L8: Verkrijging en verlies door verjaring Flashcards

1
Q

Wat is verjaring?

A

Verjaring is een wijze waarop door verloop van een bepaalde tijd rechten kunnen worden verkregen, maar ook kunnen tenietgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is verkrijgende of acquisitieve verjaring?

A

Verjaring is een wijze waarop door verloop van een bepaalde tijd rechten kunnen worden verkregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is bevrijdende of extinctieve verjaring?

A

Verjaring is een wijze waarop door verloop van een bepaalde tijd rechten kunnen tenietgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar is de verkrijgende verjaring geregeld?

Waar is de extinctieve verjaring geregeld?

A

De verkrijgende verjaring vinden we geregeld in Boek 3 titel 4 afdeling 3

de extinctieve verjaring in Boek 3 titel 11.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De regeling van de acquisitieve verjaring vinden we in…?

A

afdeling 3, titel 4 van Boek 3.

De acquisitieve ofwel de verkrijgende verjaring is één van de wijzen van originaire verkrijging van goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke goederen kunnen door verjaring worden verkregen?

A

Alle goederen kunnen door verjaring worden verkregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is er een uitzondering op de regel dat alle goederen door verjaring kunnen worden verkregen?

A

artikel 3:99, tweede lid

uitzondering voor de aldaar vermelde roerende zaken, bv cultuurbezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de vereisten voor artikel 3:99?

A

1 Men moet bezit hebben

2 Men moet bezitter te goeder trouw zijn

3 Men moet het bezit van een goed hebben gedurende een bepaald aantal jaren

4 Er moet sprake zijn van een onafgebroken bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent “ Men moet bezit hebben”?

A

Degene die door verjaring een goed wil verkrijgen, moet bezitter zijn van dat goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent: ‘ Men moet bezitter te goeder trouw zijn’?

A

De bezitter meent en mocht menen dat hij rechthebbende is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent: ‘ Men moet het bezit van een goed hebben gedurende een bepaald aantal jaren’?

A

De verjaringstermijn voor roerende zaken niet-registergoederen en rechten aan toonder of order bedraagt drie jaren.

De verjaringstermijn voor overige goederen bedraagt tien jaren.

Bij deze laatste categorie goederen kunnen we bijvoorbeeld denken aan registergoederen, auteursrechten, vorderingsrechten en rechten op aandelen op naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent :’ Er moet sprake zijn van een onafgebroken bezit’?

A

Samengevat: is men gedurende het vereiste aantal jaren (drie of tien) onafgebroken bezitter te goeder trouw geweest van een goed, dan wordt men rechthebbende van dat goed door verjaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer begint de verjaringstermijn te werken?

A

artikel 3:101

De termijn begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het bezit is verkregen.

Voorbeeld:

Bart heeft het huis van zijn vader door overdracht verkregen op 16 maart 2000. Bart weet echter niet en kan ook niet weten dat hij het huis verkreeg op grond van een nietige titel, zodat hij geen eigenaar is geworden van het huis. Bart is wel bezitter te goeder trouw. De verjaring begint nu te lopen vanaf 17 maart 2000, namelijk de dag nadat hij het bezit verkreeg en dat is op 16 maart 2000. Bart zal nu gedurende tien jaren onafgebroken het bezit van het huis moeten hebben om na verloop van die termijn alsnog eigenaar van het huis te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kan de tijd van de voorganger in het bezit meetellen?

A

Bij de berekening van de termijnen als bedoeld in artikel 3:99 mag onder omstandigheden het gedeelte van de verjaringstermijn dat reeds verstreek ten gunste van de voorganger in het bezit, worden opgeteld bij de eigen bezitstijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geldt dat de tijd van de voorganger in bezit in omstandigheden kan meetellen voor de algemene of bijzondere titel?

A

Dit geldt zowel voor het geval dat sprake is van opvolging onder algemene titel (bijv. vererving) als voor het geval dat sprake is van opvolging onder bijzondere titel (art. 3:102).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de saisine-regel?

