L13 : Het tot stand komen van rechtshandelingen, waaronder het tot stand komen van een overeenkomst Flashcards

1
Q

In het BW zijn WAAR algemene bepalingen opgenomen met betrekking tot de rechtshandeling?

A

titel 2 van Boek 3

Het bevat die regels, die zich tot algemene, op alle of de meeste rechtshandelingen toepasselijke bepalingen lenen. Bij de verschillende rechtshandelingen behoeven dientengevolge alleen de afwijkende of de aan die handeling eigen regels ten aanzien van de in deze afdeling behandelde onderwerpen opgenomen te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

‘rechtshandeling?

A

een handeling van een rechtssubject, waaraan een rechtsgevolg wordt verbonden dat ook door het handelend subject wordt beoogd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kun je rechtshandelingen verder onderscheiden?

A

meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn Eenzijdige rechtshandelingen?

A

Bij een eenzijdige rechtshandeling is voor het intreden van het rechtsgevolg het handelen en dus de wilsverklaring van één persoon voldoende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kun je een eenzijdige rechtshandeling verder opsplitsen?

A

eenzijdige gerichte en eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen.

Als voorbeeld van een eenzijdige tot een bepaalde persoon gerichte rechtshandeling noemen we de opzegging door een werknemer van de arbeidsovereenkomst die hij heeft gesloten met zijn werkgever.

Een voorbeeld van een eenzijdige niet tot een bepaalde persoon gerichte rechtshandeling is het maken van een testament.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn Meerzijdige rechtshandelingen?

A

Bij een meerzijdige rechtshandeling zijn voor het ontstaan van het rechtsgevolg de
wilsverklaringen van twee of meer personen vereist.

Een voorbeeld van een meerzijdige rechtshandeling is de huurovereenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden meerzijdige rechtshandelingen veelal behandeld?

A

In het BW worden de meerzijdige rechtshandelingen veelal behandeld als gelijk aan de eenzijdige gerichte rechtshandelingen (voor een voorbeeld hiervan verwijzen we hier reeds naar art. 3:34, tweede lid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het tot stand komen van de rechtshandeling?

A

artikel 3:33

Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.’
Iemand die een bepaalde rechtshandeling wil verrichten ofwel tot stand wil brengen, moet de wil daartoe naar buiten brengen door middel van een verklaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

werkt de verklaring waarin de wil tot het verrichten van een rechtshandeling is neergelegd, meteen op het moment dat de verklaring er is?

Verklaar de verschillen?

A

Bij een eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling komt op het moment dat de wil daartoe in een verklaring is neergelegd, ofwel op het moment dat de wil zich heeft geopenbaard, de rechtshandeling meteen tot stand.

Bij een eenzijdige gerichte rechtshandeling komt de rechtshandeling eerst tot stand, wanneer de verklaring waarin de wil tot het verrichten van die rechtshandeling is neergelegd, degene tot wie ze gericht is heeft bereikt.

Bij een meerzijdige rechtshandeling (die altijd gericht is) komt de rechtshandeling eerst tot stand, wanneer de verklaring van de ene partij waarin de wil tot het verrichten van die rechtshandeling is neergelegd, de andere partij heeft bereikt en wanneer de verklaring van de andere partij waarin de wil tot het verrichten van de rechtshandeling is neergelegd, de ene partij heeft bereikt en wanneer bovendien de willen van beide partijen met elkaar overeenstemmen, met andere woorden: wanneer het aanbod door degene tot wie het is gericht, wordt aanvaard. artikel 3:37, derde lid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorbeelden totstandkoming rechtshandeling?

A

• Piet is als bankwerker in dienst van Quintus. Piet zegt zijn dienstbetrekking bij Quintus schriftelijk op. Piet heeft de wil om zijn dienstbetrekking bij Quintus op te zeggen, welke wil hij geopenbaard heeft door deze op papier te zetten en aan de werkgever te doen toekomen. De eenzijdige gerichte rechtshandeling komt tot stand op het moment dat Piets verklaring Quintus heeft bereikt.
• Rudolf is enig testamentair erfgenaam van zijn oom Simon. Als Simon sterft en duidelijk wordt hoe het !nancieel gesteld is met diens nalatenschap, verwerpt Rudolf de nalatenschap. Rudolf legt hiertoe een verklaring af bij de rechtbank van de laatste woonplaats van Simon. Rudolf heeft de wil om de nalatenschap te verwerpen, welke wil hij geopenbaard heeft in de verklaring, afgelegd op de
rechtbank. Op het moment dat Rudolf zijn wil heeft geopenbaard, komt de
eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling tot stand.
• Theo doet mondeling een aanbod tot verkoop van zijn auto aan Victor voor de prijs
van € 7500 en een dag na Theo’s aanbod belt Victor Theo op met de mededeling dat hij de auto voor de betreffende koopprijs koopt. Theo heeft de wil om zijn auto te verkopen en heeft deze wil mondeling geuit aan Victor en Victor heeft de wil om de auto te kopen en heeft deze wil – eveneens mondeling – aan Theo geuit. Beiden hebben de wil om een koopovereenkomst ter zake Theo’s auto te sluiten. Op het moment dat Victors verklaring, inhoudende de aanvaarding van Theo’s aanbod, Theo heeft bereikt, is er een meerzijdige rechtshandeling tot stand gekomen.
• Winfried stuurt zijn oud-collega Ed een brief waarin hij laatstgenoemde, wetende dat deze zeer gecharmeerd is van zijn huis, dit huis te huur aanbiedt voor een huurprijs van € 1000 per maand. Winfried eindigt de brief met de mededeling dat, als hij binnen een week na dagtekening van de brief niets van Ed heeft gehoord, hij ervan uitgaat dat Ed geen interesse heeft en zijn aanbod niet aanvaardt. Ed ontvangt Winfrieds brief en leest deze, maar laat niets van zich horen. Winfried heeft de wil om zijn huis te verhuren aan Ed en heeft deze wil geopenbaard door het schrijven van een brief, welke brief Ed heeft bereikt. Ed heeft de wil om het huis van Winfried niet te huren en heeft deze wil geopenbaard door niet te reageren op Winfrieds brief. Omdat Eds ‘verklaring’ inhoudt dat hij Winfrieds aanbod niet aanvaardt, komt er geen meerzijdige rechtshandeling tot stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de ontvangsttheorie?

A

Op het moment dat de verklaring door degene tot wie ze is gericht is ontvangen, komt de gerichte rechtshandeling tot stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in het kader van de vraag op welk moment een (gerichte) rechtshandeling tot stand komt, vier theorieën zijn aan te wijzen.

Welke?

A
  • Uitingstheorie
  • Verzendingstheorie
  • Vernemingstheorie
  • Ontvangsttheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verklaar uitingstheorie?

A

Volgens deze theorie komt de rechtshandeling tot stand op het moment dat de persoon die de wil heeft om een rechtshandeling te verrichten, deze wil op schrift stelt. Zo komt bijvoorbeeld in het geval dat Anton zijn auto schriftelijk aan Willem te koop heeft aangeboden voor een prijs van
€ 5000 de koopovereenkomst tot stand op het moment dat Willem op 1 april 2002 op schrift heeft gesteld dat hij het aanbod van Anton aanvaardt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verklaar de verzendingstheorie?

A

Volgens de volgende theorie, de verzendingstheorie, komt de rechtshandeling tot stand op het moment dat de persoon die zijn wil tot het verrichten van een rechtshandeling op papier heeft gezet, dit papier heeft verzonden naar de andere partij. Blijven we bij ons vorige voorbeeld, dan kunnen we zeggen dat, indien Willem zijn brief inhoudende de aanvaarding van Antons aanbod op 2 april 2002 heeft verzonden, de koopovereenkomst op 2 april 2002 is tot stand gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verklaar de ontvangsttheorie?

A

de ontvangsttheorie, waarbij, zoals we hiervoor reeds hebben gezien, de rechtshandeling tot stand komt op het moment dat degene tot wie de wilsverklaring is gericht, deze heeft ontvangen. Zou in ons voorbeeld Willems brief op 3 april 2002 bij Anton in de brievenbus vallen, dan is volgens de ontvangsttheorie op 3 april 2002 de koopovereenkomst tot stand gekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verklaar vernemingstheorie?

A

Volgens deze theorie komt de rechtshandeling tot stand op het moment dat degene tot wie de wilsverklaring is gericht, kennis neemt van die verklaring. In ons voorbeeld betekent dit dat, in het geval dat Anton op 4 april 2002 de brief van Willem leest, waarin deze diens aanbod aanvaardt, de koopovereenkomst tussen Anton en Willem op 4 april 2002 tot stand komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bepaalde omstandigheden die er de oorzaak van zijn dat een verklaring hem tot wie ze gericht was niet of niet tijdig bereikt, voor rekening van de ontvanger komen.

Welke?

