L7: Beschikkingsbevoegdheid Flashcards

1
Q

Voor een geldige overdracht van een goed is vereist?

A

artikel 3:84

  • een geldige titel,
  • een geldige leveringshandeling
  • beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de hoofdregel tav beschikkingsonbevoegdheid?

A

Hoofdregel is dat de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder ten gevolge heeft dat de verkrijger geen rechthebbende is geworden van het verkregen goed (de vervreemder moet dus bevoegd zijn om een goed over te dragen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt het begrip ‘beschikkingsbevoegdheid’ in?

A

Beschikkingsbevoegdheid is de bevoegdheid om een bepaald goed te vervreemden (over te dragen) of te bezwaren, waarbij bezwaren betekent het belasten van een goed met een beperkt goederenrechtelijk recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat als de vervreemder geen recht heeft om het goed over te dragen?

A

De vervreemder moet dus het recht hebben om het goed over te dragen. Heeft de vervreemder die bevoegdheid niet, dan wordt de verkrijger ook geen
rechthebbende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer spreken we van:

  • eigenaar
  • crediteur
  • beperkt gerechtigde?
A

Bij zaken spreken we van de eigenaar. Bij vorderingsrechten spreken we van de crediteur van de vordering. Bij beperkte rechten spreken we van de beperkt gerechtigde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De eigenaar, c.q. rechthebbende heeft een zo volledig mogelijke beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van de zaak, c.q. het goed. ‘Zo volledig mogelijk’ duidt waarop?

A

dat beperkingen op de beschikkingsbevoegdheid van de eigenaar c.q. rechthebbende mogelijk zijn.

De bevoegdheid tot beschikken kan in bepaalde gevallen aan de eigenaar, c.q. rechthebbende geheel of gedeeltelijk worden ontnomen. Als voorbeeld van een rechthebbende aan wie de beschikkingsbevoegdheid over zijn goederen geheel is ontnomen, noemen we hier de rechthebbende die failliet is verklaard

Voorbeeld:

Lutjens is eigenaar van een huis. Op 7 mei 2004 verkoopt hij zijn huis aan Brinkman. Op 10 mei 2004 wordt hij failliet verklaard. De tot levering bestemde akte wordt op 15 mei 2004 ingeschreven in de openbare registers. Brinkman is in casu (ondanks de inschrijving in de registers) geen eigenaar geworden, als gevolg van de beschikkingsonbevoegdheid van Lutjens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem voorbeelden van beperkingen in de beschikkingsbevoegdheid?

A
  • Beslag
  • Ook niet beschikkingsbevoegd is de houder van een goed

Cornelis heeft een elektrische boor in bruikleen (art. 7A: 1777 e.v.) van Dorus. Op grond van de bruikleenovereenkomst is Cornelis houder van de boor. Terwijl Cornelis aan het werk is met de boor, komt zijn buurman Evert langs, die zeer gecharmeerd blijkt te zijn van de boor. Daar Evert aan Cornelis al vaker goede diensten heeft bewezen, besluit Cornelis de boor aan Evert te schenken. Cornelis overhandigt aan het eind van de dag, wanneer hij klaar is met de werkzaamheden, de boor aan Evert, die niet weet dat Cornelis die boor enkel in bruikleen heeft.
Evert heeft de boor verkregen van een beschikkingsonbevoegde en is daarom geen eigenaar geworden van de boor.

  • Eveneens niet beschikkingsbevoegd is de bezitter-niet-rechthebbende van een goed, zowel de bezitter te goeder trouw als de bezitter niet te goeder trouw

Voorbeeld:

Evert, in het hiervoor gegeven voorbeeld, is bezitter te goeder trouw van de boor. We nemen hier voor het gemak aan dat hij niet weet en ook niet kan weten dat Cornelis, van wie hij de boor heeft gekregen, geen eigenaar was van de boor. Twee maanden nadat Evert de boor geschonken kreeg van Cornelis, verkoopt en levert hij deze uit geldnood aan Frits. Frits heeft de boor verkregen van een beschikkingsonbevoegde.
• Graatje steelt een stereo-installatie die eigendom is van Harie. Graatje is bezitter niet te goeder trouw. Graatje verkoopt en levert de betreffende installatie aan Koos. Koos heeft de stereo-installatie verkregen van een beschikkingsonbevoegde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid zijn door de wetgever enkele uitzonderingen gegeven. Waar?