A

Is opgevolgd onder algemene titel en is de voorganger-bezitter als bezitter te goeder trouw bezig geweest door verjaring een recht te verkrijgen, dan is de verkrijger altijd aan te merken als te goeder trouw, omdat hij de persoon van de voorganger vermogensrechtelijk ‘voortzet’ . Of de opvolger onder algemene titel werkelijk te goeder trouw is of niet, speelt geen rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de situatie bij opvolging onder bijzondere titel?

A

Is opgevolgd onder bijzondere titel, dan moet in elk concreet geval bekeken worden of ook de verkrijger te goeder trouw is. Is de verkrijger onder bijzondere titel te goeder trouw, dan kan hij de tijd die zijn voorganger bezig was door verjaring een recht te verkrijgen, optellen bij de tijd die hij zelf nodig heeft om door verjaring dat recht te verkrijgen.
Is de verkrijger niet te goeder trouw, dan kan van optelling van de bezitstijd geen sprake zijn. Sterker nog, in dat geval gaat er bij de verkrijger ook geen nieuwe verjaringstermijn lopen; hij kan dat recht immers niet door verjaring ex artikel 3:99
verkrijgen, daar niet is voldaan aan het voor verjaring gestelde vereiste van de goede trouw.

18
Q

Voorbeelden opvolging bij verjaring?

A
  • Anton is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechthebbende is. Als Anton het stuk grond vier jaar in bezit heeft gehad, verkoopt en levert hij de grond aan Bernard, die weet dat de grond niet aan Anton toebehoort en daardoor dus niet te goeder trouw is. Als Bernard de grond zes jaar in bezit heeft gehad, is hij geen eigenaar geworden door verjaring omdat hij niet te goeder trouw is.
  • Cees is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechthebbende is. Als Cees de grond vier jaar in bezit heeft gehad verkoopt en levert hij de grond aan Frits, die niet weet en ook niet kan weten dat Cees geen rechthebbende is van de grond. Frits is dus te goeder trouw. Als Frits de grond zes jaar in bezit heeft gehad, is hij door verjaring eigenaar geworden. Hij kan de periode van bezit van Cees (vier jaren) bij zijn eigen periode (zes jaren) optellen.
  • Hermien is bezitter te goeder trouw van een stuk grond waarvan iemand anders rechthebbende is. Na vier jaren overlijdt Hermien. Bertha is enig erfgenaam van Hermien. Zij verkrijgt door vererving (opvolging onder algemene titel) het bezit van de grond. Als Bertha de grond zes jaren in bezit heeft gehad, is zij door verjaring eigenaar geworden van de grond. Zij kan de periode van bezit van Hermien (vier jaren) bij haar eigen periode van bezit (zes jaren) optellen. U moet bedenken dat Bertha de eigendom van het stuk grond na die zes jaren verkrijgt ongeacht of zij zelf te goeder trouw is.
19
Q

Wat is de functie van de verkrijgende verjaring?

A

In de eerste plaats is de verjaring een instituut dat bestaat in het belang van de maatschappelijke orde. Een feitelijke toestand wordt na verloop van tijd tot een rechtstoestand

Daarnaast heeft de verkrijgende verjaring nog een tweede functie, en wel het mogelijk maken van het bewijs dat men rechthebbende is.

20
Q

Wat is extinctieve of bevrijdende verjaring?

A

door verjaring rechten kan verliezen.

Deze wijze van verjaring wordt behandeld in titel 11 van Boek 3 over rechtsvorderingen.
Artikel 3:306 bepaalt: ‘Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren’ (zie voor afwijkende termijnen de artt. 3:307-312).

21
Q

Wat betekent het dat een rechtsvordering verjaart?

A

door enkel tijdsverloop een rechtsvordering tenietgaat.

22
Q

Wat is ‘Sterke werking’ van extinctieve verjaring?

A

Sterke werking betekent dat ook het recht aan de rechtsvordering verbonden met de verjaring van deze laatste teniet gaat.

23
Q

Wat is Zwakke werking?