A

derde lid van artikel 3:37

  1. De verklaring bereikt degene tot wie ze is gericht, niet of niet tijdig als een gevolg van een eigen handeling van die persoon tot wie de verklaring is gericht.
  2. De verklaring bereikt degene tot wie ze was gericht niet of niet tijdig, ten gevolge van (een) handeling(en) van personen voor wie degene tot wie de verklaring is gericht, aansprakelijk is.
  3. De verklaring bereikt degene tot wie ze was gericht niet of niet tijdig, ten gevolge van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen (andere omstandigheden dan de hierboven genoemde) en die rechtvaardigen dat degene tot wie de verklaring is gericht, het nadeel draagt.

voorbeeld van 3:

• Heinz wil zijn postzegelverzameling verkopen. Hij biedt haar aan Karl aan door middel van een brief. Karl ontvangt de betreffende brief van Heinz en stuurt meteen een schrijven terug naar Heinz, inhoudende dat hij gaarne Heinz’ aanbod wil aannemen en dat hij zeker enige waarde aan de postzegelverzameling zal hechten. Op 10 september 2002 valt Karls brief, inhoudende de aanvaarding van Heinz’ aanbod, bij Heinz in de brievenbus.
Heinz is echter op 8 september 2002 na een auto-ongeluk met ernstige verwondingen in het ziekenhuis opgenomen en heeft niemand belast met de opdracht om zijn post bij hem thuis op te halen en naar het ziekenhuis te brengen. De omstandigheid dat de verklaring van Karl, inhoudende de aanvaarding van
Heinz’ aanbod, Heinz op 10 september 2002 niet heeft bereikt, komt voor rekening van Heinz. Op 10 september 2002 is tussen Karl en Heinz een koopovereenkomst terzake de postzegelverzameling tot stand gekomen.
• Hetzelfde geval als hiervoor, alleen heeft Karl er nu weet van dat Heinz na een auto- ongeluk in het ziekenhuis is beland voordat hij de brief, inhoudende de aanvaarding van Heinz’ aanbod, verstuurt. De brief valt op 10 september 2002 bij Heinz in de brievenbus. In dit geval dient Karl er echter rekening mee te houden dat het een tijd kan duren eer Heinz de brief leest, daar Karl bekend is met het feit dat Heinz in een ziekenhuis verblijft. In casu kan dus niet gezegd worden dat sprake is van een omstandigheid die voor rekening van Heinz komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe werkt de gelaagde structuur van het BW door bij overeenkomsten?

A

Titel 5 van Boek 6 heeft als onderwerp ‘overeenkomsten in het algemeen’. Deze titel is verdeeld in vijf afdelingen, te weten:
• afdeling 1 Algemene bepalingen
• afdeling 2 Het tot stand komen van overeenkomsten
• afdeling 3 Algemene voorwaarden
• afdeling 4 Rechtsgevolgen van overeenkomsten
• afdeling 5 Wederkerige overeenkomsten.

In deze titel worden algemene regels gegeven voor alle overeenkomsten, benoemde en onbenoemde overeenkomsten. De benoemde overeenkomsten en de daarbij behorende speci!eke regelingen zijn in aparte boeken opgenomen, te weten Boek 7 en Boek 8 en natuurlijk verder in aparte wetten. Voor zover in Boek 7 en Boek 8 daarvan niet is afgeweken, zijn de in titel 5 van Boek 6 gegeven algemene regels ook van toepassing op de in Boek 7 en Boek 8 opgenomen overeenkomsten. Ook hier zien we weer de gelaagde structuur die het BW kent, terugkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De!nitie overeenkomst?

A

In artikel 6:213 is een de!nitie gegeven van een overeenkomst en wel de volgende:
Een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij
een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat bedoeld wordt met de zinsnede ‘in de zin van deze titel in art 6:213?

A

De wetgever doelt hier op de obligatoire overeenkomst. Obligatoir betekent verplichtend, verbindend. Met de obligatoire overeenkomst is bedoeld de overeenkomst die het tot stand brengen van een verbintenis beoogt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem een aantal soorten overeenkomsten?

A
  • Obligatoire overeenkomst
  • Bewijsovereenkomst
  • Goederenrechtelijke overeenkomst
  • Familierechtelijke overeenkomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is een obligatoire overeenkomst?

A

artikel 6:213

: een obligatoire overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meerpartijen jegens een of meer anderen een verbintenis aangaan. Er is sprake van een meerzijdige rechtshandeling

Er is sprake van meer rechtssubjecten.

Er is sprake van een of meer partijen die jegens elkaar verbintenissen aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Beginselen ten grondslag liggend aan het overeenkomstenrecht?

A

a. de contractsvrijheid
b. het consensualisme
c. de verbindende kracht van de overeenkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Omschrijf contractsvrijheid?

A

Het beginsel van de contractsvrijheid komt hierop neer dat men in het algemeen vrij is overeenkomsten aan te gaan. Deze vrijheid betreft dan

  • de vrijheid om al dan niet te contracteren
  • de vrijheid om met welke partij men maar wil te contracteren
  • de vrijheid om de inhoud van de overeenkomst te bepalen.

Het beginsel van de contractsvrijheid is niet met zo veel woorden in de wet neergelegd maar ons hele privaatrecht is erop gegrond. Natuurlijk zijn aan dit beginsel beperkingen gesteld. Dat zegt de term zelf eigenlijk al. Leest u in dit verband maar eens de artikelen 3:40 en 3:43.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is consensualisme?

A

Het beginsel van het consensualisme houdt in dat het sluiten van een overeenkomst in principe niet aan vormen is gebonden. Dit beginsel vinden we voor rechtshandelingen in het algemeen verwoord in artikel 3:37, eerste lid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Omschrijf de verbindende kracht van overeenkomsten?

A

Het beginsel van de verbindende kracht van overeenkomsten spreekt eigenlijk voor zich: partijen zijn aan hun (in vrijheid) gemaakte afspraken gebonden. Dit beginsel vinden we met zo veel woorden in artikel 6:248 terug.
Men duidt dit beginsel ook wel aan met het adagium ‘Pacta nuda servanda sunt’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke uitzondering is er op de verbindende kracht van overeenkomsten?

A

artikel 6:248, tweede lid.

Hierin vinden we de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke Onderscheidingen van overeenkomsten kennen we?

A

de benoemde, onbenoemde en gemengde overeenkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn Benoemde en onbenoemde overeenkomsten?

A

Benoemde overeenkomsten:

Dit zijn de overeenkomsten die expliciet in de wet zijn geregeld.

Daartegenover staan de onbenoemde overeenkomsten. Dit zijn de overeenkomsten die niet nader in de wet zijn geregeld. Op deze laatstgenoemde overeenkomsten zijn in beginsel alleen de regels van het algemeen deel (titel 6.5) van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe moet je Lex specialis derogat legi generali’.uitleggen?

A

De algemene bepalingen zijn ook van toepassing op de benoemde overeenkomsten, echter alleen voor zover zij niet opzij worden gezet door de speciaal geschreven bepalingen die voor een bepaalde benoemde overeenkomst gelden.

Het beginsel dat speciale bepalingen de algemene bepalingen opzij zetten, geven we wel aan met het adagium ‘Lex specialis derogat legi generali’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hebben partijen door naamkeuze invloed op de soort overeenkomst?

A

Opgemerkt moet hier nog worden dat de naam die partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven, niet van belang is. Valt een overeenkomst qua inhoud onder een benoemde overeenkomst, dan zijn de wettelijke regels geschreven voor die overeenkomst van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat geldt er tav boek 7?

A

Er zijn onderdelen uit Boek 7 die tegelijk met de algemene boeken in werking zijn getreden. Het betreft hier: koop en ruil (titel 7.1), lastgeving (titel 7.7), bewaarneming (titel 7.9) en borgtocht (titel 7.14).

De resterende gedeelten van
Boek 7 worden, c.q. zijn op latere momenten ingevoerd. In de tussenperiode blijven voor de niet-ingevoerde bijzondere contracten de regels van het oude BW gelden. Deze regels zijn opgenomen in een tijdelijk boek 7A met de nummering zoals die bestond in het oude wetboek en het Wetboek van Koophandel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Noem een aantal benoemde overeenkomsten?

A
  • De koopovereenkomst (art. 7:1)
  • De bruikleenovereenkomst (art. 7A:1777)
  • De ruilovereenkomst (art. 7:49)
  • De schenkingsovereenkomst (art. 7:175)
  • De huurovereenkomst (art. 7:201)
  • De arbeidsovereenkomst (art. 7:610)

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Noem een voorbeeld van een onbenoemde overeenkomst?

A

de opzetovereenkomst ( verboden door EU regels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is een Gemengde overeenkomst?

A

Voldoet een overeenkomst aan de wettelijke omschrijvingen van twee of meer benoemde overeenkomsten, dan spreken we van een gemengde overeenkomst. In artikel 6:215 is een regeling gegeven voor de vraag welke bepalingen met betrekking tot welke benoemde overeenkomsten gelden in het geval dat sprake is van een gemengde overeenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Geef 2 voorbeelden van een gemengde overeenkomsten?

A

Als eerste voorbeeld noemen we hier de pensionovereenkomst. Deze overeenkomst vertoont kenmerken van de huurovereenkomst (art.7:201), van de koopovereenkomst (art. 7:1) en van de overeenkomst van opdracht (art. 7:400 e.v.).

  • Voorbeeld:*
  • Piet heeft met Therese een overeenkomst gesloten, inhoudende dat Therese, tegen betaling van € 400 per maand door Piet, een kamer aan Piet in haar huis ter bewoning in gebruik geeft, terwijl zij voor Piet ontbijt en avondeten verzorgt, zijn kleding wast en strijkt en bovendien zijn kamer schoon houdt.*

Een ander voorbeeld van een gemengde overeenkomst is de overeenkomst waarbij iemand als conciërge in dienst wordt genomen en tevens ter uitoefening van zijn taak een dienstwoning ter beschikking krijgt. Deze overeenkomst is deels een arbeidsovereenkomst (art. 7:610) en deels een huurovereenkomst (art. 7:201) ten aanzien van een dienstwoning.