A

neergelegd in de artikelen 3:86 tot en met 3:88.

In de in deze bepalingen aangegeven gevallen wordt aan een verkrijger, die aan bepaalde vereisten voldoet, bescherming geboden tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder (het betreft in beide artikelen gevallen waarin de verkrijger die een bepaalde schijn voor werkelijkheid hield, in bescherming wordt genomen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er nodig om met succes een beroep te kunnen doen op art 3:86 en 3:88?

A

Wil men met succes een beroep kunnen doen op één van de beschermingsbepalingen neergelegd in de artikelen 3:86 en 3:88, dan moet er in ieder geval sprake zijn van een geldige titel en een geldige leveringshandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het probleem voor verkrijgers van roerende zaken?

A

We zagen eerder dat het bijna onmogelijk is voor verkrijgers van roerende zaken – we zullen ons in het vervolg in het kader van artikel 3:86, behoudens enkele uitzonderingen, tot deze zaken beperken – om na te gaan welke rechten de
vervreemder op zo’n zaak heeft en of hij wel bevoegd is die zaak over te dragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de materiele functie van art 3:86?

A

Die bescherming bestaat dan hierin dat de verkrijger die één van de in artikel 3:86 genoemde goederen geleverd heeft gekregen van iemand (de vervreemder) die een zodanige macht heeft over dat goed dat de verkrijger mocht menen dat de vervreemder beschikkingsbevoegd was, rechthebbende is geworden van dat goed, ook al blijkt later dat de vervreemder geen rechthebbende was en (dus) niet beschikkingsbevoegd.

De materiële functie houdt in dat de macht van de vervreemder-bezitter of vervreemder-houder deze als rechthebbende tegenover en ten gunste van de verkrijger van de zaak legitimeert, alhoewel hij dit in werkelijkheid niet is. We spreken ook wel van de legitimatieleer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vereisten die we uit de bepaling van art 3:86 kunnen halen?

A

A. Het moet betreffen roerende zaken niet-registergoederen, toondervorderingen of ordervorderingen.
B. Er moet sprake zijn van een levering overeenkomstig de artikelen 3:90, 91 of 93. De verwijzing naar deze artikelen heeft een aantal implicaties.

C. De overdracht moet anders dan om niet geschieden.

D. De verkrijger moet te goeder trouw zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Let op wat bij beschikkingsonbevoegdheid?

A

Bedenk nogmaals dat het onderhavige artikel alleen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder heelt en dat verder aan de andere vereisten voor een geldige overdracht wel moet zijn voldaan. Dit betekent dat er een geldige levering en een geldige titel moet zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de twee implicaties van de verwijzing naar artikel 3:90 ?

A
  1. Artikel 3:90 heeft betrekking op roerende zaken niet-registergoederen die zich in de macht van de vervreemder bevinden. De vervreemder is bezitter of houder. Verliest hij de zaak en is dus de zaak niet meer in zijn macht, dan dient levering te geschieden overeenkomstig 3:95.

Dit artikel is niet vermeld in artikel 3:86, waaruit we dan moeten concluderen dat in het geval van levering van roerende zaken niet-registergoederen die zich niet in de macht van de vervreemder bevinden, het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder onverkort gehandhaafd blijft ,behoudens art. 3:88

  1. Levering geschiedt door bezitsoverdracht (a) of door bezitsverschaffing (b).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

a. Levering door bezitsoverdracht; omschrijf?

A

We zagen al eerder dat alleen een bezitter bezit kan overdragen. Levering dient te geschieden op één van de in de artikelen 3:114 en 3:115 genoemde wijzen. Is er echter geleverd overeenkomstig artikel 3:115, sub a (levering c.p). dan is er weer geen beroep op artikel 3:86 mogelijk. Dit hangt samen met de relativering van de levering c.p. zoals we die in artikel 3:90, tweede lid hebben gezien. De levering c.p. werkt niet tegen een derde die een ouder recht op de zaak heeft (denk maar aan een eigenaar van de zaak).
De levering is weliswaar geldig maar de verkrijger die c.p. geleverd heeft gekregen, kan zich jegens de derde (oudere rechthebbende) niet op die levering beroepen. Zolang deze relativering voortduurt (dus zolang de levering geen werking heeft tegenover de derde-oudere rechthebbende) kan de verkrijger die de zaak c.p. geleverd kreeg, ook geen beroep doen op artikel 3:86. De relativering van de c.p.-levering werkt dus ook door in de bescherming die dit laatstgenoemde artikel biedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom heeft de wetgever ervoor gekozen om levering c.p. te relativeren?