A

De extinctieve verjaring heeft slechts zwakke werking. Dat wil zeggen dat door verloop van de verjaringstermijn alleen de rechtsvordering tenietgaat, maar het recht waaraan de actie verbonden was, blijft bestaan. Voor het voorbeeld van de koopovereenkomst betekent dit dat de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs door verjaring weliswaar tenietgaat en dus het recht in rechte niet meer kan worden geëffectueerd, maar dat het (materiële) recht op de koopprijs blijft bestaan. Dit noemen we, zoals reeds gezegd, de zwakke werking van de verjaring.

24
Q

Wat is een natuurlijke verbintenis?

A

Wat er overblijft na het verjaren van de rechtsvordering noemen we een natuurlijke verbintenis.

Voorbeeld:
Alfred is eigenaar van een antieke klok. Deze klok wordt gestolen door Berend. Alfred kan nu gedurende twintig jaren de klok revindiceren van Berend. Is die termijn verstreken dan kan Alfred de klok niet meer in rechte terugvorderen van Berend, dan kan hij geen revindicatievordering meer instellen. Daarmee zou nog niet gezegd zijn dat Alfred geen eigenaar meer is van de klok, ware het niet dat Berend een beroep kan doen op artikel 3:105

25
Q

Wanneer begint de bevrijdende verjaring te lopen?

A

In het kader van de bevrijdende verjaring kennen we ook een artikel gelijk aan artikel 3:101

26
Q

Wat is Acquisitieve verjaring in combinatie met extinctieve verjaring (art. 3:105)?

A

Iemand die een goed bezit waarvan een ander rechthebbende is, wordt, als de rechtsvordering die de rechthebbende ten dienste staat om het goed ‘terug te krijgen’ is verjaard, rechthebbende van dat goed ongeacht of hij bezitter te goeder trouw is of bezitter niet te goeder trouw.

Op grond van artikel 3:105 (nemen we bovenstaand voorbeeld) wordt A eigenaar zodra B de zaak niet meer rechtens kan opvorderen, dus op het tijdstip waarop de verjaring van de revindicatievordering van B is voltooid (die verjaringstermijn is nu twintig jaar, zie art. 3:306).

27
Q

Voorbeelden bij bezit ‘ niet te goeder trouw’?

A

Blazer verkoopt het huis waarin hij woont aan Kupers. De notaris maakt de tot levering bestemde akte op in dezen, die wordt ondertekend en die vervolgens wordt ingeschreven in de openbare registers. Blazer is echter niet de eigenaar van het huis waarin hij woont, maar diens broer Leo, die dezelfde voorletters en uiteraard dezelfde achternaam heeft als Blazer. Kuper weet dat Blazer geen eigenaar is van het huis en daarmee ook niet beschikkingsbevoegd is. Kuper is dus bezitter niet te goeder trouw.
Leo heeft gedurende twintig jaren (vanaf de dag, volgend op die waarop Kuper bezitter is geworden, art. 3:314) de mogelijkheid om een revindicatievordering in te stellen.
Heeft Leo van die revindicatiemogelijkheid geen gebruik gemaakt gedurende die twintig jaren, met andere woorden: is deze rechtsvordering van Leo verjaard, dan is Kuper op hetzelfde moment dat de revindicatie is verjaard, eigenaar geworden van het betreffende huis door de verjaring op grond van artikel 3:105.
• Marjo is eigenaar van een gouden halssnoer bezet met briljanten. Dit halssnoer wordt aan Marjo ontstolen door Nelis, die het vervolgens verkoopt aan Oscar, die weet dat het snoer gestolen is door Nelis. Oscar is dus bezitter niet te goeder trouw. Marjo heeft gedurende twintig jaren (vanaf de dag volgende op die van de diefstal) de mogelijkheid om het halssnoer te revindiceren. Laat ze deze mogelijkheid ongebruikt voorbijgaan, dan is Oscar na die termijn eigenaar geworden van het halssnoer door verjaring ex artikel 3:105.

28
Q

Wat is Stuiting van de acquisitieve verjaring?

A

Wordt men tijdens de looptijd van de verjaring gestoord in het bezit, dan houdt de looptijd van de verjaring op, oftewel wordt de verjaring gestuit.
Stuiting van de verjaring heeft plaats als gevolg van een omstandigheid die een lopende verjaring doet ophouden, zonder dat deze later kan worden voortgezet.