  • Voorbeeld:*
  • Mark wordt conciërge op een school voor gehandicapte kinderen. Op het schoolterrein bevindt zich de woning die Mark gedurende zijn diensttijd bij de school ter beschikking krijgt.*
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

het beginsel van het consensualisme?

A

Dit beginsel houdt in dat het sluiten van een overeenkomst in principe niet aan vormen is gebonden. We hebben daar ook gezien dat dit beginsel is verwoord in artikel 3:37, eerste lid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer is sprake van een Consensuele overeenkomst?

A

Van een consensuele overeenkomst is sprake als de enkele wilsovereenstemming tussen partijen, hoe dan ook geuit, voldoende is om een overeenkomst te doen ontstaan.

De situatie dat het sluiten van een overeenkomst vormvrij is, als er maar sprake is van wilsovereenstemming tussen partijen, is de hoofdregel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is een Formele overeenkomst?

A

Bij een formele overeenkomst stelt de wet wel een vormvereiste voor de geldigheid. Is de enkele wilsovereenstemming tussen partijen niet voldoende om een overeenkomst te doen ontstaan, maar is vereist dat deze wilsovereenstemming in een bepaalde vorm wordt gegoten, dan spreken we van een formele overeenkomst.

NB: de koopovereenkomst ter zake van niet-registergoederen is een consensuele overeenkomst.

Voor zover voor overeenkomsten geen geschrift is vereist voor de geldigheid, maar partijen bijvoorbeeld wel een geschrift hebben opgemaakt, dient het als bewijsmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is een Reële overeenkomst?

A

Is voor het ontstaan van een overeenkomst naast wilsovereenstemming de overgave van de zaak waarop de overeenkomst betrekking heeft vereist, dan spreken we van een reële overeenkomst. De overeenkomst komt dus pas tot stand bij de overhandiging van de zaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

we kunnen ons de vraag stellen wat het gevolg is van het niet voldaan zijn aan het realiteitsvereiste, dus het niet voldaan zijn aan de eis van overhandiging van de zaak.

A

Is niet voldaan aan het realiteitsvereiste dan is, hoewel er geen sprake is van een reële overeenkomst, toch een onbenoemde overeenkomst ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is een Wederkerige overeenkomst?

A

artikel 6:261, eerste lid.

Een overeenkomst is wederkerig indien door en bij het tot stand komen van de overeenkomst onderling afhankelijke verplichtingen ontstaan van beide partijen jegens elkaar. Beide partijen zijn dan zowel debiteur als crediteur. Deze overeenkomst heeft een ruilkarakter.

Voorbeelden van wederkerige overeenkomsten zijn onder andere de koop-, ruil-, huur- en arbeidsovereenkomst.

Voorbeeld:

M sluit met N een koopovereenkomst terzake zijn auto. N heeft recht op levering van de auto door M en heeft de plicht de koopprijs te betalen aan M, terwijl M recht heeft op betaling van de koopprijs door N en de plicht heeft de auto te leveren aan N.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is een Eenzijdige overeenkomst?

A

Een overeenkomst is eenzijdig indien de ene partij alleen crediteur is en de andere partij alleen debiteur.
Een eenzijdige overeenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij een verplichting
op zich heeft genomen en de andere partij een recht heeft verkregen. De hoedanigheid van debiteur en crediteur is hierbij dus niet in één contractspartij verenigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is een Overeenkomsten onder bezwarende titel?

A

Een overeenkomst wordt aangegaan onder bezwarende titel – of, zoals het BW dit uitdrukt, anders dan om niet – indien de door een der partijen op zich genomen verplichting rechtens verband houdt met een prestatie van de wederpartij. Voor de verkrijging van de prestatie van de wederpartij moet men zich derhalve een opoffering getroosten. Voorbeelden van overeenkomsten onder bezwarende titel zijn koop, huur en de arbeidsovereenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn Overeenkomsten om niet?

A

Bij een overeenkomst om niet neemt de ene partij een verplichting op zich die rechtens geen verband houdt met een prestatie van de wederpartij. Voorbeelden van overeenkomsten om niet zijn de schenkings- en de bruikleenovereenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Het gegeven onderscheid tussen overeenkomsten onder bezwarende titel en overeenkomsten om niet is om een aantal redenen van belang.

Noem er een?

A

de bescherming van de verkrijger te goeder trouw die anders dan om niet verkreeg, tegen beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder

(zie art. 3:86).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is een Voorbijgaande overeenkomst?

A

Een voorbijgaande (of a”opende) overeenkomst is een overeenkomst die verbintenissen in het leven roept waarbij de debiteur door één enkele prestatie aan zijn verbintenis kan voldoen en de crediteur recht heeft op één enkele prestatie. Als de debiteur zijn prestatie jegens de crediteur heeft verricht, is de werking van de overeenkomst geëindigd. Voorbeelden van voorbijgaande overeenkomsten zijn de koop-, ruil- en schenkingsovereenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is een Voortdurende overeenkomst?

A

Een voortdurende (of duurzame) overeenkomst is een overeenkomst waarbij de crediteur recht heeft op opeenvolgende of voortdurende prestaties en de debiteur verplicht is tot opeenvolgende of voortdurende prestaties. Voorbeelden van voortdurende overeenkomsten zijn: de arbeidsovereenkomst, de huurovereenkomst en de verzekeringsovereenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

In de dagelijkse praktijk kunnen we drie verschillende soorten koopovereenkomsten onderscheiden.

Welke?

A
  • ‘burgerlijke koop’,
  • ‘handelskoop’
  • ‘consumentenkoop’.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is Burgerlijke koop?

A

Onder een burgerlijke koop wordt verstaan de koopovereenkomst waarbij zowel de koper als de verkoper deze overeenkomst niet in de uitoefening van hun beroep of bedrijf sluiten. Beide contractspartijen treden op als privépersoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat betekent:

Als er sprake is van een burgerlijke koop zijn in beginsel de wettelijke regels van titel 7.1 BW toepasselijk?

A

In beginsel, omdat deze regels in geval van een burgerlijke koop slechts aanvullend/regelend van aard zijn. De regels zijn toepasselijk indien en voor zover partijen niet iets anders hebben afgesproken. Bij een burgerlijke koop kunnen we dan ook constateren dat de regels van titel 7.1 BW een zwakke werking hebben. Dit wil zeggen dat partijen de wettelijke regels eenvoudig buiten spel kunnen zetten door in de koopovereenkomst van de regels van regelend recht af te wijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is een Handelskoop?

A

Een handelskoop kenmerkt zich daardoor dat zowel de koper als de verkoper beroepsmatig of bedrijfsmatig handelen, terwijl de koper de gekochte zaken doorgaans niet voor eigen gebruik koopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Welke artikelen uit het BW zijn van belang bij een handelskoop?

A

Voor de handelskoop zijn in de praktijk met name de afdelingen 7.1.7 BW (schadevergoeding) en 7.1.8 BW (recht van reclame) van belang. Deze regels zijn naar hun aard van regelend/aanvullend recht. Gelijk de burgerlijke koop bezitten de regels van titel 7.1 BW bij handelskoop derhalve ook een zwakke werking.

54
Q

Wat is Internationale handelskoop?

A

Handel vindt veelal plaats over de landsgrenzen. Op een zodanige internationale handelskoop is in beginsel niet het BW van toepassing, maar zijn internationale verdragen van toepassing. Dergelijke internationale verdragen zijn er al decennia lang. Zij hebben tot doel de internationale handel te vergemakkelijken. In deze verdragen worden eenvormige regels geformuleerd. Voor Nederland is vooral van belang de ‘United Nations Convention on Contracts for the International Sale of Goods’. Dit VN-verdrag wordt vaak kort aangeduid met ́Weens Koopverdrag ́ of ́CISG ́.

55
Q

Wat is het Weens Koopverdrag?

A

Het Weens Koopverdrag geeft (onder meer) regels omtrent: de totstandkoming van de koopovereenkomst, verplichtingen van de koper en de verkoper, risico-overgang1, schadevergoeding, overmacht en ontbinding.

56
Q

Wat zijn Incoterms?

A

In het internationaal handelsverkeer maken de contractspartijen vaak gebruik van door de International Chamber of Commerce (ICC)2 opgestelde zogenoemde ‘Incoterms’. De Incoterms zijn gestandaardiseerde bedingen die betrekking hebben op de verdeling van risico, transport- en verzekeringskosten.

57
Q

Wat is Consumentenkoop?

A

artikel 7:5, eerste lid

De consumentenkoop wordt aldaar omschreven als de koop van een roerende zaak, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

58
Q

Gelden de regels van consumentenkoop zowel bij roerende als onroerende zaken?

A

Uit de wettelijke de!nitie van consumentenkoop kunnen we a”eiden dat naast de hoedanigheid waarin de koper en de verkoper optreden bij het sluiten van de overeenkomst van belang is dat er sprake is van een roerende zaak. Dit heeft tot gevolg dat koop van onroerende zaken niet als een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5, eerste lid, BW kan worden beschouwd.

59
Q

Waar wordt de consumentenbescherming geregeld?

A

Bij een consumentenkoop zijn op grond van het bepaalde in artikel 7:6, eerste lid, BW de bepalingen in de afdelingen 1 tot en met 7 van titel 7.1 BW dwingendrechtelijk van aard

60
Q

Wat als mondeling of schriftelijk wordt afgeweken van de regels van het BW bij consumentenkoop?