A

bij botsing van de belangen van de verkrijger te goeder trouw en de (oorspronkelijke) rechthebbende in
beginsel voor deze laatste gekozen, indien de levering zonder naar buiten blijkende verandering van de status quo plaatsvond.’

Voorbeeld:

Karel heeft de televisie van Pieter gestolen. Karel verkoopt en levert de televisie c.p. aan Janus. Janus krijgt dus geleverd van een beschikkingsonbevoegde. Janus kan nu ter bescherming tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Karel geen beroep doen op artikel 3:86 omdat er c.p. geleverd is en deze levering niet werkt tegen een oudere rechthebbende, in casu Pieter (zie art. 3:90).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

b. Levering door bezitsverschaffing; omschrijf?

A

Levering kan ook geschieden door middel van bezitsverschaffing door de houder, analoog aan de in artikel 3:114 en 3:115 genoemde wijzen van bezitsoverdracht.
Echter de levering c.p. is hier uitgesloten omdat een houder (zie art. 3:111) nooit geldig c.p. kan leveren. Een verkrijger die dus c.p. geleverd heeft gekregen van een houder kan geen beroep doen op artikel 3:86, omdat de verkrijger geen bezit heeft verkregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

C. De overdracht moet anders dan om niet geschieden, omschrijf?

A

Hiermee wordt aangegeven dat er bij de verkrijger sprake moet zijn van een tegenprestatie. Deze hoeft niet te corresponderen met de werkelijke waarde van de overgedragen zaak.
Het zou zeer onredelijk zijn jegens de oorspronkelijk rechthebbende, als de verkrijger, die een zaak om niet van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen, ten koste van de oorspronkelijke rechthebbende zou worden beschermd.

Voorbeeld:

Karel heeft de televisie van Pieter gestolen. Karel verkoopt en levert de televisie c.p. aan Janus. Janus krijgt dus geleverd van een beschikkingsonbevoegde. Janus kan nu ter bescherming tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Karel geen beroep doen op artikel 3:86 omdat er c.p. geleverd is en deze levering niet werkt tegen een oudere rechthebbende, in casu Pieter (zie art. 3:90).

  • José en André ruilen hun computers met elkaar. Later blijkt dat André met betrekking tot de computer die hij op grond van de ruilovereenkomst aan José heeft overgedragen, niet beschikkingsbevoegd was. José, die te goeder trouw is (dit vereiste zal hierna worden behandeld), kan wel een beroep doen op artikel 3:86.
  • Maarten schenkt een schilderij aan Livia. Maarten blijkt niet bevoegd te zijn over het schilderij te beschikken. Livia is te goeder trouw, maar kan desondanks geen beroep doen op artikel 3:86 omdat zij het schilderij om niet verkreeg.
19
Q

D. De verkrijger moet te goeder trouw zijn, Omschrijf?

A

Een verkrijger moet te goeder trouw zijn in de zin van artikel 3:11. Die is aanwezig indien hij de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder niet kende, noch behoorde te kennen; geobjectiveerde subjectieve goede trouw. Deze goede trouw van de verkrijger moet bestaan op het moment van de verkrijging.

20
Q

Noem nog een ander vereiste gesteld waaraan moet zijn voldaan, wil men een succesvol beroep op artikel 3:86, eerste lid, kunnen doen?

A

Artikel 3:87 bevat voor de toepassing van artikel 3:86 een aanvulling op de onderzoeksplicht die krachtens artikel 3:11 rust op degene die zich op goede trouw wil beroepen.
Kan de verkrijger niet aan het vereiste, in het eerste lid gesteld, voldoen, dan komt hem geen beroep toe op de bescherming van artikel 3:86 en verkrijgt hij het goed dus niet.

