L12 : De verbintenis in het algemeen Flashcards

1
Q

Waar vinden we verbintenissen in het BW?

A

Boek 6 (algemeen gedeelte en verbintenissenrecht)

Boek 7 (bijzondere overeenkomsten)

Boek 8 (verkeersmiddelen en vervoer)

Daarnaast is Boek 3 van belang omdat daar rechtshandelingen in het algemeen worden behandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar staat het begrip verbintenis in de wet?

A

Begrip ́verbintenis ́ niet gede!nieerd in de wet

In de literatuur:

Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer bepaalde personen, op grond waarvan de een jegens de ander recht heeft op een prestatie, waartoe die ander verplicht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke elementen zijn van belang in de definitie van verbintenis?

A
  • Rechtsbetrekking
  • Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking
  • 2 of meer bepaalde rechtspersonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een rechtsbetrekking?

A

Dit is een betrekking (relatie) tussen personen waaraan het recht rechtsgevolg verbindt.

Voorbeeld:

  • De afspraak gemaakt door A en B om samen op vakantie te gaan, doet geen rechtsbetrekking tussen A en B ontstaan. Uit deze relatie vloeien voor A en B geen juridische rechten en plichten voort.
  • De afspraak tussen A en B dat A met B tegen betaling mee op vakantie zal gaan om B en zijn kinderen te verzorgen, doet daarentegen wel een rechtsbetrekking tussen A en B ontstaan. Uit deze relatie vloeien voor A en B wel juridische rechten en verplichtingen voort.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking?

A

De rechtsbetrekking moet op geld waardeerbaar zijn

Voorbeeld:

  • E en F, die met elkaar gehuwd zijn, zijn elkaar op grond van artikel 1:81, eerste lid (onder andere) getrouwheid verschuldigd. In dit opzicht is tussen E en F sprake van een puur familierechtelijke betrekking.
  • E en F, die met elkaar zijn gehuwd, zijn op grond van artikel 1:84, eerste lid ieder verplicht bij te dragen in de kosten van de huishouding. In dit opzicht is tussen E en F sprake van een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent 2 of meer bepaalde rechtspersonen?

A

Eerst op het moment dat concreet tussen een of meer individueel aan te wijzen personen sprake is van een plicht, c.q. een recht, is sprake van een verbintenis tussen die bepaalde personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn Subjecten der verbintenis?

A

Aan de ene kant staat iemand die gerechtigd is tot een
bepaalde prestatie; deze noemen we de schuldeiser of crediteur van die bepaalde prestatie. En daartegenover staat iemand die tot die bepaalde prestatie verplicht is; deze noemen we de schuldenaar of de debiteur van die bepaalde prestatie. Zij zijn de subjecten der verbintenis

Er kunnen meer debiteuren en ook meer crediteuren zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het voorwerp van een verbintenis?

A

Op grond van een verbintenis is de crediteur jegens de debiteur gerechtigd tot een prestatie en is de debiteur verplicht tot die prestatie. Het voorwerp, ofwel het object, ofwel nog anders: het onderwerp van de verbintenis, is de prestatie van de debiteur.

De prestatie kan bestaan uit :

  • een geven,
  • een doen
  • een niet-doen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf Verplichting om te geven?

A

De debiteur kan in de eerste plaats verplicht zijn een zaak te geven aan de crediteur.

Voorbeeld:

• Silvia verkoopt haar !ets aan Dirk (art. 7:1). Uit deze koopovereenkomst vloeien voor Silvia en Dirk over en weer verbintenissen voort. Enerzijds bestaat er de verplichting van Silvia om haar !ets in eigendom over te dragen aan Dirk. Daartegenover bestaat het recht van Dirk op levering van de !ets. Anderzijds bestaat er de verplichting van Dirk om de koopprijs van de !ets aan Silvia te betalen. Daartegenover staat het recht van Silvia op betaling van die koopprijs.

Onder de verplichting om een zaak te geven verstaan we ook de verplichting om het genot van een zaak te verschaffen.

Voorbeeld:

• Joop verhuurt zijn woning aan Klaas (art. 7:201). Ook uit deze overeenkomst vloeien over en weer verbintenissen voort. Enerzijds bestaat er de verplichting van de verhuurder Joop om het huurgenot aan de huurder Klaas te verschaffen. Daartegenover bestaat het recht op het huurgenot van Klaas. Anderzijds bestaat er de verplichting van Klaas om de huurprijs te betalen, het geven van een geldsom dus (althans in de meeste gevallen). Daartegenover bestaat er voor Joop het recht op betaling van die huurprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf Verplichting om te doen?

A

erder kan een debiteur verplicht zijn tot een doen jegens de crediteur.

Voorbeeld:
• Sander is metselaar en in dienst van Ysbrand (art. 7:610). Ook uit deze overeenkomst vloeien over en weer verbintenissen voort: enerzijds de prestatie van Sander die bestaat uit het verrichten van metselaarswerkzaamheden, anderzijds het recht van Ysbrand op die prestatie die door Sander moet worden verricht, namelijk de metselaarswerkzaamheden. Daarnaast is er een tweede verbintenis welke bestaat in de verplichting van Ysbrand tot het betalen van loon aan Sander. Hiertegenover staat dan het recht van Sander op de betaling van loon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf Verplichting om niet te doen?

A

De debiteur kan in de laatste plaats verplicht zijn iets niet te doen.

