L7: Beschikkingsbevoegdheid Flashcards
Voor een geldige overdracht van een goed is vereist?
artikel 3:84
- een geldige titel,
- een geldige leveringshandeling
- beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder
Wat is de hoofdregel tav beschikkingsonbevoegdheid?
Hoofdregel is dat de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder ten gevolge heeft dat de verkrijger geen rechthebbende is geworden van het verkregen goed (de vervreemder moet dus bevoegd zijn om een goed over te dragen).
Wat houdt het begrip ‘beschikkingsbevoegdheid’ in?
Beschikkingsbevoegdheid is de bevoegdheid om een bepaald goed te vervreemden (over te dragen) of te bezwaren, waarbij bezwaren betekent het belasten van een goed met een beperkt goederenrechtelijk recht
Wat als de vervreemder geen recht heeft om het goed over te dragen?
De vervreemder moet dus het recht hebben om het goed over te dragen. Heeft de vervreemder die bevoegdheid niet, dan wordt de verkrijger ook geen
rechthebbende
Wanneer spreken we van:
- eigenaar
- crediteur
- beperkt gerechtigde?
Bij zaken spreken we van de eigenaar. Bij vorderingsrechten spreken we van de crediteur van de vordering. Bij beperkte rechten spreken we van de beperkt gerechtigde.
De eigenaar, c.q. rechthebbende heeft een zo volledig mogelijke beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van de zaak, c.q. het goed. ‘Zo volledig mogelijk’ duidt waarop?
dat beperkingen op de beschikkingsbevoegdheid van de eigenaar c.q. rechthebbende mogelijk zijn.
De bevoegdheid tot beschikken kan in bepaalde gevallen aan de eigenaar, c.q. rechthebbende geheel of gedeeltelijk worden ontnomen. Als voorbeeld van een rechthebbende aan wie de beschikkingsbevoegdheid over zijn goederen geheel is ontnomen, noemen we hier de rechthebbende die failliet is verklaard
Voorbeeld:
Lutjens is eigenaar van een huis. Op 7 mei 2004 verkoopt hij zijn huis aan Brinkman. Op 10 mei 2004 wordt hij failliet verklaard. De tot levering bestemde akte wordt op 15 mei 2004 ingeschreven in de openbare registers. Brinkman is in casu (ondanks de inschrijving in de registers) geen eigenaar geworden, als gevolg van de beschikkingsonbevoegdheid van Lutjens.
Noem voorbeelden van beperkingen in de beschikkingsbevoegdheid?
- Beslag
- Ook niet beschikkingsbevoegd is de houder van een goed
Cornelis heeft een elektrische boor in bruikleen (art. 7A: 1777 e.v.) van Dorus. Op grond van de bruikleenovereenkomst is Cornelis houder van de boor. Terwijl Cornelis aan het werk is met de boor, komt zijn buurman Evert langs, die zeer gecharmeerd blijkt te zijn van de boor. Daar Evert aan Cornelis al vaker goede diensten heeft bewezen, besluit Cornelis de boor aan Evert te schenken. Cornelis overhandigt aan het eind van de dag, wanneer hij klaar is met de werkzaamheden, de boor aan Evert, die niet weet dat Cornelis die boor enkel in bruikleen heeft.
Evert heeft de boor verkregen van een beschikkingsonbevoegde en is daarom geen eigenaar geworden van de boor.
- Eveneens niet beschikkingsbevoegd is de bezitter-niet-rechthebbende van een goed, zowel de bezitter te goeder trouw als de bezitter niet te goeder trouw
Voorbeeld:
Evert, in het hiervoor gegeven voorbeeld, is bezitter te goeder trouw van de boor. We nemen hier voor het gemak aan dat hij niet weet en ook niet kan weten dat Cornelis, van wie hij de boor heeft gekregen, geen eigenaar was van de boor. Twee maanden nadat Evert de boor geschonken kreeg van Cornelis, verkoopt en levert hij deze uit geldnood aan Frits. Frits heeft de boor verkregen van een beschikkingsonbevoegde.
• Graatje steelt een stereo-installatie die eigendom is van Harie. Graatje is bezitter niet te goeder trouw. Graatje verkoopt en levert de betreffende installatie aan Koos. Koos heeft de stereo-installatie verkregen van een beschikkingsonbevoegde.
Op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid zijn door de wetgever enkele uitzonderingen gegeven. Waar?
neergelegd in de artikelen 3:86 tot en met 3:88.
In de in deze bepalingen aangegeven gevallen wordt aan een verkrijger, die aan bepaalde vereisten voldoet, bescherming geboden tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder (het betreft in beide artikelen gevallen waarin de verkrijger die een bepaalde schijn voor werkelijkheid hield, in bescherming wordt genomen).
Wat is er nodig om met succes een beroep te kunnen doen op art 3:86 en 3:88?
Wil men met succes een beroep kunnen doen op één van de beschermingsbepalingen neergelegd in de artikelen 3:86 en 3:88, dan moet er in ieder geval sprake zijn van een geldige titel en een geldige leveringshandeling.
Wat is het probleem voor verkrijgers van roerende zaken?