A

Indien mondeling dan wel schriftelijk (bijv. in algemene voorwaarden) wordt afgeweken van het bepaalde in de afdelingen 7.1.1 t/m 7.1.7 BW, dan is een dergelijk beding vernietigbaar op grond van artikel 3:40, tweede lid, BW. In tegenstelling tot de burgerlijke koop en de handelskoop hebben de regels uit de afdelingen 7.1.1 t/m 7.1.7 BW in geval van een consumentenkoop een sterke werking. De contractspartijen kunnen niet afwijken van de regels uit de genoemde afdelingen van titel 7.1 BW.

61
Q

Omschrijf art 7:6 lid 2 en haar effect?

A

De in het tweede lid van artikel 7:6 BW genoemde wetsartikelen (te weten de artt. 7:11, 12, 13, 26 en 35 BW) zijn niet van dwingend recht. Van de hier genoemde artikelen mag wel mondeling en uitdrukkelijk schriftelijk worden afgeweken ten nadele van de consument

Echter, let op. Voor de in artikel 7:6, tweede lid, BW genoemde artikelen geldt dat in geval van een consumentenkoop daarvan niet in algemene voorwaarden ten nadele van de consument mag worden afgeweken. Wijkt de verkoper toch af van de genoemde bepalingen door middel van algemene voorwaarden, dan is een zodanig beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend. Het betreffende beding is dan vernietigbaar op grond van artikel 3:40, tweede lid, BW. Zou dus bijvoorbeeld in door de verkoper gehanteerde algemene voorwaarden een bepaling zijn opgenomen, inhoudende dat de kosten van a”evering voor rekening van de koper zijn, dan is dit beding onredelijk bezwarend en
vernietigbaar. Spreken partijen zulks expliciet af (dus niet door middel van algemene voorwaarden), dan is betreffende afspraak wel geldig.

62
Q

Wat indien het object van een tussen consument en ondernemer gesloten koopovereenkomst een onroerende zaak is?

A

Wanneer we de artikelen 7:5 en 7:6 BW in onderling verband bekijken, valt op dat de regels uit de afdelingen 7.1.1 t/m 7.1.7 BW niet dwingendrechtelijk van aard zijn indien het onderwerp (het object) van een tussen een consument en een ondernemer gesloten koopovereenkomst (consumentenkoop) een onroerende zaak is. Bij de koop van onroerende zaken gesloten tussen een ondernemer en een consument, zijn de bepalingen van Titel 7.1 BW van regelend recht

63
Q

Noem 2 voorbeelden van dwingendrechtelijke bescherming van de consument bij koop van onroerende zaken?

A

Vanaf 1 september 2003 worden consumenten die een onroerende zaak kopen beschermd. De bescherming van de consument-koper houdt in dat de koopovereenkomst schriftelijk moet worden gesloten; aan mondeling tot stand gekomen koopovereenkomsten met betrekking tot onroerende zaken is de koper niet gebonden (art. 7:2). Dergelijke mondelinge overeenkomsten zijn niet geldig. Daarnaast heeft de koper na het sluiten van de schriftelijke overeenkomst nog drie dagen bedenktijd. Binnen deze periode kan hij alsnog van de koop afzien. De koper hoeft daarbij geen reden op te geven.

64
Q

Wat is het conformiteitsvereiste?

A

De regeling vervat in artikel 7:17 BW ( de afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden) vormt het hart van het wettelijke kooprecht. Dit zogenoemde ‘conformiteitsvereiste’ geeft aan wanneer (onder welke omstandigheden) sprake is van niet deugdelijke nakoming van de op de verkoper rustende verplichtingen uit artikel 7:9 BW. Op grond van artikel 7:17, tweede lid, BW moet de gekochte en afgeleverde zaak die eigenschappen bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Tevens geldt dat de zaak niet die eigenschappen mag hebben die de koper – eveneens op grond van de overeenkomst – niet mocht verwachten.

65
Q

De tekst van artikel 7:17 BW geeft allerminst duidelijk aan wanneer sprake is van non-conformiteit.

Welke elementen moeten worden meegenomen om dat te bepalen?

A
  • de prijs van de gekochte zaak. Bij een bijzonder goedkoop product mag de koper minder van de gekochte zaak verwachten, dan bij de koop van een duurder product;
  • de aard van de gekochte zaak. Betreft het een nieuwe of een gebruikte zaak. Van een gebruikte zaak mag (doorgaans) minder worden verwacht dan van een nieuwe zaak. De aard van de zaak heeft ook betrekking op de omstandigheid of het een merkartikel of een zaak van ‘onbekende herkomst’ betreft;
  • de soort winkel waar de zaak is gekocht;
  • mededelingen gedaan door de verkoper.
66
Q

Wat indien de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt (non-conform is),?

A

e gevolgen van niet behoorlijke nakoming worden met name beheerst door de regels van artikel 6:74 e.v. BW. Voor enkele bijzondere gevolgen geven de artikelen 7:20 e.v. BW een bijzondere regeling.

67
Q

Welke situatie kan zich voordoen bij koop en vervolgens levering van een ondeugdelijke zaak?

A

Bij koop kan zich de situatie voordoen dat de koper, ingeval hij/zij een ondeugdelijke zaak geleverd krijgt, zich zowel op niet-nakoming (art. 7:17 e.v. BW) als op het wilsgebrek dwaling (art. 6:228 BW) kan beroepen. In dat geval heeft de
koper de keuze tussen ontbinding van de overeenkomst (art. 7:17 jo 6:265 BW) of vernietiging van de overeenkomst (art. 6:228 BW).

68
Q

vereist voor de tot standkoming van een geldige rechtshandeling is?

A

een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Voor de overeenkomst (een meerzijdige rechtshandeling) zijn de wilsverklaringen van tenminste twee partijen nodig. Dit vereiste wordt voor wat betreft de overeenkomst geëxpliciteerd in artikel 6:217, eerste lid. Een overeenkomst komt dus tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.

69
Q

Waar wordt ‘aanbod’ in het BW geregeld?

Is dit dwingend of regelend recht?

A

Aan het aanbod zijn de artikelen 6:218 tot en met 6:223 gewijd. Deze regeling is, zoals blijkt uit artikel 6:217, tweede lid van regelend recht.

70
Q

wat is een aanbod eigenlijk ?

A

a. Het betreft een aan de wederpartij gedaan voorstel
b. Het voorstel moet zodanig bepaald zijn dat door aanvaarding onmiddellijk een overeenkomst ontstaat.

71
Q

Omschrijf Het betreft een aan de wederpartij gedaan voorstel?

A

Het aanbod zal de wederpartij moeten hebben bereikt. In dezen kunnen we verwijzen naar paragraaf 3 hiervoor en artikel 3:37. Wat daar gezegd is met betrekking tot rechtshandelingen geldt ook voor het aanbod dat immers ook een wilsverklaring is.
Dat de bepalingen voor rechtshandelingen ook van toepassing zijn op het
aanbod blijkt ook uit artikel 6:218 waar wordt bepaald dat een aanbod geldig, nietig of vernietigbaar is overeenkomstig de regels voor meerzijdige rechtshandelingen. Wil een aanbod geldig zijn, dan moet het de wederpartij dus overeenkomstig artikel 3:37 hebben bereikt.

72
Q

Omschrijf Het voorstel moet zodanig bepaald zijn dat door aanvaarding onmiddellijk een overeenkomst ontstaat?

A

Anders gezegd: wil een aanbod een aanbod in juridische zin zijn, dan dient het alle essentiële elementen van een overeenkomst te bevatten. Het is in het algemeen moeilijk te zeggen wanneer een aanbod alle essentiële elementen bevat. Dat zal afhangen van de aard van de overeenkomst, de (eventuele) wettelijke bepalingen dienaangaande en de omstandigheden.

73
Q

Wat is het geval als een voorstel om een overeenkomst aan te gaan niet alle essentiële elementen bevat, als er dus niet sprake is van een aanbod?

A

Er is dan sprake van een uitnodiging om in onderhandeling te treden.

Ook bij soms zeer concrete aanbiedingen is het niet de bedoeling om een aanbod te doen, dat na aanvaarding een overeenkomst tot stand doet komen. Met name in advertenties is dit het geval: denk eens aan een advertentie waarin personeel gevraagd wordt, of een woning te koop wordt aangeboden. In zo’n geval kan de persoon van degene die het aanbod wil aanvaarden ook van belang zijn en dus een essentieel element van de overeenkomst zijn. Is er sprake van een uitnodiging om in onderhandeling te treden, dan komt door aanvaarding nog geen overeenkomst tot stand. Pas als de onderhandelingen uitmonden in een juridisch aanbod dat wordt geaccepteerd, is de overeenkomst tot stand gekomen.

74
Q

Omschrijf rechtsregel uit Hofland-Hennis arrest (HR 1981)?

A

De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen: ‘Vooropgesteld moet worden dat een advertentie waarin een individueel bepaalde zaak voor een bepaalde prijs te koop wordt aangeboden, zich in beginsel niet ertoe leent door eventuele gegadigden anders te worden opgevat dan als een uitnodiging om in onderhandeling te treden, waarbij niet alleen prijs en eventuele verdere voorwaarden van de koop, maar ook de persoon van de gegadigde van belang kunnen zijn.’

75
Q

Omschrijf casus Hofland-Hennis arrest.