Voorbeeld:
• Zora en Akka spreken af dat Akka de inrit voor het huis van Zora mag gebruiken om achter in zijn tuin te komen. Het voorwerp van de verbintenis Akka-Zora bestaat uit het enerzijds niet optreden door Zora jegens Akka als deze over zijn inrit loopt, iets wat Zora wel zou mogen doen als hij in deze geen afspraak had gemaakt met Akka. Daartegenover staat het recht van Akka om gebruik te maken van de inrit voor het huis van Zora.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem een aantal soorten verbintenissen?

A
  • Pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers
  • Pluraliteit van schuldenaren
  • Verbonden voor ongelijke delen
  • Hoofdelijke verbondenheid
  • Pluraliteit van schuldeisers
  • Alternatieve verbintenissen
  • Voorwaardelijke verbintenissen
  • Verbintenis onder opschortende voorwaarde
  • Verbintenis onder ontbindende voorwaarde
  • Verbintenissen met tijdsbepaling
  • Soortverbintenissen – speciesverbintenissen
  • Resultaatsverbintenissen – inspanningsverbintenissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Omschrijf Pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers?

A

We hebben in de vorige paragraaf reeds gezien dat het mogelijk is dat meer personen tot één prestatie verplicht zijn: er zijn meer debiteuren, of dat meer personen tot één prestatie gerechtigd zijn: er zijn meer crediteuren. In dit geval spreken we van pluraliteit van schuldenaren en van pluraliteit van schuldeisers.

Voorbeelden:
• Jacob en Aleida hebben gezamenlijk € 1000 geleend van Karel. Zij zijn verplicht om het bedrag van € 1000 met rente terug te betalen aan Karel. Hier is sprake van pluraliteit van schuldenaren.

• Marcel en Lisa lenen samen aan Pyke € 1000. Zij zijn gerechtigd tot de terugbetaling van het geleende bedrag met rente. Hier is sprake van pluraliteit van schuldeisers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijf Pluraliteit van schuldenaren?

A

De wet geeft regels voor dit geval in afdeling 2 titel 1 van Boek 6.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de hoofdregel van art 6:6 mbt pluraliteit van schuldenaren?

A

verbonden voor gelijke delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Omschrijf Verbonden voor ongelijke delen?

A

art 6:6

Ook uit een rechtshandeling kan voortvloeien dat er sprake is van verbondenheid voor ongelijke delen. Zo kunnen partijen bij een overeenkomst afspreken dat indien er meer debiteuren zijn, deze debiteuren voor ongelijke delen verbonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is Hoofdelijke verbondenheid?

A

We spreken van hoofdelijke verbondenheid of hoofdelijkheid, indien de debiteuren ieder voor het geheel aansprakelijk zijn. Elk van de debiteuren kan voor de gehele schuld worden aangesproken. Betaalt één van hen de schuld, dan is daarmee ook de ander bevrijd van zijn verplichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem voorbeelden van hoofdelijkheid uit de wet?

A

artikelen 5:77, eerste lid,

5: 92, eerste lid en
6: 166, eerste lid.

Lees in dit verband ook artikel 1:85, eerste lid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar kan nog meer hoofdelijke verbondenheid uit voortvloeien?

A

Ook uit een rechtshandeling kan voortvloeien dat er sprake is van hoofdelijke verbondenheid. Zo kunnen partijen bij een overeenkomst afspreken dat indien er meer debiteuren zijn, deze debiteuren hoofdelijk verbonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat betekent het dat de prestatie die verschuldigd is, deelbaar is?

A

Dit wil zeggen dat de prestatie in delen kan worden gesplitst, zonder dat daardoor het wezen van de prestatie wordt aangetast. Hierbij kunnen we dan denken aan een som geld of een partij graan enzovoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een ondeelbare prestatie?

A

Een prestatie is ondeelbaar, indien het splitsen van de prestatie zou betekenen dat haar wezen wordt aangetast, dan wel dat haar waarde aanmerkelijk zou afnemen. Bij een verbintenis om te geven kan men bijvoorbeeld denken aan de verplichting voor twee debiteuren, A en B, om een paard te leveren aan een crediteur, X, de koper van het paard

zij zijn op grond van artikel 6:6, tweede lid hoofdelijk verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar vinden we regels omtrent pluraliteit van schuldeisers?

A

De wet geeft voor pluraliteit van schuldeisers regels in artikel 6:15 e.v.

Hoofregel:

Parallel aan artikel 6:6 is ook in artikel 6:15, eerste lid de hoofdregel dat indien twee of meer personen tot een bepaalde prestatie gerechtigd zijn, ieder van hen voor een gelijk deel gerechtigd is.

ook hier zijn op de hoofdregel uitzonderingen mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn Alternatieve verbintenissen?

A

afdeling 4 titel 1 van Boek 6.

In artikel 6:17, eerste lid wordt bepaald: ‘Een verbintenis is alternatief, wanneer de schuldenaar verplicht is tot één van twee of meer verschillende prestaties ter keuze van hemzelf, van de schuldeiser of van een derde.’

Hoofdregel is, aldus het tweede lid van artikel 6:17, dat de keus met betrekking tot de prestatie die wordt verricht, aan de schuldenaar toekomt. Hiervan kan worden afgeweken door de wet, de gewoonte of een rechtshandeling.

Voorbeeld:
L koopt een drachtige koe van M en spreekt met M af dat hij ofwel € 1000 aan M zal betalen, ofwel het kalf dat geboren moet worden zal geven aan M, dit te zijner vrije keuze. Uit de koopovereenkomst L–M vloeit een alternatieve verbintenis voort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Omschrijf Voorwaardelijke verbintenissen?

A

afdeling 5, titel 1 van Boek 6, artikelen 6:21 t/m 25.

