door Martien werkt niet ten nadele van Chris, met andere woorden: Chris behoudt zijn recht van vruchtgebruik van het erfpachtrecht op de grond van Bekkers.
- In de slotzin van artikel 3:81, derde lid wordt bepaald dat de vermenging niet werkt ten voordele van hen die een beperkt recht hebben op het bezwaarde goed en het tenietgaande recht moesten eerbiedigen.
Voorbeeld:
Evers heeft een recht van erfdienstbaarheid op het erf dat toebehoort aan zijn buurman Fons. Vervolgens wordt door Fons ten behoeve van Geertsema een hypotheekrecht gevestigd op het stuk grond, waarop het recht van erfdienstbaarheid is gevestigd. Door verkoop en levering van het stuk grond van Fons aan Evers, verkrijgt deze de eigendom van het stuk grond, zodat de erfdienstbaarheid door vermenging tenietgaat.
Deze vermenging werkt echter niet ten voordele van hypotheekhouder Geertsema, zodat deze, als het tot een executoriale verkoop komt, het stuk grond alleen kan verkopen alsof de erfdienstbaarheid er nog op rust.
Werkt afstand van een beperkt recht ten voordele van een lager gerangschikte beperkt gerechtigde?
Uit de tekst van de wet is af te leiden dat afstand van een beperkt recht kennelijk wel ten voordele van een lager gerangschikte beperkt gerechtigde werkt.
Voorbeeld:
Nemen we hetzelfde voorbeeld als hiervoor. Echter nu doet Evers afstand van zijn recht van erfdienstbaarheid. Deze afstand werkt wel ten voordele van de hypotheekhouder, Geertsema, zodat hij bij eventuele executoriale verkoop de grond van Fons onbezwaard kan verkopen.
Waar vinden we het ret recht van erfdienstbaarheid?
Het recht van erfdienstbaarheid vindt zijn behandeling in Boek 5, titel 6.
Artikel 5:70, eerste lid geeft een de#nitie van een erfdienstbaarheid
Erfdienstbaarheid: Onroerende zaak/erf?
Voor een erfdienstbaarheid is vereist het bestaan van twee onroerende zaken, waarvan er een als heersend erf en de ander als dienend erf heeft te gelden. Het begrip‘onroerende zaak’is ruimer dan het begrip‘erf’. Dit laatste begrip betekent: grondstuk (zowel land als waterpercelen).
Het artikel spreekt over het ruimere begrip ‘onroerende zaak’ omdat ook een opstal, los van het grondstuk waarop deze is aangebracht, met een erfdienstbaarheid belast kan worden.
Dat er in artikel 5:70 nog over‘erf’wordt gesproken is alleen omdat dit begrip is ingeburgerd in het spraakgebruik.
Erfdienstbaarheid: Heersend/dienend erf?
De onroerende zaak ten behoeve waarvan de erfdienstbaarheid is gevestigd, is het heersend erf. De onroerende zaak die met de erfdienstbaarheid is belast, is het dienend erf.
Het is niet noodzakelijk dat de erven aan elkaar grenzen. Dit zal meestal wel het geval zijn, maar noodzakelijk is dat niet. De erven kunnen dus kilometers uit elkaar liggen. De Parlementaire geschiedenis noemt het voorbeeld van het verbod ten behoeve van een op grote afstand gelegen heersend erf, opgelegd aan een fabriek, als dienend erf, om gassen in de lucht of stoffen in een rivier te lozen die speciaal voor het heersend erf nadelig zijn.