A

We geven in het kort nog de casus van het arrest Ho”and-Hennis: een zekere Ho”and wil zijn huis gelegen, in Bussum, verkopen. Tot dit doel wordt, nadat hij een makelaar heeft ingeschakeld, een advertentie geplaatst in de woninggids voor Het Gooi en omstreken, waarin zijn huis te koop wordt aangeboden voor een prijs van ƒ 215.000. Geruime tijd na plaatsing van de bewuste advertentie toont een zekere Hennis interesse voor het huis. Hennis bezichtigt het huis en komt daarna bij de makelaar terecht met de mededeling: ‘Het is verkocht voor ƒ 215.000. Ik kan wel gaan bieden maar het is een mooi huis.’ Hennis meent dat hij daarmee het aanbod van Ho”and tot verkoop van het betreffende huis heeft geaccepteerd en dat daarmee de koopovereenkomst tot stand is gekomen.
Op grond van de koopovereenkomst vordert Hennis de levering van het huis. Ho”and weigert echter het huis te leveren daar geen sprake is van een koopovereenkomst tussen hem en Hennis. De positieve reactie van iemand op de advertentie doet immers geen overeenkomst ontstaan. Hennis dagvaardt daarop Ho”and voor de rechter om de levering van het huis door Ho”and af te dwingen. Zoals uit de hierboven gegeven overweging van de Hoge Raad blijkt, steunt dit hoogste rechtscollege echter Ho”and. Het gevolg is dat Ho”and niet gehouden is het huis aan Hennis te leveren.

76
Q

Herroepelijk aanbod - onherroepelijk aanbod

Wat is de hoofdregel?

A

In artikel 6:219 wordt de herroeping van het aanbod geregeld. In het eerste lid van dit artikel wordt als hoofdregel gegeven dat een aanbod herroepelijk is. De aanbieder kan zijn aanbod in beginsel herroepen. Hierdoor komt het aanbod te vervallen. De aanbieder ontneemt met andere woorden de werking aan het aanbod. De herroeping kan in elk gewenste vorm geschieden. Hier kunnen we weer verwijzen naar artikel 3:37 (ook de herroeping is immers een wilsverklaring).

77
Q

Wat zijn de uitzonderingen op de hoofdregel van herroeping van het aanbod?

A

a. In de eerste plaats is herroeping van een aanbod niet mogelijk als het een onherroepelijk aanbod betreft.
b. In de tweede plaats is herroeping van een aanbod niet mogelijk als het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende de aanvaarding is verzonden.

c) In artikel 6:219, derde lid vinden we nog een voorbeeld van een onherroepelijk aanbod en wel een optiebeding.

78
Q

Omschrijf onherroepelijk aanbod?

A

Een aanbod in de eerst plaats onherroepelijk is indien het aanbod een termijn voor aanvaarding inhoudt.
H biedt zijn roeiboot schriftelijk aan K te koop aan voor een prijs van € 1000. In zijn brief heeft H vermeld dat het aanbod geldt tot 29 augustus 2004.

Voorbeeld:
Op 17 augustus 2004 komt L bij H en biedt deze laatste € 1200 voor zijn roeiboot. H mag zijn roeiboot nu niet aan L verkopen, daar hij K een onherroepelijk aanbod heeft gedaan, dat loopt tot 29 augustus 2004.
Eerst als K het aanbod vóór 29 augustus 2004 niet heeft aanvaard, mag H zijn roeiboot verkopen aan L.

In de tweede plaats is volgens dit artikel een aanbod onherroepelijk als dit op een andere wijze (dus anders dan door het noemen van een termijn) uit het aanbod blijkt. Denk aan het geval dat het aanbod dit uitdrukkelijk vermeldt. Asser- Hartkamp II, nr. 146 geeft nog het geval dat het duidelijk is dat de geadresseerde enige tijd nodig zal hebben voor het maken van berekeningen of het treffen van maatregelen alvorens over het aanbod te kunnen beslissen en hij erop mag vertrouwen dat het aanbod gedurende die tijd onherroepelijk is.

79
Q

Omschrijf arrest Lindeboom - Amsterdam (HR 1969)

A

Rechtsregel:

De Hoge Raad heeft in dit arrest uitdrukkelijk beslist dat een onherroepelijk aanbod niet kan worden herroepen.

80
Q

Omschrijf Herroeping is ook niet meer mogelijk als het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende aanvaarding is verzonden (art. 6:219, tweede lid).?

A

Zodra een aanbod is aanvaard, is herroeping niet meer mogelijk.
We nemen hetzelfde voorbeeld als hierboven. Stel A heeft mondeling al de zelfde dag dat hij het aanbod kreeg, gezegd dat hij de lamp wil kopen voor de gevraagde prijs, dan is het aanbod aanvaard en is een koopovereenkomst tussen Z en A tot stand gekomen. Ook indien de mededeling inhoudende de aanvaarding is verzonden, is herroeping niet meer mogelijk.

Dus vanaf het moment van verzending van de mededeling inhoudende de aanvaarding van het aanbod, kan dit aanbod niet meer worden herroepen. Dit is echter niet het moment waarop de overeenkomst tot stand komt.

81
Q

Omschrijf herroeping onverwijld na aanvaarding?

A

n artikel 6:219, tweede lid, slotzin lezen we nog: ‘Bevat het aanbod de mededeling dat het vrijblijvend wordt gedaan, dan kan de herroeping nog onverwijld na de aanvaarding geschieden.’

Voorbeeld:
O biedt zijn huis vrijblijvend te koop aan P aan voor de koopprijs van € 300.000. P komt het huis van O bezichtigen. Na een rondleiding door het huis van O geeft P aan O te kennen dat hij diens huis wil kopen voor de betreffende koopprijs. Hij aanvaardt daarmee het aanbod van O, maar daar het aanbod van O vrijblijvend is kan O, mocht hij om een of andere reden het huis niet aan P willen verkopen, zijn aanbod toch nog herroepen, maar dan wel direct daarna (onverwijld!).

De Parl. gesch. Boek 3, blz. 162 zegt over de term ‘onverwijld’ het volgende: ‘Aan de eis van onverwijld is reeds voldaan, wanneer kan worden gezegd dat de handeling zonder vertraging plaats heeft gevonden, waarbij ruimte bestaat om rekening te houden met de omstandigheden van het geval (…).’

82
Q

In artikel 6:220 vinden we een regeling omtrent een bijzondere vorm van een aanbod.

Welke en omschrijf?

A

Artikel 6:220, eerste lid bepaalt dat een bij wijze van uitloving voor een bepaalde tijd gedaan aanbod wegens gewichtige redenen kan worden herroepen of gewijzigd

Omdat zich in de praktijk gevallen voordoen, waarin het redelijk is een wijziging of wellicht zelfs een herroeping van de uitloving toe te laten, is het wenselijk voor
bijzondere gevallen een uitzondering te maken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de termijn voor de beantwoording van een prijsvraag te kort gesteld blijkt te zijn, of dat in de formulering onjuistheden zijn geslopen. Het ontwerp geeft de bevoegdheid tot wijziging of herroeping slechts indien daartoe gewichtige redenen bestaan.’

83
Q

Wat indien herroeping onredelijk is?

A

Het herroepen of wijzigen van een bij wijze van uitloving gedaan aanbod kan leiden tot onbillijkheid tegenover degene die zich op grond van de uitloving heeft gezet tot het tot stand brengen van de daarin gevraagde prestatie en in verband daarmee tijd en kosten daaraan heeft besteed.(…): de rechter kan, rekening houdende met de omstandigheden van het geval, een billijke schadeloosstelling toekennen, waardoor de schade geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.’

84
Q

Omschrijf Verval van het aanbod?

A
  • Een aanbod vervalt allereerst door herroeping. (Houdt u steeds goed in de gaten dat de aanbieder een aanbod alleen kan herroepen als het geen onherroepelijk aanbod betreft.)
  • Een aanbod vervalt verder door tijdsverloop. Bevat een aanbod zelf een uitdrukkelijk tijdstip tot hoelang het geldig is, dan vervalt het als dat tijdstip is aangebroken.
    • Bevat een aanbod zelf geen uitdrukkelijk tijdstip dan geldt artikel 6:221, eerste lid. Hier moeten we onderscheid maken tussen een mondeling en een schriftelijk aanbod. Een mondeling aanbod zal dus terstond moeten worden aanvaard. Gebeurt dit niet, dan vervalt het aanbod.

– Een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen redelijke tijd is aanvaard.

  • Een aanbod vervalt in de laatste plaats doordat het wordt verworpen (zie art. 6:221, tweede lid), dat wil zeggen dat het aanbod vervalt, als diegene tot wie het aanbod is gericht expliciet kenbaar maakt dat hij het aanbod niet zal accepteren.
85
Q

Wat als de aanvaarding inhoudelijk niet exact overeenstemt met het aanbod?

A
Een overeenkomst komt alleen tot stand als de aanvaarding inhoudelijk exact overeenstemt met het aanbod. Stemt de aanvaarding inhoudelijk niet overeen met het aanbod, dan moet het aanbod als verworpen worden beschouwd. Hier is van belang artikel 6:225, eerste lid.
 De inhoudelijk (van het aanbod) afwijkende aanvaarding wordt beschouwd als een nieuw aanbod (een tegenbod, nu echter van de andere partij) dat door aanvaarding van de ene partij (die aanvankelijk een aanbod deed, hetwelk werd verworpen) een overeenkomst tot stand kan doen komen. In ons laatste voorbeeld brengt dit mee dat als X het aanbod (het tegenbod) van Y om de motor te kopen voor een prijs van € 4500 aanvaardt, alsnog een koopovereenkomst tussen X en Y is tot stand gekomen.
86
Q

Omschrijf ontvangsttheorie?