Een verbintenis is voorwaardelijk wanneer bij rechtshandeling haar werking afhankelijk is gesteld van een toekomstige onzekere gebeurtenis, aldus artikel 6:21

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat geldt er bij toekomstige onzekere gebeurtenis bij een voorwaardelijke verbintenis?

A

Een voorwaardelijke verbintenis is

  • ofwel een verbintenis onder opschortende voorwaarde, - ofwel een verbintenis onder ontbindende voorwaarde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Omschrijf Verbintenis onder opschortende voorwaarde?

A

Is er sprake van een verbintenis onder opschortende voorwaarde, dan gaat de verbintenis eerst werken op het moment dat de voorwaarde in vervulling is gegaan.

Joop verkoopt zijn huis aan Otto onder de opschortende voorwaarde dat Joop een baan krijgt in Breda.
Vanaf het moment dat Joop een baan heeft verkregen in Breda, gaat de verbintenis Joop-Otto werken. Joop is verplicht het huis te leveren, Otto is verplicht de koopsom te betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Omschrijf Verbintenis onder ontbindende voorwaarde?

A

s er sprake van een verbintenis onder ontbindende voorwaarde, dan werkt de verbintenis van het begin af aan, dus vanaf het moment van ontstaan van de verbintenis, maar de werking eindigt op het moment dat de voorwaarde in vervulling is gegaan.

Voorbeeld:

Piet verkoopt zijn huis aan Jetje onder de ontbindende voorwaarde dat Jetje binnen drie maanden geen passende !nanciering rond krijgt om het huis te betalen. Het lukt Jetje niet binnen de gegeven termijn een passende !nanciering rond te krijgen, zodat de voorwaarde in vervulling gaat. Vanaf het moment van vervulling van de voorwaarde vervalt de verbintenis Piet-Jetje.

28
Q

Omschrijf Verbintenissen met tijdsbepaling?

A

Deze verbintenissen worden in het BW niet apart geregeld. De enige plaats waar in het BW hier nog enige aandacht aan wordt besteed is artikel 6:38 e.v. Een verbintenis onder tijdsbepaling is een verbintenis waarvan de werking afhankelijk wordt gesteld van een toekomstige gebeurtenis die zeker zal intreden. Het moment van intreden hoeft niet vast te staan.

Voorbeeld:

  • Karel en Martijn komen overeen dat Martijn het stuk grond van Karel om niet mag gebruiken tot aan het moment van overlijden van Karel.
  • Joost heeft bij de Nederlandse verzekeringsmaatschappij een levensverzekering afgesloten, inhoudende dat er tegen betaling van een premie bij zijn vijfenzestigste levensjaar aan hem of bij eerder overlijden aan zijn erfgenamen of begunstigden een som van € 50.000 ineens wordt uitgekeerd.
29
Q

Wat is een Soortverbintenis?

A

Het onderscheid dat hier aan de orde is, zult u niet in een bepaalde afdeling geregeld vinden. De wet bevat wel op bepaalde plaatsen speciaal voor soortverbintenissen geschreven regels. Een soortverbintenis ofwel een generieke verbintenis is een verbintenis waarbij het voorwerp van de prestatie alleen naar de soort is bepaald.

Voorbeelden:
• de verplichting om één ton rogge te leveren
• de verplichting om een Audi A-4 bouwjaar 2006 te leveren
• de verplichting om twintig “essen rode wijn Bordeaux 2005 te leveren.

30
Q

Wat is een speciesverbintenis?

A

Dit is een verbintenis waarbij het voorwerp van de prestatie individueel bepaald is.

Voorbeelden:
• de verplichting om de één ton rogge die in silo veertien is opgeslagen, te leveren
• de verplichting om de zwarte Audi A4 met , kentekenbewijs 89-PN-LV, bouwjaar 2003 te leveren

31
Q

Waarom is dit onderscheidtussen soortverbintenis en speciesverbintenis van belang?

A

Artikelen waarin het belang van het onderscheid naar voren komt, zijn de artikelen 6:28, 6:41 en 6:65. De eerste twee artikelen spreken voor zich. Het laatste artikel geeft een regeling die van belang is voor de overgang van het risico ter zake van de te leveren soortzaken.

32
Q

Omschrijf Resultaatsverbintenissen – inspanningsverbintenissen?

A

In onze wetgeving wordt van de uitdrukkingen resultaats- en inspanningsverbintenis nergens gerept.
Een resultaatsverbintenis is een verbintenis die gericht is op een bepaald resultaat.
Een inspanningsverbintenis is een verbintenis waarbij een bepaalde inspanning moet worden verricht.

Voorbeelden:
De overeenkomst tot vervoer van personen brengt als regel voor de vervoerder de verplichting mee om de reiziger veilig naar de plaats van bestemming te brengen, aldus HR 26 februari 1971 NJ 1971, 270 (Tramlijn 10). Hier is dus sprake van een resultaatsverbintenis.
Jasper gaat tegen betaling van € 30 per uur rijles nemen bij autorijschoolhouder Jan. Op Jan rust een verplichting om Jasper in een auto te leren rijden en hem voor te bereiden op een examen. Op Jan rust een inspanningsverbintenis.

**Het onderscheid is van belang voor de grens tussen overmacht en wanprestatie. **

33
Q

waaruit kunnen verbintenissen ontstaan?

A

Artikel 6:1

‘Verbintenissen kunnen slechts ontstaan indien dit uit de wet voortvloeit.’

We moeten deze bepaling ruim opvatten. Met deze regel wil de wetgever aangeven dat het voldoende is als het ontstaan van de verbintenis op enigerlei wijze op de wet is terug te voeren.