29
Q

In welk artikel wordt op de regel dat bij bezitsverlies een lopende verjaring wordt gestuit een uitzondering gemaakt.

Voldoet men aan de vereisten van dit artikel, dan wordt ondanks het bezitsverlies de verjaring niet gestuit en loopt deze gewoon door. Welke zijn de eisen?

A

artikel 3:103

: ‘Onvrijwillig bezitsverlies onderbreekt de loop der verjaring niet, mits het bezit binnen het jaar wordt terugverkregen of een binnen het jaar ingestelde rechtsvordering tot terugverkrijging van het bezit leidt.’

30
Q

Vereisten voor art 3:103?

A

De vereisten voor dit artikel zijn:

a. Er moet sprake zijn van onvrijwillig bezitsverlies.
b. Men moet in dat bezit worden hersteld.

Hierbij geeft het artikel twee gevallen aan.
1. Het bezit moet binnen het jaar zijn terugverkregen.
2. De bezitter moet binnen een jaar na het bezitsverlies een rechtsvordering tot
terugverkrijging van het bezit hebben ingesteld die ook daadwerkelijk tot terugverkrijging van bezit leidt. Die daadwerkelijke terugverkrijging hoeft niet binnen dat jaar te geschieden, maar wel moet de rechtsvordering binnen het jaar worden ingesteld.

31
Q

Welke rechtsvordering tot terugverkrijging kan het zijn bij art 3:103?

A
  • bezitsactie ex artikel 3:125
  • vordering uit onrechtmatige daad ex artikel 6:162
32
Q

Kan Stuiting van de extinctieve verjaring?

A

Deze extinctieve verjaring kan in twee gevallen worden gestuit en daarmee kan ook de verjaring op grond van artikel 3:105 in twee gevallen worden gestuit.

33
Q

Wat zijn de 2 mogelijkheden van stuiting van de extinctieve verjaring?

A

3:316, eerste lid

De verjaring van de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit wordt gestuit, als de rechthebbende zijn recht tegen de bezitter in rechte geldend maakt.

Heeft de door de rechthebbende ingestelde eis niet tot gevolg dat deze wordt toegewezen, dan is de verjaring niet gestuit

34
Q

Wat is de tweede manier van stuiting van de extictieve verjaring?

A

In de tweede plaats wordt de extinctieve verjaring gestuit als de bezitter het recht van de rechthebbende erkent.

Zie hiervoor artikel 3:318. Deze erkenning door de bezitter van het feit dat een ander rechthebbende is, hoeft niet met zoveel woorden te geschieden; zij kan ook uit gedragingen van de bezitter worden afgeleid. Die erkenning moet de rechthebbende echter wel hebben bereikt (art. 3:37).

Voorbeeld:

Vossen is sinds 10 april 1996 bezitter van een huis dat in eigendom toebehoort aan Wortel. Op 17 mei 2002 erkent Vossen dat Wortel de eigenaar is van het huis dat hij bezit. De extinctieve verjaring van de revindicatievordering die Wortel toekomt, is daarmee gestuit, met als gevolg dat ook de verkrijgende verjaring van het huis door Vossen op grond van artikel 3:105 is gestuit.

35
Q

Wat zegt de wet over Vervaltermijnen?

A

Naast verjaringstermijnen kent het recht vervaltermijnen.

Evenals in het oude recht is ook in het nieuwe recht geen aparte regeling voor vervaltermijnen in de wet opgenomen. We vinden vervaltermijnen overal in de wet verspreid.

Er zijn tussen verjarings- en vervaltermijnen nog meer verschillen aan te wijzen. Wij noemen hier enkel nog het verschil dat vervaltermijnen geen stuiting kennen.

36
Q

Heeft een vervaltermijn een sterke of een zwakke werking?

A

Bij een vervaltermijn is het zo dat na verloop van een bepaalde termijn niet alleen de rechtsvordering tenietgaat, maar ook het recht zelf waaraan de rechtsvordering was verbonden. We zeggen dan dat het verstrijken van een vervaltermijn sterke werking heeft.

37
Q

Beoordeel de juistheid van de twee volgende stellingen.