We zagen eerder dat het bijna onmogelijk is voor verkrijgers van roerende zaken – we zullen ons in het vervolg in het kader van artikel 3:86, behoudens enkele uitzonderingen, tot deze zaken beperken – om na te gaan welke rechten de
vervreemder op zo’n zaak heeft en of hij wel bevoegd is die zaak over te dragen.
Wat is de materiele functie van art 3:86?
Die bescherming bestaat dan hierin dat de verkrijger die één van de in artikel 3:86 genoemde goederen geleverd heeft gekregen van iemand (de vervreemder) die een zodanige macht heeft over dat goed dat de verkrijger mocht menen dat de vervreemder beschikkingsbevoegd was, rechthebbende is geworden van dat goed, ook al blijkt later dat de vervreemder geen rechthebbende was en (dus) niet beschikkingsbevoegd.
De materiële functie houdt in dat de macht van de vervreemder-bezitter of vervreemder-houder deze als rechthebbende tegenover en ten gunste van de verkrijger van de zaak legitimeert, alhoewel hij dit in werkelijkheid niet is. We spreken ook wel van de legitimatieleer.
Wat zijn de vereisten die we uit de bepaling van art 3:86 kunnen halen?
A. Het moet betreffen roerende zaken niet-registergoederen, toondervorderingen of ordervorderingen.
B. Er moet sprake zijn van een levering overeenkomstig de artikelen 3:90, 91 of 93. De verwijzing naar deze artikelen heeft een aantal implicaties.
C. De overdracht moet anders dan om niet geschieden.
D. De verkrijger moet te goeder trouw zijn.
Let op wat bij beschikkingsonbevoegdheid?
Bedenk nogmaals dat het onderhavige artikel alleen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder heelt en dat verder aan de andere vereisten voor een geldige overdracht wel moet zijn voldaan. Dit betekent dat er een geldige levering en een geldige titel moet zijn.
Wat zijn de twee implicaties van de verwijzing naar artikel 3:90 ?
- Artikel 3:90 heeft betrekking op roerende zaken niet-registergoederen die zich in de macht van de vervreemder bevinden. De vervreemder is bezitter of houder. Verliest hij de zaak en is dus de zaak niet meer in zijn macht, dan dient levering te geschieden overeenkomstig 3:95.
Dit artikel is niet vermeld in artikel 3:86, waaruit we dan moeten concluderen dat in het geval van levering van roerende zaken niet-registergoederen die zich niet in de macht van de vervreemder bevinden, het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder onverkort gehandhaafd blijft ,behoudens art. 3:88
- Levering geschiedt door bezitsoverdracht (a) of door bezitsverschaffing (b).
a. Levering door bezitsoverdracht; omschrijf?
We zagen al eerder dat alleen een bezitter bezit kan overdragen. Levering dient te geschieden op één van de in de artikelen 3:114 en 3:115 genoemde wijzen. Is er echter geleverd overeenkomstig artikel 3:115, sub a (levering c.p). dan is er weer geen beroep op artikel 3:86 mogelijk. Dit hangt samen met de relativering van de levering c.p. zoals we die in artikel 3:90, tweede lid hebben gezien. De levering c.p. werkt niet tegen een derde die een ouder recht op de zaak heeft (denk maar aan een eigenaar van de zaak).
De levering is weliswaar geldig maar de verkrijger die c.p. geleverd heeft gekregen, kan zich jegens de derde (oudere rechthebbende) niet op die levering beroepen. Zolang deze relativering voortduurt (dus zolang de levering geen werking heeft tegenover de derde-oudere rechthebbende) kan de verkrijger die de zaak c.p. geleverd kreeg, ook geen beroep doen op artikel 3:86. De relativering van de c.p.-levering werkt dus ook door in de bescherming die dit laatstgenoemde artikel biedt.
Waarom heeft de wetgever ervoor gekozen om levering c.p. te relativeren?
bij botsing van de belangen van de verkrijger te goeder trouw en de (oorspronkelijke) rechthebbende in
beginsel voor deze laatste gekozen, indien de levering zonder naar buiten blijkende verandering van de status quo plaatsvond.’
Voorbeeld:
Karel heeft de televisie van Pieter gestolen. Karel verkoopt en levert de televisie c.p. aan Janus. Janus krijgt dus geleverd van een beschikkingsonbevoegde. Janus kan nu ter bescherming tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Karel geen beroep doen op artikel 3:86 omdat er c.p. geleverd is en deze levering niet werkt tegen een oudere rechthebbende, in casu Pieter (zie art. 3:90).
b. Levering door bezitsverschaffing; omschrijf?
Levering kan ook geschieden door middel van bezitsverschaffing door de houder, analoog aan de in artikel 3:114 en 3:115 genoemde wijzen van bezitsoverdracht.
Echter de levering c.p. is hier uitgesloten omdat een houder (zie art. 3:111) nooit geldig c.p. kan leveren. Een verkrijger die dus c.p. geleverd heeft gekregen van een houder kan geen beroep doen op artikel 3:86, omdat de verkrijger geen bezit heeft verkregen.