34
Q

Welke Verbintenissen ontstaan uit de wet?

A
  • onrechtmatige daad (art. 6:162 e.v.)
  • zaakwaarneming (art. 6:198 e.v.)
  • onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v.)
  • ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 e.v.)
  • alimentatieverplichtingen (art. 1:157, 1:392 e.v.)
  • rechterlijke dwangsom (art. 611a e.v. Rv).
35
Q

Welke Verbintenissen die ontstaan uit rechtshandelingen?

A

In de tweede plaats zijn er de verbintenissen die ontstaan uit rechtshandelingen. We noemen hier als een van de voornaamste bronnen van verbintenissen die de wet aanwijst, de obligatoire overeenkomst: een meerzijdige rechtshandeling waaruit voor partijen over en weer verbintenissen ontstaan. Denk aan de

  • koopovereenkomst
  • ruilovereenkomst
  • huurovereenkomst.

U moet bedenken dat de overeenkomst een bron van verbintenissen is omdat de wet de overeenkomst als zodanig aanwijst.

36
Q

Welke Verbintenissen die voortvloeien uit het stelsel van de wet?

A

Hiermee bedoelen we dat voor het ontstaan van een verbintenis niet altijd een wetsartikel hoeft te worden aangewezen. Wel moet voor die gevallen een oplossing gezocht worden die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen. Artikel 6:1 schept door haar formulering ook de ruimte voor deze gevallen. Dit was anders onder het oude recht. Daar liet de wet die ruimte niet. De Hoge Raad heeft daar echter een mouw aan gepast in zijn arrest van 30 januari 1959, NJ 1959, 548 (Quint-Te Poel).

37
Q

Verklaar arrest Quint - Te Poel

A

Casus
Quint heeft met Hubertus te Poel een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten (zie voor de aanneming van werk thans art. 7:750 BW), inhoudende dat Quint voor Hubertus te Poel twee winkelhuizen met bovenwoningen, bedrijfsruimten enzovoort op een terrein gelegen in Heerlen zal bouwen.
Als de bouw van de winkelhuizen enzovoort voltooid is, blijkt dat het terrein waarop Quint gebouwd heeft geen eigendom is van Hubertus te Poel, maar eigendom is van diens broer Heinrich te Poel. Heinrich te Poel is als eigenaar van de grond door natrekking (zie leereenheid 9, par. 4) tevens eigenaar geworden van de daarop door Quint gebouwde winkelhuizen enzovoort. Daar Quint geen verhaal kan halen op Hubertus te Poel voor de overeengekomen aannemingssom, spreekt hij Heinrich te Poel als eigenaar van de winkelhuizen enzovoort, aan tot betaling van de door hem gemaakte kosten voor de bouw van de winkelhuizen enzovoort. De vraag is nu of Quint inderdaad Heinrich te Poel met succes kan aanspreken tot betaling, met andere woorden: of er tussen Quint en Heinrich te Poel een verbintenis is ontstaan. Deze verbintenis was gebaseerd op een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. Onder het toen geldende recht bestond er geen algemene actie uit ongerechtvaardigde verrijking.
Men komt dan uiteindelijk toe aan de uitlegging van artikel 1269 oud BW (art. 6:1), dat een beperktere formulering kent dan het daarmee corresponderend artikel 6:1. Moest dit artikel eng worden geïnterpreteerd of ruim?
Het hof hangt de enge leer aan. Dit blijkt uit de volgende overwegingen:
‘dat art. 11 van de Wet, houdende Algemene Bepalingen der Wetgeving van het Koninkrijk, den rechter voorschrijft volgens de wet recht te spreken en het den rechter mitsdien niet vrijstaat civielrechtelijke verbintenissen te creëren, welke niet door de Wet gegeven en geregeld zijn;
dat art. 1269 BW uitputtend voorschrijft, op welke wijze verbintenissen kunnen ontstaan, te weten, behalve uit overeenkomst, uit de wet, waaruit zonder meer volgt, dat feiten buiten overeenkomst, waaraan de Wet niet het rechtsgevolg van een verbintenis verbindt, geen verbintenis in het leven kunnen roepen;
dat het Hof, mitsdien de door Quint oorspronkelijk ingestelde actie niet op enige wetsbepaling gegrond acht, hetgeen betekent, dat de door Quint ten grondslag harer vordering gestelde feiten die vordering niet zou kunnen dragen.’
De Hoge Raad hangt de ruime leer aan. Dit blijkt uit de navolgende overwegingen: ‘dat echter het Hof door, na te hebben bevonden dat het door Quint gepretendeerde vorderingsrecht niet in een bepaald wetsartikel steun vindt, daaraan de gevolgtrekking te verbinden, dat aan Quint geen vorderingsrecht toekomt, een te enge uitlegging heeft gegeven aan de woorden ́uit de wet ́;
dat uit deze woorden immers geenszins volgt, dat elke verbintenis rechtstreeks op enig wetsartikel moet steunen, doch daaruit slechts mag worden afgeleid, dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wèl in de wet geregelde gevallen.’
Terzijde zij hier opgemerkt dat, ondanks het feit dat de Hoge Raad de ruime leer aanhangt, in casu geen verbintenis is ontstaan tussen Quint en Heinrich te Poel.

38
Q

Begrip ́redelijkheid en billijkheid ́

Omschrijf?

A

art 6:2

partijen moeten bij het uitvoeren van hun verbintenis als redelijke (verstandige) mensen handelen en met elkaars gerechtvaardigde belangen rekening houden

39
Q

Waar vinden we de nadere uitwerking van redelijkheid en billijkheid?