21
Q

Wat is de wegwijsplicht?

A

de aanvullende eis die artikel 3:87 stelt:

De verkrijger moet de rechthebbende de weg kunnen wijzen naar zijn voorman(=vervreemder).

22
Q

Aanvullende eisen van art 3:87?

A

Vermeld moet nog worden dat de in het artikel genoemde verplichting alleen op de eerste verkrijger rust.

Tot slot geldt de verplichting zoals in artikel 3:87 opgenomen, voor een periode van drie jaar.

Hierna geldt dus nog alleen de algemene regel van artikel 3:11.

Voorbeeld wegwijsplicht:

Bob steelt de zeer dure videocamera van Niki. Twee dagen nadat hij de videocamera gestolen heeft, verkoopt en levert Bob deze aan Pepijn. Weer twee maanden daarna ziet Niki, die toevalligerwijze bij Pepijn op bezoek komt, zijn videocamera liggen. Niki vraagt meteen van wie Pepijn deze videocamera heeft gekregen, maar deze laatste kan daarop geen antwoord geven. Pepijn heeft aan Bob niet gevraagd wie hij was.

23
Q

Verhouding art 3:86 lid 1 vs art 3:86 lid 3?

A

Artikel 3:86, derde lid, vormt weer een uitzondering op het in artikel 3:86, eerste lid bepaalde. Heeft de eigenaar van een roerende zaak niet-registergoed deze zaak verloren door diefstal dan kan hij deze zaak gedurende drie jaren na de dag van de diefstal opeisen als zijn eigendom van degene die een beroep kan doen op artikel 3:86, eerste lid.

24
Q

Verschil diefstal en eigen toedoen?

A

geraakt een goed met toedoen van de gerechtigde buiten diens macht, dan komt onbevoegdelijk beschikken over het goed voor risico van de gerechtigde, door wiens toedoen deze onbevoegde beschikking immers pas mogelijk is geworden.

Geraakt een goed door diefstal uit de macht van de gerechtigde (buiten diens toedoen), dan komt onbevoegd beschikken over het goed niet terstond voor risico van de gerechtigde, maar pas nadat een termijn van drie jaar is verstreken.

25
Q

Wat is het effect van de vervaltermijn?

A

Laat hij deze termijn onbenut, dan wordt de derde-verkrijger (die aan de vereisten van het eerste lid voldoet) alsnog eigenaar en wel met terugwerkende kracht tot het tijdstip van zijn verkrijgin

26
Q

Voorbeelden revindiceren en vervaltermijn?

A
  • Victor is eigenaar van een sportwagentje. Willem steelt dit sportwagentje van Victor op 19 december 2000. Een dag later al verkoopt Willem het gestolen sportwagentje aan Wubo die te goeder trouw is en daarmee een beroep kan doen op artikel 3:86, eerste lid. Op 17 februari 2004 ontdekt Victor dat zijn sportwagentje zich bij Wubo bevindt. Victor kan het sportwagentje niet meer revindiceren van Wubo. Er zijn immers meer dan drie jaar na de diefstal verstreken.
  • Gerard heeft zijn elektrische zaag in bruikleen gegeven aan Sjarl. Deze verkoopt en levert de zaag aan Bert, die te goeder trouw is. In dit geval heeft Gerard zelf mogelijk gemaakt dat er onbevoegdelijk over de zaag werd beschikt; er is dus sprake van ‘toedoen’ bij Gerard. Bert verkrijgt op grond van artikel 3:86 de zaag en Gerard kan deze niet revindiceren van Bert.
27
Q

Wat is vereist voor de toepassing van art 3:86 lid3?

A

Bedenk nogmaals dat men slechts aan de toepassing van artikel 3:86, derde lid toekomt, indien door de verkrijger aan de vereisten van het eerste lid is voldaan. Alleen als de derde-verkrijger met succes een beroep kan doen op de bescherming van de bepaling van het eerste lid, komt men aan het derde lid toe.
Kan de derde-verkrijger geen beroep doen op artikel 3:86, eerste lid en geniet hij dus niet de bescherming zoals in dat lid neergelegd, dan verkrijgt hij geen recht op de zaak en is de oorspronkelijke rechthebbende rechthebbende gebleven en kan deze de zaak revindiceren.
In dat geval geldt dus gewoon de hoofdregel dat zonder beschikkingsbevoegdheid geen geldige overdracht kan plaatsvinden.