A

In het kader van het tot stand komen van een overeenkomst is verder nog van
belang artikel 6:224. In dit artikel wordt bepaald: ‘Indien een aanvaarding de aanbieder niet of niet tijdig bereikt door een omstandigheid op grond waarvan zij krachtens artikel 3:37, derde lid, tweede zin niettemin haar werking heeft, wordt de overeenkomst geacht tot stand te zijn gekomen op het tijdstip waarop zonder de storende omstandigheid de verklaring zou zijn ontvangen.’
Met name het laatste deel van bovengenoemd artikel geeft aan wanneer een overeenkomst tot stand komt: op het moment waarop de aanbieder de verklaring ontvangt inhoudende dat het aanbod wordt aanvaard, is een overeenkomst ontstaan.

87
Q

Noem de 3 voorwaarden voor het totstandkomen van een overeenkomst?

A

Voor de tot standkoming van een overeenkomst dient naast aanbod en aanvaarding, voldaan te zijn aan het bepaalbaarheidsvereiste.

88
Q

Omschrijf bepaalbaarheidsvereiste?

A

artikel 6:227 BW

De verbintenissen die partijen op zich nemen, moeten bepaalbaar zijn.’

Een verbintenis is bepaalbaar, wanneer de vaststelling naar van te voren vaststaande criteria kan geschieden

89
Q

Wanneer is een verbintenis bepaalbaar?

A

Een verbintenis is bepaalbaar, wanneer de vaststelling naar van te voren vaststaande criteria kan geschieden

90
Q

Wat vinden we zoal in algemene voorwaarden?

A

• de aansprakelijkheid in geval van het toerekenbaar niet-nakomen aan de zijde van de ondernemer
• de termijn en plaats van levering
• de termijn en de wijze van betaling
• de wijze van geschillenbeslechting
• het verschuldigd zijn van een boete in geval van toerekenbare niet-nakoming
• het moment vanaf wanneer bepaalde vorderingsrechten niet meer gelden
(verval van recht) of bepaalde rechtsvorderingen niet meer kunnen worden ingesteld (verjaringstermijnen)

91
Q

Hoe is de wetgever met algemene voorwaarden omgegaan?

A

in afdeling 6.5.3 BW een regeling werd opgenomen getiteld ‘algemene voorwaarden’. De afdeling is op grond van artikel 6:246 BW voor het grootste deel dwingendrechtelijk van aard. Afdeling 6.5.3 BW geeft, uitgaande van een afbakening van het begrip ‘algemene voorwaarden’, (onder meer) regels inzake gebondenheid aan algemene voorwaarden en vernietigbaarheid van algemene voorwaarden. Daarmee heeft de wetgever de contractsvrijheid van de gebruiker van algemene voorwaarden in zekere zin beperkt

92
Q

De!nitie van algemene voorwaarden?

A

artikel 6:231, aanhef, en onder a,

orden onder ‘algemene voorwaarden’ verstaan schriftelijke bedingen, die door een contractspartij (de gebruiker) zijn opgesteld met als doel te worden opgenomen in een aantal overeenkomsten. Een en ander met uitzondering van die bedingen die de kern van de prestaties aangeven. Voorbeelden van kernbedingen zijn: de prijs bij een koopovereenkomst en het object van de koopovereenkomst (de gekochte zaak).

93
Q

op welke wijze gaan algemene voorwaarden deel uitmaken van een overeenkomst?

A

Algemene voorwaarden zijn in wezen contractsbedingen. Om die reden kunnen zij alleen deel van de overeenkomst worden indien de ondernemer (de gebruiker) ze aan zijn potentiële klant (de wederpartij) aanbiedt en de wederpartij de gelding van deze algemene voorwaarden aanvaardt. Een beding in algemene voorwaarden wordt derhalve onderdeel van de overeenkomst indien het behoort tot een aanbod en dit aanbod vervolgens wordt aanvaard (zie art. 6:217, eerste lid, BW

94
Q

Wat Indien de koper op geen enkele wijze bekend is met het feit dat de ondernemer algemene voorwaarden wenst op te nemen in de te sluiten overeenkomst?

A

Dan zullen die algemene voorwaarden niet tot de inhoud van de te sluiten overeenkomst behoren en is de koper derhalve niet gebonden aan de algemene voorwaarden van de ondernemer. De ondernemer kan in dat geval dus geen beroep doen op bedingen in zijn algemene voorwaarden.

95
Q

Waar wordt de acceptatie van algemene voorwaarden juridisch geregeld?

A

Op een meer juridisch abstract niveau komt het voorgaande erop neer dat de vraag of de wederpartij de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard, dient te worden beantwoord aan de hand van de artikelen 3:33 jo 3:35 BW. Dit betekent dat er ook met betrekking tot algemene voorwaarden sprake moet zijn van wilsovereenstemming, althans in ieder geval bij de gebruiker van algemene voorwaarden (de ondernemer) het gerechtvaardigd vertrouwen moet zijn ontstaan dat de wederpartij (de partij die de gelding van de algemene voorwaarden aanvaardt) ermee instemt dat de algemene voorwaarden tot de inhoud van de overeenkomst zullen behoren.

96
Q

In het kader van het beroep door de gebruiker op artikel 3:35 BW (gerechtvaardigd vertrouwen) rijst dan ook de vraag of het bij de gebruiker gewekte vertrouwen, dat zijn wederpartij zich aan de algemene voorwaarden heeft willen binden, nog wel gerechtvaardigd is indien bij de gebruiker (de ondernemer) bekend is, dan wel behoort te zijn, dat de wederpartij de voorwaarden niet heeft gezien en de wederpartij om die reden (achteraf ) stelt niet gebonden te (willen) zijn aan alle of bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden?

A

Op deze problematiek geeft artikel 6:232 BW het antwoord. De wederpartij is op grond van artikel 6:232 BW ook dan aan de algemene voorwaarden gebonden (en er is ook dan sprake van gerechtvaardigd vertrouwen bij de gebruiker dat de wederpartij zich aan de algemene voorwaarden heeft willen binden) indien het voor de gebruiker duidelijk was of moest zijn dat de wederpartij niet bekend was met de inhoud van de algemene voorwaarden. Uit dit
wettelijke systeem kunnen we a”eiden dat sprake is van een snelle gebondenheid aan algemene voorwaarden. Daaraan ligt een bewuste keuze van de wetgever ten grondslag.

97
Q

Twee gronden voor vernietiging van algemene voorwaarden?

A

Beide gronden vinden we in artikel 6:233 BW.

  • Onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden
  • De informatieplicht van de gebruiker van algemene voorwaarden
98
Q

Waar vinden we De wijze van vernietiging en de rechtsgevolgen daarvan ?

A

3:49-3:56 BW.

99
Q

Waar is vernietiging van algemene voorwaarden van afhankelijk?

A

tal van voorwaarden:

  • Wettelijk: art 6:223 onder a
  • de aard en de overige inhoud van de overeenkomst
  • de wijze waarop het beding tot stand is gekomen
  • de wederzijds kenbare belangen van partijen.
  • de restcategorie ‘de overige omstandigheden van het geval’

Deze laatste categorie maakt dat er sprake is van een zogenoemde ‘open norm

100
Q

Wat is De zwarte en de grijze lijst?

A

Artikel 6:236 BW omschrijft de zogenoemde ‘zwarte lijst’. In dit artikel zijn veertien bedingen opgenomen (art. 6:236 a t/m n) die, indien zij door de gebruiker worden
opgenomen in overeenkomsten met consumenten (natuurlijke personen niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf ) altijd onredelijk bezwarend zijn. In een dergelijk geval mag de gebruiker geen verweer voeren tegen de vermeende onredelijk bezwarendheid van het zwarte beding.

101
Q

Wat is de grijze lijst?

A

In artikel 6:237 BW (de zogenoemde ‘grijze lijst’) zijn eveneens veertien bedingen opgenomen. Indien de gebruiker van algemene voorwaarden een beding dat in artikel 6:237 a t/m n BW wordt genoemd, in zijn algemene voorwaarden opneemt en hij dat beding jegens consumenten hanteert, wordt een zodanig beding vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Bij grijze bedingen wordt de bewijslast omgekeerd. Het is bij dergelijke bedingen niet de consument die moet aantonen dat het beding onredelijk bezwarend is, maar het is de gebruiker van algemene voorwaarden (de ondernemer) die moet aantonen dat het beding in kwestie niet onredelijk bezwarend is.

102
Q

De informatieplicht van de gebruiker van algemene voorwaarden?

A

Thans geldt op grond van artikel 6:233, sub b, BW dat algemene voorwaarden (ongeacht hun inhoud) vernietigbaar zijn indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. In artikel 6:234 BW wordt deze informatieplicht van de gebruiker nader uitgewerkt.

103
Q

Wat zijn ‘tweezijdig tot stand gekomen algemene voorwaarden’.?

A

Het ‘tweezijdige’ houdt niet in dat de voorwaarden door middel van onderhandelingen tussen de ondernemer en zijn klant zijn tot stand gekomen, maar bv in overleg tussen een brancheorganisatie en consumentenorganisatie

104
Q

Wat is:

  • onmiddelijke vertegenwoordiging
  • middelijke vertegenwoordiging
  • directe vertegenwoordiging
  • indirecte vertegenwoordiging
A

Bij vertegenwoordiging kunnen we onderscheiden de onmiddellijke vertegenwoordiging en de middellijke vertegenwoordiging. Onmiddellijke vertegenwoordiging wordt ook wel aangeduid als directe vertegenwoordiging. Voor middellijke vertegenwoordiging wordt ook wel de term ‘indirecte vertegenwoordiging’ gebruikt. Voorts geldt dat als juristen spreken van vertegenwoordiging zonder meer, zij daarmee doelen op de directe (onmiddellijke) vertegenwoordiging.

105
Q

Wat is directe vertegenwoordiging?