A

artikel 3:12

De wetgever vond het nodig om een aantal gegevens vast te leggen waarmee bij het vaststellen van hetgeen de billijkheid eist, rekening werd gehouden. Dit om te voorkomen dat de redelijkheid en billijkheid op te subjectieve wijze zou worden bepaald.

40
Q

Toepassingsgebied van de redelijkheid en billijkheid?

A

Het toepassingsgebied van de redelijkheid en billijkheid heeft zich allengs uitgebreid. Was zij aanvankelijk alleen van toepassing op overeenkomsten, één van de bronnen van verbintenissen, nu is zij van toepassing op alle verbintenissen, ongeacht hun ontstaansbron (zie art. 6:2)

41
Q

Verklaar Werking van de redelijkheid en billijkheid?

A

De redelijkheid en billijkheid heeft tweeërlei werking, te weten:

  1. de aanvullende werking en
  2. de derogerende werking.
42
Q

Verklaar de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid?

A

ad 1: Uit de redelijkheid en billijkheid kunnen allerlei bijkomende rechten en plichten voortvloeien, welke de rechtspositie van schuldeiser en schuldenaar nader bepalen. De redelijkheid en billijkheid vult als zodanig een bestaande verbintenis aan.

Wij nemen als voorbeeld de uitspraak van Rb Almelo 14 april 1926 NJ 1927, 24. De rechtbank achtte een koper verplicht te antwoorden op de vraag wanneer hij aanwezig zou zijn om de gekochte zaken te ontvangen, omdat de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat men elkaar de uitvoering van de overeenkomst zo gemakkelijk mogelijk maakt en niet door kleinzielige overzuinigheid de wederpartij op kosten jaagt.

43
Q

Verklaar de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid?

A

Deze werking van de redelijkheid en billijkheid vinden we terug in artikel 6:2, tweede lid. De redelijkheid en billijkheid kan een bestaande verbintenis of een gedeelte daarvan opzij zetten. We spreken ook wel van de beperkende of derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid.

44
Q

Noem de 3 gevallen van derogerende werking van redelijkheid en billijkheid?

A

In de eerste plaats kan de redelijkheid en billijkheid aan alle bronnen van verbintenissen die wij in de vorige paragraaf hebben genoemd, afbreuk doen; zij kan zelfs een dwingende wetsbepaling opzij zetten.

In de tweede plaats dient de rechter met alle omstandigheden van het concrete geval rekening te houden.

In de derde plaats komt aan de redelijkheid en billijkheid slechts beperkende werking toe, als toepassing van een bepaalde regel in de hiervoor bedoelde omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn.

45
Q

Waar vinden we de natuurlijke verbintenis?

A

artikelen 6:3 tot en met 6:5.

46
Q

Wat is een natuurlijke verbintenis?

A

Een natuurlijke verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, waarbij de prestatie waartoe de debiteur jegens de crediteur verplicht is, door de crediteur niet rechtens kan worden afgedwongen.

Anders gezegd: als de debiteur zijn verplichting jegens de crediteur niet nakomt, kan deze laatste de debiteur niet dagvaarden, met het gevolg dat de debiteur niet kan worden veroordeeld aan zijn verplichting jegens de crediteur te voldoen.

47
Q

Wat is de tegenhanger van de natuurlijke verbintenis?

A

In plaats van een natuurlijke verbintenis, spreken we in het geval van een (normale) verbintenis waarbij de prestatie wel rechtens kan worden afgedwongen, van een civiele verbintenis.

48
Q

Wat is noodzakelijk voor het bestaan van een naturrlijke verbintenis?

A

Voor het bestaan van een natuurlijke verbintenis is noodzakelijk en tevens voldoende dat ten minste één van de in het tweede lid van art 6:3 genoemde gevallen zich voordoet.

49
Q

Wat is de eerste mogelijkheid van een natuurlijke verbintenis?

Noem 3 voorbeelden?

A

Een natuurlijke verbintenis bestaat wanneer de wet of een rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt.

Het eerste voorbeeld dat we hier geven is artikel 7A:1825 e.v. De wet onthoudt afdwingbaarheid aan verbintenissen die voortvloeien uit spel en weddenschap.

Herman en Martien gaan naar de voetbalwedstrijd FC Den Haag-Feyenoord. Zij sluiten een weddenschap, inhoudende dat de wedstrijd met een score van 3-2 in het voordeel van FC Den Haag zal a”open. De uit deze overeenkomst voortvloeiende verbintenis, de verplichting van de verliezer om aan de winnaar € 100 te betalen en het recht van de winnaar op de € 100 is niet juridisch afdwingbaar.

Als tweede voorbeeld noemen we de verbintenis die overblijft nadat een verjaringstermijn (de verjaringstermijnen zijn opgenomen in de artt. 3:306-312) is verstreken.

Fietsenhandelaar Jan verkoopt en levert een geavanceerde race!ets voor het bedrag van € 2500 aan Patrick op 4 januari 2002. Patrick krijgt tegelijkertijd met de race!ets
de factuur mee en belooft Jan deze per direct te betalen. Patrick betaalt echter niet. De rechtsvordering die Jan heeft op Patrick tot betaling van de koopsom van de race!ets, verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de vordering van Jan opeisbaar is geworden. Er blijft echter een natuurlijke verbintenis over na die tijd als Patrick zich, bij een eventuele vordering van Jan, op die verjaringstermijn heeft beroepen (zie in dit verband art. 3:307).
Dus, stel dat Jan na die vijf jaren een rechtsvordering instelt tegen Patrick tot betaling van de betreffende koopprijs en Patrick een beroep doet op het verjaren van de vordering, dan kan Jan de betaling van de koopprijs niet meer afdwingen. Op Patrick rust slechts een natuurlijke verbintenis tot betaling van de koopprijs. De afdwingbaarheid van de verbintenis komt hier te ontvallen naar aanleiding van een later intredende omstandigheid, namelijk het verstrijken van de termijn voor de rechtsvordering en het beroep op verjaring door Patrick.