28
Q

Formuleert art 3:86 lid uitzonderingen op uitzonderingen?

A

In artikel 3:86, derde lid worden immers na het woordje ‘tenzij’, sub a en b, bepaalde gevallen aangegeven waarin géén revindicatie mogelijk is.

29
Q

Eerste uitzondeing op art 386 lid 3?

A

Art. 3:86, derde lid, sub a

het geval dat de roerende zaak niet-registergoed door een consument van een winkelier wordt verkregen.

30
Q

Benoem de elementen van art 3:86 lid 3 sub a?

A

• De verkrijger is een natuurlijk persoon die handelt als consument.
• De vervreemder maakt van het verhandelen van soortgelijke zaken aan het
publiek zijn bedrijf.
• De vervreemder handelt in casu in de normale uitoefening van zijn bedrijf. Hier
is volgens de parlementaire geschiedenis vooral gedacht aan de detailhandel in
winkels en dergelijke.
• Het bedrijf wordt uitgeoefend in een daartoe bestemde, gebouwde
onroerende bedrijfsruimte.

In al die gevallen gaat het om normale handel door een als gevolg van de aard van zijn bedrijfsruimte gemakkelijk terug te vinden verkoper, waar een particulier in beginsel geen gestolen zaken behoeft te verwachten, hoewel dit de consument niet ontslaat om in bepaalde gevallen, denk maar aan de aankoop van een gebruikte auto, de papieren zorgvuldig te veri#ëren.

31
Q

Buiten de werking van het sub a bedoelde vallen derhalve?

A
  • koop van zaken die worden verhandeld op een markt, op straat, langs de deur of in een café
  • koop op een veiling, omdat ook de particuliere koper op een veiling zich er in het algemeen bewust van moet zijn dat koop op een veiling bepaalde risico’s met zich meebrengt.

In deze gevallen kan de rechthebbende dus wel weer gedurende drie jaren revindiceren.

32
Q

Omschrijf Art. 3:86, derde lid, sub b?

A

n het geval sub b gaat het om geld, toonder- of orderpapier. De ratio voor deze uitzondering op de revindicatiemogelijkheid in artikel 3:86, derde lid gesteld, moet worden gezocht in het belang van een soepel verloop van het betalingsverkeer.

Voorbeeld:
Frank steelt de brom#ets van Jan. Mark leest in de krant dat op een bepaald adres tegen zeer billijke prijzen tweedehands #etsen en brom#etsen te koop worden aangeboden. Mark gaat naar het in de krant genoemde adres, waar hij een permanent opgezette loods waarneemt, en waar boven de ingang in neonletters staat vermeld: ’Jeurissen Hal voor tweedehands #etsen en brom#etsen’.
In de loods zijn meer kooplustige mensen aanwezig. Mark koopt de brom#ets die Frank van Jan heeft gestolen. Jan ontdekt bij Mark zijn brom#ets twee maanden nadat Mark deze heeft gekocht. Mark kan precies het adres opgeven waar hij de brom#ets gekocht heeft en kan daarmee in casu een beroep doen op artikel 3:86, eerste lid. Echter Jan kan ondanks de diefstal de brom#ets niet revindiceren, nu zich hier het geval van artikel 3:86, derde lid, onder a voordoet.
Als Mark nu de brom#ets ergens op een markt, een veiling of op straat had gekocht dan zou Jan wel nog gedurende drie jaren na de diefstal kunnen revindiceren.

33
Q

De tweede uitzondering op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid (art. 3:88)

Omschrijf?

A

Artikel 3:88 is het volgende artikel dat een uitzondering vormt op de regel dat de vervreemder voor een geldige overdracht beschikkingsbevoegd moet zijn.
Indien aan de vereisten van het onderhavige artikel is voldaan, wordt de derde- verkrijger te goeder trouw beschermd. De overdracht van de daar bedoelde goederen is dan geldig en de verkrijger wordt rechthebbende

34
Q

De vereisten voor een geslaagd beroep op artikel 3:88 zijn ?