A

Bij directe vertegenwoordiging heeft een persoon de bevoegdheid tot het verrichten (aangaan) van een rechtshandeling. Deze rechtshandeling wordt aangegaan in naam van een ander dan de vertegenwoordiger. Het effect daarvan is dat de met de verrichte rechtshandeling beoogde rechtsgevolgen niet intreden voor degene die de rechtshandeling verricht, maar intreden voor de ander in wiens naam de rechtshandeling werd verricht.

106
Q

van directe vertegenwoordiging is pas prake indien de volgende aspecten aanwezig zijn?

A

a. Er moet sprake zijn van een bevoegdheid.
b. Deze bevoegdheid moet betrekking hebben op het verrichten(aangaan) van
een rechtshandeling.
c. Bedoelde rechtshandeling wordt verricht (aangegaan) in naam van een ander.

107
Q

waarop is de bevoegdheid van de vertegenwoordiger gebaseerd.

A

a. wettelijke vertegenwoordiging
b. vertegenwoordiging van rechtspersonen
c. vertegenwoordiging op basis van volmacht
d. vertegenwoordiging bij zaakwaarneming.

108
Q

Noem voorbeelden van wettelijke vertegenwoordiging?

A
  • de wettelijke vertegenwoordiging van minderjarigen door hun ouders.
  • de wettelijke vertegenwoordiging van een minderjarige door een voogd.
  • de wettelijke vertegenwoordiging van een onder curatele gestelde persoon door zijn curator.
109
Q

Geef voorbeelden van vertegenwoordiging van rechtspersonen?

A

Rechtspersonen dienen, anders gezegd, te worden vertegenwoordigd. Verenigingen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen en stichtingen worden allen vertegenwoordigd door hun bestuurders (zie resp. de artt. 2:45, eerste lid, BW, 2:130, eerste lid, BW, 2:240, eerste lid, BW en 2:292, eerste lid, BW). De omvang van de bevoegdheden van een bestuur van een rechtspersoon wordt overigens steeds bepaald door de wet en de statuten van de betreffende rechtspersoon.

110
Q

Voorbeeld van vertegenwoordiging op basis van volmacht?

A

Uit artikel 3:60 BW blijkt dat vertegenwoordigingsbevoegdheid ook gebaseerd kan zijn op volmacht. De omvang van deze bevoegdheid wordt bepaald door de inhoud van de volmacht

111
Q

Omschrijf vertegenwoordiging bij zaakwaarneming.?

A

Uit de tekst van artikel 6:201 BW blijkt dat wanneer bij zaakwaarneming de belangenbehartiging plaatsvindt in de vorm van een rechtshandeling (bijv. door het sluiten van een overeenkomst tot reparatie), de zaakwaarnemer bevoegd is die rechtshandeling in naam van de belanghebbende met de wederpartij aan te gaan. Hierdoor vertegenwoordigt de zaakwaarnemer de belanghebbende

112
Q

Omschrijf volmacht bij vertegenwoordiging?

A

Volmacht kan worden omschreven als de bevoegdheid die een persoon (de volmachtgever) aan een ander (de gevolmachtigde) verleent, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (art. 3:60 BW). Hieruit kunnen we a”eiden dat volmacht moet worden verleend

113
Q

Waarin verschilt volmacht van andere vormen van vertegenwoordiging?

A

Immers, het is niet de wet die bepaalt dat er sprake is van volmacht en daarmee van vertegenwoordigingsbevoegdheid. De wet bepaalt slechts dat er nog een handeling dient plaats te vinden voordat er sprake kan zijn van vertegenwoordiging krachtens volmacht. Die handeling dient tot doel te hebben: het scheppen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Daardoor dient genoemde handeling (het verlenen van de bevoegdheid) te worden gekwali!ceerd als een rechtshandeling. Immers, degene die een volmacht verleent, doet zulks met het oog op het ontstaan van een bepaald rechtsgevolg. Het beoogde rechtsgevolg is het ontstaan van de bevoegdheid om de volmachtgever in diens naam te vertegenwoordigen, met als doel hem te binden aan een ander.

114
Q

Wat is het verlenen van een volmacht?

A

De verlener van een volmacht beoogt dus het intreden van een bepaald rechtsgevolg. Uit artikel 3:33 BW (vereisten voor het bestaan van een rechtshandeling) kunnen wij vervolgens a”eiden dat het verlenen van een volmacht een rechtshandeling is. Meer in het bijzonder betreft het een eenzijdige rechtshandeling. Dat betekent dat voor het intreden van voornoemd rechtsgevolg de enkele wilsverklaring van de volmachtgever bepalend is. De volmachtverlening is tevens een gerichte rechtshandeling. Zij moet, om haar werking te krijgen, degene tot wie zij is gericht, bereikt hebben

115
Q

Vorm van volmachtverlening?

A

De volmachtverlening is, tenzij de wet anders bepaalt, vormvrij. Zij kan uitdrukkelijk geschieden, maar ook stilzwijgend. Een en ander volgt uit artikel 3:61, eerste lid,

116
Q

Wie is bevoegd nadat volmacht is verleend?

A

De volmachtverlening werkt niet – zoals dat heet – privatief. Dat wil zeggen dat de volmachtgever de mogelijkheid behoudt zelf de beoogde rechtshandeling(en), waarvoor hij iemand
volmacht heeft verleend, te verrichten

117
Q

Wat gebeurt er bij Uitoefening van de bevoegdheid verkregen krachtens volmacht?

A

Op basis van het bepaalde in artikel 3:66, eerste lid, BW geldt dat een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling in haar rechtsgevolgen de volmachtgever treft. Dit betekent dat de volmachtgever partij wordt bij de door de gevolmachtigde tot stand gebrachte rechtshandeling (bijv. een overeenkomst). De gevolmachtigde zelf wordt daarentegen niet gebonden: hij ‘valt er tussen uit’.

118
Q

Wat als de gevolmachtigde buitend e grenzen van zijn bevoegdheid handelt?

A

Uit de tekst van artikel 3:66, eerste lid, BW kunnen we afleiden dat indien de gevolmachtigde buiten zijn bevoegdheid handelt – de grenzen van zijn bevoegdheid overschrijdt – de volmachtgever niet gebonden is. Op deze regel bestaan evenwel uitzonderingen.

119
Q

Einde van de volmacht?

A

Artikel 3:72

  • de dood, de ondercuratelestelling, het faillissement van de volmachtgever of het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
  • de dood, de ondercuratelestelling, het faillissement van de gevolmachtigde of het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
  • herroeping door de volmachtgever – opzegging door de gevolmachtigde.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Naast de in de wet genoemde gevallen kan een volmacht bijvoorbeeld ook eindigen indien het doel dat met de volmacht moest worden bereikt, is gehaald.

120
Q

Welke namen van vertegenwoordiging gelden er bij volmacht?

Zie plaatjes p72/73 werkboek 2

A

Voor A geldt dat hij:
• volmachtgever is jegens B.
• vertegenwoordigde is door B jegens C.
• principaal is in de ogen van B.
• achterman is in de ogen van C (C kijkt immers over B heen naar A. A is voor C
dan de achterman).
Voor B geldt dat hij:
• gevolmachtigde is door A.
• vertegenwoordiger is van A.
• tussenpersoon is tussen A en C (het begrip ‘tussenpersoon’ heeft een neutrale
betekenis).
Voor C geldt dat hij:
• wederpartij is indien de vertegenwoordiger (B) tussen hem (C) en de principaal (A) een overeenkomst tot stand brengt
• derde is ten opzichte van de rechtsbetrekking tussen vertegenwoordiger en vertegenwoordigde.

121
Q

Omschrijf Ruim toepassingsbereik van titel 3.3 BW (volmacht)?

A

er bestaat geen aparte wettelijke regeling met betrekking tot vertegenwoordiging. Om toch ook voor andere bronnen van vertegenwoordiging dan volmacht enige algemene regels te stellen, heeft de wetgever ervoor gekozen het toepassingsbereik van titel 3.3 BW te verruimen. Dit verruimen van het toepassingsbereik van titel 3.3 BW treffen wij aan in de artikelen 3:78 BW en 3:79 BW. Beide wetsartikelen doen dienst als schakelbepaling.

122
Q

Omschrijf het toepassingsbereik van titel 3:3?

A

Het toepassingsbereik van titel 3.3 BW (volmacht) is evenwel nog ruimer dan hiervoor aangegeven. Op grond van het bepaalde in artikel 3:79 BW vinden de bepalingen van titel 3.3 BW overeenkomstige toepassing buiten het vermogensrecht, een en ander voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. De wetgever heeft hier vooral het oog gehad op het personen- en familierecht. Het artikel is echter in beginsel niet daartoe beperkt.

123
Q

Kenmerk indirecte vertegenwoordiging?

A

Bij indirecte vertegenwoordiging verricht de tussenpersoon een rechtshandeling in of op eigen naam, maar voor rekening van een ander.

Het feit dat de rechtshandeling in geval van indirecte vertegenwoordiging in naam van de tussenpersoon wordt verricht heeft tot gevolg dat de tussenpersoon en niet de persoon voor wiens rekening de rechtshandeling komt, wordt gebonden. De rechtsgevolgen treden dus in voor de tussenpersoon zelf, en niet voor de persoon voor wiens rekening de rechtshandeling wordt verricht.

124
Q

In de doctrine wordt daarom bij indirecte vertegenwoordiging gesproken van?

A

oneigenlijke vertegenwoordiging

125
Q

Wat wordt bedoeld met voor rekening van bij een tussenpersoon?