Ook krachtens rechtshandeling kan aan een verbintenis de afdwingbaarheid worden onthouden.

Peters en Klaasen komen overeen dat Peters aan Klaasen € 10.000 leent tegen 7% rente. Klaasen zal het bedrag in maandelijkse termijnen van € 1000 terugbetalen. Tevens wordt overeengekomen dat het bedrag niet door Peters in rechte kan worden afgedwongen.

50
Q

Wat is de 2e manier van het onstaan van een natuurlijke verbintenis?

Welke leer ligt hieraan ten grondslag?

A

sub b van artikel 6:3, tweede lid:

de natuurlijke verbintenis die bestaat wanneer iemand jegens een ander een dwingend morele verplichting heeft.

Met het sub b genoemde geval is door de wetgever expliciet de ruime leer ten aanzien van natuurlijke verbintenissen aanvaard.

51
Q

de wetgever heeft aangegeven, dat het voor de vaststelling of een dringende morele verplichting een natuurlijke verbintenis oplevert, aankomt op de in de maatschappij bestaande gangbare opvattingen.

Verklaar?

A

De subjectieve opvattingen van de ‘natuurlijke’ debiteur vormen dus niet de maatstaf voor het bepalen of er sprake is van een natuurlijke verbintenis, maar er moet een objectieve maatstaf worden aangelegd.

Deze objectieve maatstaf vinden we in de maatschappelijke opvattingen

52
Q

Verklaar arrest Goudse Bouwmeester?

A

Casus
De bouwmeester van de gemeente Gouda heeft ƒ 35.000 ontvangen van aannemer Bergeijk, daar de eerste ervoor heeft gezorgd dat de aannemer een vergunning krijgt voor de bouw van woningen. Men komt erachter dat de bouwmeester in ruil voor het bewerkstelligen van het verlenen van de vergunning steekpenningen heeft aangenomen. Om een niet-eervol ontslag te vermijden, stort hij hetgeen hij aan steekpenningen heeft gekregen (ƒ 35.000) in de kas van de gemeente. Desondanks wordt de bouwmeester niet-eervol ontslagen. Daarop dagvaardt de bouwmeester de gemeente tot betaling van het door hem gestorte bedrag wegens onverschuldigde betaling. De overweging waaruit blijkt dat de Hoge Raad de ruime leer heeft aanvaard: ‘dat hieruit volgt, dat mag worden aangenomen, dat appellant die ƒ 35.000 heeft gestort als het ware uit een gevoel van berouw, fatsoen of iets dergelijks, en dus door die storting vrijwillig heeft willen voldoen aan eene natuurlijke verbintenis.’

53
Q

Wat is de 2e mogelijkheid voor een natuurlijke verbintenis op morele gronden?

A

de morele verzorgingsplicht, daar waar geen wettelijke alimentatieplicht bestaat. Te denken valt dan met name aan het verzorgd achterlaten van de weduwe. Hier is van belang het arrest van de Hoge Raad van 30 november 1945 NJ 1946, 62 (De Visser-Harms).

54
Q

Omschrijf het arrest van de Hoge Raad van 30 november 1945 NJ 1946, 62 (De Visser-Harms)?

A

voor hen, die het vooruitzicht op een voldoende verzorging van hun weduwe niet hebben, naar algemeen gangbare opvattingen van moraal en fatsoen als een onafwijsbare plicht wordt beschouwd om naar de mate van het mogelijke te zorgen voor het onderhoud van de weduwe en de nakoming van deze verzorgingsplicht als een natuurlijke verbintenis moet worden erkend.

55
Q

Wat is de derde vorm van een natuurlijke verbintenis op morele gronden?

A

het verstrekken van een pensioen aan een arbeider of diens nabestaanden zonder dat een contractueel recht op pensioen bestaat. Hier is van belang het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 1971 NJ 1971, 187 (Pensioen Reesema). Een langdurige dienstbetrekking kan volgens algemene opvattingen van moraal en fatsoen een verplichting voor de werkgever meebrengen om na het einde van de dienstbetrekking, binnen redelijke grenzen, geheel of ten dele in het levensonderhoud van de ex-werknemer te voorzien.

56
Q

Waar worden rechtsgevolgen van natuurlijke verbintenissen behandeld?

A

artikel 6:4.

Op de natuurlijke verbintenissen zijn ingevolge dit artikel zo veel mogelijk de bepalingen van Boek 6 van toepassing. Dit voor zover de wet of haar strekking niet het tegendeel meebrengt.

Regels die daarentegen niets met afdwingbaarheid te maken hebben, zijn wel op de natuurlijke verbintenissen van toepassing. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de regel dat schuldenaar en schuldeiser van een natuurlijke verbintenis zich overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid dienen te gedragen jegens elkaar (art. 6:2).

57
Q

Wat kan bij een natuurlijke verbintenis niet?