A

A. Er moet sprake zijn van een overdracht van registergoederen, rechten op naam of andere goederen waarop artikel 3:86 niet van toepassing is.

B. Er vindt alleen bescherming plaats tegen een gebrek in de beschikkingsbevoegdheid

C. De beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder moet voortvloeien uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, welke ongeldigheid niet het gevolg mag zijn van de beschikkingsonbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.

D. De verkrijger moet te goeder trouw zijn

35
Q

Omschrijf:

A. Er moet sprake zijn van een overdracht van registergoederen, rechten op naam of andere goederen waarop artikel 3:86 niet van toepassing is.

A
  1. Onder het artikel vallen goederen die niet in artikel 3:86 worden genoemd, bijvoorbeeld registergoederen en rechten van intellectuele eigendom.
  2. Ook valt onder dit artikel de overdracht van een in artikel 3:86 genoemd goed, dat echter niet op de daar genoemde wijze is overgedragen. Denk bijvoorbeeld aan de roerende zaak waarvan de rechthebbende het bezit door diefstal heeft verloren, welke zaak hij vervolgens overeenkomstig artikel 3:95 overdraagt aan de verzekeringsmaatschappij.
36
Q

Omschrijf :B.

Er vindt alleen bescherming plaats tegen een gebrek in de beschikkingsbevoegdheid?

A

aan alle overige vereisten voor een geldige overdracht moet zijn voldaan, dus er moet een geldige titel en een geldige leveringshandeling zijn.

37
Q

Omschrijf:

C. De beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder moet voortvloeien uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, welke ongeldigheid niet het gevolg mag zijn van de beschikkingsonbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.

A

de ongeldigheid van de vroegere overdracht moet het gevolg zijn van een gebrek in de titel of een gebrekkige leveringshandeling. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gevallen waarin een overeenkomst in strijd is met de goede zeden of in strijd is met de wet of gevallen waarin een akte van cessie niet aan de debitor cessus is medegedeeld.

38
Q

Omschrijf:

D. De verkrijger moet te goeder trouw zijn?

A

Hier moeten we weer verwijzen naar artikel 3:11.

39
Q

Voeg in plaatje p 141

Voeg op antwoord plaatje 1 p142 in

A

• Harmsen verkoopt zijn huis aan Boersma. De koopovereenkomst Harmsen-Boersma is nietig. De tot levering bestemde akte in deze wordt ingeschreven in de openbare registers, hetgeen niet wegneemt dat Boersma geen eigenaar is geworden van het huis, daar niet is voldaan aan het vereiste van een geldige titel (nietige koopovereenkomst). Twee jaren nadat Boersma het huis heeft gekocht, verkoopt en levert hij het huis weer aan Wapstra. Deze Wapstra is te goeder trouw.

Wapstra is met een beroep op artikel 3:88 eigenaar geworden van het huis, ondanks het feit dat vervreemder Boersma beschikkingsonbevoegd is. Deze onbevoegdheid vloeit immers voort uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht (namelijk de overdracht tussen Harmsen en Boersma), die het gevolg is van een gebrek in de titel (en dus niet een gevolg is van de beschikkingsonbevoegdheid van de toenmalige vervreemder, Harmsen).

In schema:

40
Q

Voeg in plaatje 2 p142 op volgende pagina

A


Klaasen heeft uit een huurovereenkomst een vordering op Merks ten bedrage van € 10.000. Klaasen verkoopt deze vordering op Merks aan Stals. Er wordt een akte van cessie opgemaakt, en daarvan wordt mededeling gedaan aan de debitor cessus, Merks. De koopovereenkomst Klaassen-Stals wordt vernietigd door Klaasen wegens misbruik van omstandigheden (art. 3:44, vierde lid en leereenheid 14 II, par. 5).
Korte tijd later verkoopt Stals de vordering op Merks aan Richter. In deze wordt een akte van cessie opgemaakt en mededeling gedaan aan de debitor cessus. Richter is te goeder trouw. Ondanks het feit dat Stals met betrekking tot de aan Richter geleverde vordering op Merks beschikkingsonbevoegd is, is Richter met een beroep op artikel 3:88 toch rechthebbende geworden van de vordering op Merks. De ongeldigheid in
de vroegere overdracht tussen Klaasen en Stals is een gevolg van een gebrek in de titel

41
Q

Wat zijn de verschillen tussen 3:88 en artikel 3:86?