I. Verjaring is een wijze van derivatieve rechtsverkrijging.
II. Het leerstuk verjaring is geregeld in Boek 5 BW.
a. Stelling I en II zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Stelling I en II zijn onjuist.

A

Het juiste alternatief is d. Verjaring is namelijk geen wijze van derivatieve rechtsverkrijging maar een wijze van originaire rechtsverkrijging.
Kenmerkend voor een wijze van derivatieve rechtsverkrijging is dat de verkrijger het goed verkrijgt als opvolger van de eerdere rechthebbende en dat zijn recht dus is afgeleid van zijn rechtsvoorganger. In het geval van verjaring verkrijgt men het goed niet als opvolger van een eerdere rechtshebbende. Het recht ontstaat nieuw bij de verkrijger en is dus niet afgeleid van een rechtsvoorganger. Het rechtssubject wordt door enkel tijdsverloop dus rechthebbende van het goed, zonder dat een eventueel eerdere rechthebbende hieraan zijn medewerking heeft verleend. Verjaring is daarmee een wijze van originaire rechtsverkrijging. In Boek 5 BW worden die rechten geregeld die alleen op zaken kunnen rusten. Verjaring is echter een wijze van verkrijging die van toepassing is op alle goederen, dus zowel op zaken als op vermogensrechten. Vandaar dat verjaring is geregeld in Boek 3 BW.

38
Q

Kunt u aangeven waarom in het geval van erfopvolging onder algemene titel het er niet toe doet of de verkrijger te goeder trouw is?

A

Is sprake van opvolging onder algemene titel, dan volgt de verkrijger op in de (vermogensrechtelijke) rechten en verplichtingen van de voorganger met alle daaraan klevende gebreken, hoedanigheden enzovoort (saisine-regel, art. 3:116). Is de voorganger bezitter te goeder trouw, dan is daardoor ook de opvolger onder algemene titel te goeder trouw. Liep ten gunste van de voorganger een verjaringstermijn, dan zet de opvolger onder algemene titel de lopende verjaring van zijn voorganger voort, daar hij op grond van artikel 3:116 automatisch geacht wordt ook te goeder trouw te zijn.

39
Q

Cees heeft op 5 december 2001 een gouden ring geleverd gekregen op grond van een nietige titel, van welk feit Cees niet op de hoogte kon zijn.
Nadat Cees de ring een jaar in zijn bezit heeft gehad, schenkt en levert Cees deze ring door feitelijke overgave aan Francis, die niet weet en ook niet kan weten dat Cees de ring op grond van een nietige titel heeft verkregen.
Is Francis, nadat zij de gouden ring twee jaren in haar bezit heeft gehad, door verjaring eigenaar geworden van de gouden ring?

A

Cees heeft de ring geleverd gekregen op grond van een nietige titel, waarvan hij niet op de hoogte kon zijn. Cees is daarmee aan te merken als bezitter te goeder trouw. Op grond van artikel 3:99, eerste lid, BW zou Cees na drie jaren onafgebroken bezit door verjaring eigenaar worden van de ring. Ten gunste van hem liep dus een verjaringstermijn. Francis, zijn opvolger onder bijzondere titel, is eveneens te goeder trouw en mag gebruik maken van artikel 3:102, tweede lid, BW, waardoor zij de reeds verstreken verjaringstermijn van haar rechtsvoorganger Cees (één jaar)

kan optellen bij haar eigen bezitstijd. Nadat Francis de ring dus gedurende twee jaren (onafgebroken) in haar bezit heeft gehad, wordt zij daarvan inderdaad door verjaring eigenaar (art. 3:99 BW).

40
Q

Jan heeft op grond van een bruikleenovereenkomst met Piet al vier jaren een #ets onder zich. Zou Jan te eniger tijd rechthebbende kunnen worden van de #ets door verjaring?

A

Nee, want zowel voor de verkrijgende verjaring op grond van artikel 3:99 als de verkrijgende verjaring op grond van artikel 3:105 moet men bezitter zijn. Jan is dit niet. Hij is op grond van de bruikleenovereenkomst houder van de #ets voor Piet.