A

Uit hetgeen we reeds over de natuurlijke verbintenis hebben geleerd, kunnen we a”eiden dat op de natuurlijke verbintenis niet van toepassing zijn bepalingen die te maken hebben met de afdwingbaarheid. De debiteur kan zo dus niet veroordeeld worden tot nakoming (art. 3:296 e.v.). Bij niet- nakoming is de debiteur ook niet gehouden om schadevergoeding te betalen (afd. 6.1.9).

58
Q

Wat is de natuurlijke verbintenis wel en blijkt uit de 2 arresten van de HR?

A

Zo kan de verbintenis ook een geldige titel voor overdracht van een goed opleveren (art. 3:84). De natuurlijke verbintenis kan dus een geldige rechtsgrond zijn. Neem het arrest De Visser-Harms. Stel de man draagt ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis (dwingende verplichting van moraal en fatsoen) zijn huis
over aan de ‘toekomstige weduwe’. In de tweede plaats kan hetgeen op grond van een natuurlijke verbintenis is betaald, niet worden aangemerkt als een onverschuldigde betaling (zie voor de onverschuldigde betaling afd. 6.4.2). Anders gezegd: hetgeen ter voldoening van een natuurlijke verbintenis is betaald, is verschuldigd betaald; er is een rechtsgrond voor die betaling. Dit was goed te zien in het arrest van de Goudse bouwmeester. Deze probeerde de betaling aan de gemeente, toen het ernaar uitzag dat hij alsnog oneervol ontslagen werd, ongedaan te maken met een vordering uit onverschuldigde betaling. Maar de Hoge Raad nam wel degelijk een rechtsgrond voor de betaling aan, namelijk een dringende verplichting van moraal en fatsoen.

59
Q

Wat is Omzetting?

A

Art 6:5

de omzetting van een natuurlijke verbintenis in een civiele (dus rechtens wel afdwingbare) verbintenis.

60
Q

Wat is er nodig om van een natuurlijke verbintenis een civiele verbintenis te maken?

A

Voor zo’n omzetting is een overeenkomst tussen de schuldenaar en schuldeiser van de natuurlijke verbintenis nodig. Er is dus een meerzijdige rechtshandeling nodig om van een natuurlijke verbintenis een civiele verbintenis te maken.

61
Q

Welk arrest is een voorbeeld van omzetting?

A

We nemen als voorbeeld het Pensioen Reesema-arrest. Zou de werkgever met de werknemer een overeenkomst sluiten waarbij ze afspreken dat de werknemer in het vervolg recht op een maandelijkse pensioenuitkering verkrijgt, dan is daarmee de natuurlijke verbintenis geworden tot een civiele (rechtens afdwingbare) verbintenis.

Voorbeeld:
R heeft een zus S die in zeer behoeftige omstandigheden verkeert. R geeft daarom, gezien het feit dat hij een zeer hoog inkomen heeft, iedere maand € 300 aan zijn zus. Wanneer R dit een aantal maanden achter elkaar heeft gedaan, komt hij met S overeen dat hij elke maand € 300 aan laatstgenoemde geeft.
Aangenomen dat sprake was van een natuurlijke verbintenis R-S, dan is deze nu omgezet in een civiele verbintenis R-S.

62
Q

Marga en Joke hebben geruime tijd gezamenlijk een !nancieel adviesbureau gerund. Op een gegeven moment hebben zij de samenwerking beëindigd en zijn ieder afzonderlijk met een eigen bureau verder gegaan. Hierbij hebben zij afgesproken om elkaar gedurende een jaar niet te beconcurreren.
Roept de afspraak om elkaar gedurende een jaar niet te beconcurreren een verbintenis tussen beiden in het leven?

A

Ja, de afspraak tussen Marga en Joke doet een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen beide ontstaan. Voor beiden ontstaat de verplichting om elkaar gedurende een jaar niet te beconcurreren. Deze prestatie is op geld waardeerbaar. Het elkaar niet mogen beconcurreren kan invloed hebben op de inkomenspositie van beiden. Zo zal Marga bijvoorbeeld inkomsten derven, als Joke haar verplichting schendt.

63
Q

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.
I. Bij een verbintenis zijn altijd een schuldeiser en een schuldenaar betrokken.
II. Het object van een verbintenis is de prestatie waartoe de schuldeiser
gerechtigd is.
a. Stelling I en II zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Stelling I en II zijn onjuist.

A

Het juiste alternatief is a. Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer bepaalde personen, waarbij de ene partij (schuldeiser) is gerechtigd tot een bepaalde prestatie waartoe de andere persoon (schuldenaar) verplicht is. Het object ofwel het voorwerp van een verbintenis is inderdaad de te verrichten prestatie door de schuldenaar. De schuldeiser is tot die bepaalde prestatie gerechtigd.

64
Q

Geef in de volgende gevallen aan wat het voorwerp van de verbintenis is:
a. D en E spreken af dat zij hun auto’s met elkaar zullen ruilen.
b. F beschadigt de auto van G.
c. H, directeur van een groot taxibedrijf, spreekt met K af dat hij hem op 14
september 2012 per taxi vanuit Utrecht naar Schiphol zal brengen.
d. L belooft op 10 mei 2012 een niertransplantatie uit te voeren bij nierpatiënt M.
e. N spreekt met O af dat hij zijn !ets zal schenken aan O.
f. P en Q, die beiden naast elkaar gelegen winkelpanden hebben gekocht in de
binnenstad van Leeuwarden, spreken af dat P in het door hem gekochte winkelpand geen slagerij mag beginnen, daar Q reeds in het door hem gekochte winkelpand een slagerij gaat beginnen.