A

Bij artikel 3:88 kennen we geen regel als ne ergelegd in artikel 3:87. Bovendien blijkt dat op grond van artikel 3:88 niet is vereist, zoals bij artikel 3:86, dat de verkrijger anders dan om niet heeft verkregen. Dus anders dan bij artikel 3:86 wordt in artikel 3:88 de verkrijger die om niet verkreeg, ook beschermd.

42
Q

Geef gemotiveerd aan of de onderstaande rechtssubjecten beschikkingsbevoegd dan wel beschikkingsonbevoegd zijn met betrekking tot het betreffende goed.

a. De peuter Casper, die ter gelegenheid van zijn derde verjaardag een step van zijn oma heeft gekregen.
b. De stichting ‘Wij eisen geluk’, die onlangs duizend exemplaren van het boek Geluk is geen herinnering heeft aangeschaft.
c. De zakenman Jip van de Ouwehuijzen, die failliet is verklaard en o.a. eigenaar is van een BMW Z8, bouwjaar 2000.

A

a. De peuter Casper is rechtssubject en dus bevoegd om drager te zijn van subjectieve rechten en plichten. De bevoegdheid om over een goed te beschikken – m.a.w. het goed over te dragen of te bezwaren met een beperkt recht – komt in de regel toe aan de rechthebbende van dat goed.
Door de schenking is Casper eigenaar geworden van de step, zodat hij degene
is die beschikkingsbevoegd is met betrekking tot de step.

b. De stichting ‘Wij eisen geluk’ is een rechtspersoon en daarmee een
rechtssubject (art. 2:3 BW). De stichting kan dus zelfstandig drager zijn van subjectieve rechten en plichten. Door de aanschaf van de boeken is de stichting eigenaar daarvan geworden, zodat zij beschikkingsbevoegd is met betrekking tot die boeken.

c. De zakenman Jip van de Ouwehuijzen is beschikkingsonbevoegd met betrekking tot de BMW. Weliswaar is hij eigenaar van deze auto, maar Van de Ouwehuijzen is failliet verklaard. Het faillissement heeft tot gevolg dat vanaf de dag dat het faillissement is uitgesproken, hij beschikkingsonbevoegd is met betrekking tot de hem toebehorende goederen (art. 23 Fw). Van de Ouwehuijzen blijft dus eigenaar van de BMW, maar is niet meer bevoegd deze over te dragen dan wel met beperkte rechten te bezwaren. Deze bevoegdheid komt tijdens het faillissement toe aan de curator.

43
Q

Geef gemotiveerd aan of de onderstaande rechtssubjecten beschikkingsbevoegd dan wel beschikkingsonbevoegd zijn met betrekking tot het betreffende goed.

d. De 38-jarige onder curatele gestelde Karin Struik, die eigenaar is van een gouden collier.
e. De componist Lodewijk Beetstra, die bezitter te goeder trouw is van een piano.

A

d. Karin Struik is als eigenaar beschikkingsbevoegd met betrekking tot het gouden collier. Het feit dat zij onder curatele is gesteld doet daar niets aan af. De ondercuratelestelling heeft tot gevolg dat Karin handelingsonbekwaam is geworden (art. 1:381 BW). Dit betekent dat zij niet langer zelfstandig onaantastbare rechtshandelingen kan verrichten, zoals bijvoorbeeld het sluiten van een overeenkomst. Zoals in het antwoordmodel bij vraag a al is uiteengezet, leidt handelingsonbekwaamheid niet tot beschikkingsonbevoegdheid. Beschikkingsbevoegdheid speelt namelijk een rol in het goederenrecht en heeft betrekking op de bevoegdheid om een goed over te dragen of te bezwaren met een beperkt recht. Deze bevoegdheid blijft, ondanks de ondercuratelestelling, intact.
e. Lodewijk Beetstra is beschikkingsonbevoegd met betrekking tot de piano. Als bezitter te goeder trouw is hij immers niet aan te merken als eigenaar van de piano.