A

Met ́voor rekening van ́ wordt gedoeld op het feit dat de rechtshandeling die de tussenpersoon op eigen naam verricht economisch gezien zijn principaal aangaat, in die zin dat de baten en lasten van de door de tussenpersoon verrichte rechtshandeling uiteindelijk voor rekening van de principaal komen.

Voorbeeld

van indirecte (middellijke) vertegenwoordiging:
 • Bij het kopen en verkopen van aandelen ter beurze wordt veelvuldig gebruik gemaakt van zogenoemde commissionairs. Commissionairs maken er hun bedrijf van om aandelen ter beurze te kopen op eigen naam. De aandelen worden daarbij gekocht voor rekening van de cliënten van de commissionairs.
126
Q

Geef aan of in de onderstaande gevallen sprake is van een rechtshandeling en zo ja, of sprake is van een meerzijdige rechtshandeling of een eenzijdige rechtshandeling.

a. Marja de Vries, eigenaresse van een sport- en !tnesscentrum, sluit een arbeidsovereenkomst met Dana Bertens, inhoudende dat deze laatste per 1 februari 2004 in dienst treedt als sportinstructrice, voor onbepaalde tijd en voor twintig uren per week.
b. Op 6 maart 2004 rijdt Dana, wanneer ze aan de late kant is, met volle vaart de parkeerplaats van het sport- en !tnesscentrum op, let daarbij niet goed op en rijdt tegen de auto van Iris Janssen aan, één van de personen aan wie Dana krachttraining geeft. De zijkant van de auto van Iris is behoorlijk ingedeukt.
c. Bij de aanrijding vermeld onder vraag b, heeft ook de auto van Dana behoorlijke schade opgelopen. Ondanks het feit dat Dana slechts WA is verzekerd en derhalve de schade aan haar eigen auto niet vergoed krijgt, maakt ze zich hier niet veel zorgen over. Haar tante Agaath, die een week eerder is overleden, heeft immers een testament gemaakt waarin ze Dana tot enig erfgename heeft benoemd.
d. Dana zegt op 13 oktober 2004 de arbeidsovereenkomst met Marja de Vries op tegen 1 december 2004.

A

a. Hier is sprake van een rechtshandeling en wel een meerzijdige rechtshandeling waarbij voor het intreden van het rechtsgevolg de wilsverklaringen van twee of meer personen zijn vereist. Voor het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst is in casu zowel de wilsverklaring (aanbod) van Marja de Vries als van Dana Bertens (aanvaarding van het aanbod) vereist.
b. Hier is niet sprake van een rechtshandeling. Een rechtshandeling is immers een handeling van een rechtssubject, waaraan een rechtsgevolg wordt verbonden dat ook door het handelend subject wordt beoogd. Het rechtsgevolg dat het recht verbindt aan de daad van Dana, te weten de verplichting om de schade te vergoeden, treedt in hoewel dit niet door Dana wordt beoogd (of het rechtsgevolg door Dana wordt beoogd, is niet relevant).
NB: hier is sprake van een feitelijk handelen, een handelen van een rechtssubject waaraan een rechtsgevolg wordt verbonden, ongeacht of dit rechtsgevolg door het handelend subject wordt beoogd.
c. Hier is sprake van een rechtshandeling en wel een eenzijdige rechtshandeling. Een eenzijdige rechtshandeling is een rechtshandeling waarbij voor het intreden van het rechtsgevolg de wilsverklaring van één persoon voldoende is. Voor het intreden van het rechtsgevolg, te weten Diana tot enig erfgename maken van tante Agaath, is de wilsverklaring van enkel tante Agaath voldoende.
d. Hier is sprake van een rechtshandeling en wel een eenzijdige rechtshandeling. Enkel de wilsverklaring van Dana is voldoende om de arbeidsovereenkomst tussen haar en Marja te doen eindigen.

127
Q

Gertie heeft Hans telefonisch haar keuken te koop aangeboden – Gertie krijgt een geheel nieuwe keuken – voor een prijs van € 6000. Gertie eindigt het telefoongesprek met de mededeling dat Hans wel snel moet beslissen of hij haar aanbod aanneemt en meer concreet dat Hans haar binnen zes uur telefonisch moet mededelen of hij het aanbod aanvaardt. Twee uur later probeert Hans Gertie te bellen om haar mede te delen dat hij het aanbod aanvaardt. Hans krijgt echter op dat moment en verder de gehele dag door het antwoordapparaat van Gertie aan de lijn. Hans spreekt twee uur nadat Gertie haar aanbod heeft gedaan op het bandje in dat hij dit aanbod aanvaardt. Gertie luistert het bandje pas de dag daarna af. Kan Hans nu stellen dat een koopovereenkomst tussen hem en Gertie is tot stand gekomen?

A

Hans kan in casu terecht stellen dat er tussen hem en Gertie een koopovereenkomst is tot stand gekomen. Het feit dat Gertie Hans’ verklaring niet binnen de afgesproken zes uur heeft bereikt, is het gevolg van haar eigen handelen en wel een handelen dat voor haar rekening komt.

128
Q

Voor het stellen van een vormvereiste bij een formele overeenkomst zijn een aantal redenen te geven. Kunt u bedenken welke?

A

Voor het stellen van een vormvereiste kunnen de volgende redenen worden gegeven. De rechtszekerheid is met een vormvereiste gediend. Een vormvereiste kan strekken tot bescherming van een zwak geachte tegenpartij. In de laatste plaats kan een vormvereiste gesteld zijn vanwege de noodzaak van aanwezigheid van een deskundige (zoals een notaris) bij een moeilijk contract.

129
Q

Geef het verschil aan in de onderscheiding tussen meerzijdige - eenzijdige rechtshandeling en het onderscheid wederkerige - eenzijdige overeenkomst?

A

De onderscheiding tussen eenzijdige en meerzijdige rechtshandeling ziet op het tot stand komen der overeenkomst, waartoe bij de meerzijdige rechtshandeling altijd de wilsverklaringen van minstens twee partijen nodig zijn en bij de eenzijdige rechtshandeling de wilsverklaring van een partij voldoende is.
De onderscheiding tussen eenzijdige en wederkerige overeenkomsten heeft betrekking op de verbintenissen (het aantal verbintenissen) die uit de overeenkomst voortvloeien (terwijl de onderscheiding tussen eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen ziet op het tot stand komen van de overeenkomst).

130
Q

Beoordeel de juistehdi van de volgende stellingen.
I. De overeenkomst van bruiklening is een meerzijdige rechtshandeling.
II. De overeenkomst van bruiklening is een reële overeenkomst.
a. Stelling I en stelling II zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Stelling II en II zijn onjuist.

A

Het juiste alternatief is a. Stelling I is juist. Voor het tot stand komen van de bruikleenovereenkomst is naast de overgave van de zaak die in bruikleen gegeven wordt, in ieder geval vereist de wilsverklaring van de inbruikleengever en de wilsverklaring van degene die in bruikleen verkrijgt.
Stelling II is juist. De overeenkomst van bruikleen is een reële overeenkomst. De overeenkomst ontstaat dus op het moment dat de in bruikleen te geven zaak wordt afgegeven.

131
Q

E, werkzaam bij een verffabriek, wordt voor vier jaren uitgezonden naar Zwitserland. Gedurende die vier jaren wil hij zijn huis verhuren. E plaatst een advertentie in een regionaal dagblad, waarin hij zijn huis te huur aanbiedt voor een periode van vier jaren en voor een huurprijs van € 900 per maand.
F leest de advertentie en gaat naar E toe. Na een bezichtiging van het huis maakt F aan E kenbaar dat hij het huis wil huren. E, die niet zo gecharmeerd is van de persoon van F (F ziet er – naar zijn mening –nogal onverzorgd uit en maakt ook verder een slordige indruk), wil het huis echter niet verhuren aan F. F stelt zich op het standpunt dat hij door het kenbaar maken aan E dat hij het huis wil huren, het aanbod tot het aangaan van een huurovereenkomst van E heeft geaccepteerd en dat er daardoor een huurovereenkomst tot stand is gekomen, waaraan hij het recht van huur ontleent.
Hoe oordeelt u over deze zienswijze van F?

A

Analoog aan hetgeen is overwogen in het arrest Ho”and-Hennis met betrekking tot het te koop aanbieden van een individueel bepaalde zaak, kan men met betrekking tot het in een advertentie te huur aanbieden van een individueel bepaalde zaak a fortiori stellen dat het moet worden opgevat als een uitnodiging om in onderhandeling te treden.
Leiden de onderhandelingen ertoe dat de verhuurder E een aanbod doet aan F, dan komt door de acceptatie van dit aanbod door F een huurovereenkomst tot stand. Ook is mogelijk dat F het aanbod doet dat door E geaccepteerd wordt.
In casu verlopen de onderhandelingen zodanig dat E een uitnodiging doet tot het openen van onderhandelingen, F een aanbod doet, doch E dit aanbod niet accepteert. De geuite wilsverklaringen hebben in casu geen rechtsgevolg in die zin dat een huurovereenkomst tot stand komt. De zienswijze van F is dus een onjuiste.

132
Q

Herroeping van een aanbod is (onder andere) niet meer mogelijk, wanneer het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende de aanvaarding is verzonden (art. 6:219, tweede lid). Dit is echter niet het moment waarop de overeenkomst tot stand komt.
Wanneer komt in dit geval dan de overeenkomst tot stand?

A

De overeenkomst komt in dit geval tot stand op het moment dat de aanvaarding de aanbieder bereikt (art. 3:37, derde lid).