A

a. De voorwerpen van de verbintenis D-E zijn
• de prestatie van D, bestaande uit het in eigendom geven van zijn auto aan
E en
• de prestatie van E, bestaande uit het in eigendom geven van zijn auto aan
D.
b. Het voorwerp van de verbintenis F-G is de prestatie van F, bestaande uit het
geven van een (geldelijke) vergoeding aan G.
c. De voorwerpen van de verbintenis H-K zijn
• de prestatie van H, bestaande uit het vervoeren (een doen) van K naar Schiphol en
• de prestatie van K, bestaande uit het geven van de prijs voor het vervoer per taxi aan H.
d. De voorwerpen van de verbintenis L-M zijn
• de prestatie van L, bestaande uit het transplanteren (een doen) van een
nier bij M ende prestatie van M, bestaande uit het geven van het salaris voor het uitvoeren van de transplantatie aan L.
e. Het voorwerp van de verbintenis N-O is de prestatie van N, bestaande uit het geven (in eigendom) van zijn !ets aan O.
f. Het voorwerp van de verbintenis P-Q is de prestatie van P, bestaande uit het niet vestigen (een niet-doen) van een slagerij in het door hem gekochte winkelpand.

65
Q

A verkoopt op 14 oktober 2004 zijn huis aan B onder de ontbindende voorwaarde dat de overplaatsing van B van de vestiging van het bedrijf waar hij nu werkt, naar de vestiging in de plaats waar het huis van A staat, niet doorgaat. Op 17 november 2004 is duidelijk dat B’s overplaatsing niet doorgaat, zodat de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat. B stelt nu dat door de vervulling van deontbindende voorwaarde de verbintenis A-B nooit heeft bestaan. Is deze stelling van B juist?

A

De gegeven stelling is niet juist. In de periode voor de vervulling van de ontbindende voorwaarde bestaat de verbintenis wel en heeft zij haar werking. Eerst vanaf het moment van de vervulling van de ontbindende voorwaarde vervalt de verbintenis.

66
Q

Geef in elk van de hiernavolgende casus aan of er sprake is van (het voldoen aan) een natuurlijke verbintenis.

a) Mikko en Bas, studiegenoten, sluiten een weddenschap, met als inzet dat degene die het eerst afstudeert voor de ander een reis naar Barcelona zal betalen.
b) Na een arbeidsovereenkomst van veertig jaar gaat werknemer Kees van Oyen met pensioen. Ter gelegenheid daarvan biedt werkgever Zandstraal Kees, wegens diens enorme inzet voor het bedrijf, een reis naar Australië aan ter waarde van € 2200. Kees van Oyen, die nu eindelijk in de gelegenheid is zijn aldaar wonende dochter te bezoeken, aanvaardt ontroerd deze geste.
c) Liza heeft aan haar zus Maria € 3600 geleend. Afgesproken is dat Maria het bedrag dient terug te betalen in twaalf maandelijkse termijnen van € 300 en dat zij over het geleende bedrag geen rente is verschuldigd. Tevens zijn zij overeengekomen dat Liza de terugbetaling niet in rechte zal afdwingen.
d) De welgestelde chirurg Peter komt op weg naar de golfclub zwerver Y tegen. Peter overhandigt hem € 25, omdat hij zeer begaan is met het lot van zwervers.

A

a. Hier is inderdaad een natuurlijke verbintenis ontstaan. Van een natuurlijke verbintenis is onder meer sprake indien de wet aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt. Artikel 7A:1825 e.v. BW onthoudt de afdwingbaarheid aan verbintenissen die voortvloeien uit spel en weddenschap.
b. Hier is geen natuurlijke verbintenis ontstaan. Een natuurlijke verbintenis bestaat onder meer indien de schuldenaar jegens de schuldeiser een dringend morele verplichting heeft. De te verrichten prestatie moet van zodanige aard zijn, dat deze naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan de schuldeiser toekomende prestatie moet worden aangemerkt. Hiervan is in deze casus geen sprake. Werkgever Zandstraal is immers naar maatschappelijke opvattingen moreel niet verplicht tot het geven van een reis bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met een van zijn werknemers. In casu is tussen partijen een schenkingsovereenkomst totstandgekomen.
c. Ingevolge artikel 6:3, tweede lid, sub a, BW kan krachtens een rechtshandeling de afdwingbaarheid aan een verbintenis worden onthouden. Hiervan is in deze casus sprake. Liza en Marga zijn immers overeengekomen dat Liza de terugbetaling niet in rechte kan afdwingen. Tussen Liza en Marga is hierdoor een natuurlijke verbintenis ontstaan.
d. Hier is geen natuurlijke verbintenis maar een schenkingsovereenkomst tot stand gekomen. Peter heeft het geldbedrag uit vrijgevigheid overhandigd aan de zwerver (zie art. 7:175 BW). Een natuurlijke verbintenis vereist het bestaan van een dringende morele verplichting van de schuldenaar jegens degene die tot de prestatie is gerechtigd. Er moet niet alleen sprake zijn van een dringende morele verplichting aan de zijde van de schuldenaar (te beoordelen aan de hand van objectieve maatstaven), maar er moet ook een sterke aanspraak op

die prestatie van de schuldeiser tegenover staan. Het is dus mogelijk dat iemand zich moreel tot iets verplicht acht en dat naar objectieve maatstaven ook is, maar dat toch niet van een natuurlijke verbintenis kan worden gesproken, omdat daar geen sterke aanspraak van een ander tegenover staat. Dat laatste is in deze casus het geval. De chirurg Peter mag zich naar objectieve maatstaven al dan niet verplicht achten tot de verrichte prestatie, maar daar staat geen tegenoverliggende dringende aanspraak van de zwerver jegens Peter tegenover.