L16 : Nakoming, rechten crediteur bij niet nakoming, schadevergoeding Flashcards
Wat als de debiteur zijn verplichtingen jegens de crediteur niet nakomt?
De crediteur heeft dan een aantal mogelijkheden. Hij kan nakoming vorderen, hij kan schadevergoeding vorderen (vervangende en aanvullende) en in het geval van een wederkerige overeenkomst ontbinding
Wat is nakoming?
Het begrip ‘nakoming’ houdt in het voldoen aan de inhoud van een verbintenis. Anders gezegd: nakoming is het verrichten van een prestatie die beantwoordt aan een daartoe strekkende verbintenis.
De wet hanteert ook de term ‘betaling.
Wat betekent dit?
Deze term heeft echter een ruimere betekenis dan nakoming. Betaling omvat namelijk iedere prestatie, ongeacht of daarmee aan een bestaande verbintenis wordt voldaan. Een goed voorbeeld vormt de onverschuldigde betaling . Als men, zonder dat daarvoor een rechtsgrond valt aan te wijzen, een prestatie verricht, is er sprake van onverschuldigde betaling; er bestaat in dat geval ook geen verbintenis.
In het juridisch spraakgebruik echter is de term ‘betaling’ ook in dit opzicht ruimer.dan in het dagelijks spraakgebruik. Niet alleen de koper die de koopsom voldoet, ook de verkoper die de verkochte waar levert, betaalt in juridische zin, evenals de tandarts die de afgesproken kroon inzet of de muziekleraar die de bedongen pianoles geeft.
Als de prestatie is het betalen van een geldsom, waar moeten we dan kijken?
Overigens heeft de wetgever voor wat betreft de nakoming van een verbintenis een speciale afdeling gemaakt, die van toepassing is (naast afdeling 6) indien de prestatie bestaat in het betalen van een geldsom (zie afdeling 6.1.11). De regels

over nakoming vinden we in afdeling 6.1.6. Deze afdeling draagt als opschrift: Nakoming van verbintenissen.
Wat is het gevolg van nakoming?
Het gevolg van nakoming is in de regel dat de verbintenis tenietgaat. Dit is ook de bedoeling van de nakoming. De schuldenaar die een verbintenis nakomt heeft de bedoeling zich van zijn schuld te kwijten. Als gevolg van de nakoming gaat de verbintenis teniet en is de schuldenaar in beginsel van zijn verbintenis bevrijd, waardoor de verbintenis tenietgaat. Op deze regel bestaat een uitzondering waar wij hier echter niet op ingaan (subrogatie).
Door wie kan nagekomen worden?
Voor de beantwoording van de vraag door wie kan worden nagekomen is van belang artikel 6:30. Wij beperken ons tot de behandeling van artikel 6:30, eerste lid. Uit dit artikel kunnen we halen dat nakoming in eerste instantie kan plaatsvinden door de schuldenaar.
In tweede instantie kan een verbintenis volgens artikel 6:30, eerste lid ook door een derde worden voldaan, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet. Onder een derde verstaan we: hij die niet de schuldenaar of medeschuldenaar is. Wij doelen hier niet op die gevallen waarin een derde per ongeluk een verbintenis nakomt omdat hij meent zelf de schuldenaar te zijn. De derde moet in het geval van artikel 6:30, eerste lid zelf de bedoeling hebben de verbintenis van de schuldenaar te voldoen. De derde moet dus handelen ter kwijting van de debiteur. Ook dan is er sprake van nakoming, waardoor de schuldenaar van zijn verplichting wordt bevrijd en de verbintenis tenietgaat.
De verbintenis kan niet door een derde worden nagekomen indien haar inhoud of strekking zich daartegen verzet.
Aan wie moet betaald worden?
Voor de vraag aan wie betaald moet worden is in de eerste plaats van belang artikel 6:32. In dit artikel wordt niet met zoveel woorden gezegd aan wie betaald moet worden, maar het artikel geeft aan in welke gevallen een betaling de schuldenaar (van zijn verplichting ) bevrijdt
Uit artikel 6:32 kunnen we a”eiden dat in de eerste plaats betaalt dient te worden aan de schuldeiser, dus degene die gerechtigd is tot de prestatie.
Beslissend is wie op het ogenblik van de betaling schuldeiser is. Zo zal de betaling door de schuldenaar na cessie van de vordering moeten geschieden aan de cessionaris
Door betaling door de schuldenaar (of de derde) wordt de schuldenaar in beginsel gekweten, is hij bevrijd en gaat de verbintenis teniet.
Aan wie kan nog meer betaald worden?
In de tweede plaats kan betaling plaatsvinden aan iemand die met de schuldeiser of in zijn plaats bevoegd is de betaling te ontvangen. Iemand die mét de schuldeiser bevoegd is de betaling te ontvangen, is degene die volmacht heeft van de schuldeiser om voor hem te ontvangen. Behalve de schuldeiser is dus ook de gevolmachtigde bevoegd om betaling te ontvangen
Als iemand die in de plaats van de schuldeiser bevoegd is te ontvangen, kunnen we noemen de curator in een faillissement (art. 68 Fw), de ouder of voogd van een minderjarige (artt. 1:253j en 1:337), de curator van een onder curatele gestelde (art. 1:386). Betaling aan de hier bedoelde derden bevrijdt (in beginsel) de schuldenaar van zijn verplichting. Nakoming door de schuldenaar aan deze personen is geldig en de verbintenis gaat teniet.
Wat als de betaling niet is gedaan aan de schuldeiser of een bevoegde?
De betaling die niet is gedaan aan de schuldeiser of degene die met deze of in diens plaats bevoegd was, bevrijdt de schuldenaar (derde) niet. In de regel betekent dit dat dan de schuldenaar opnieuw zal moeten betalen, thans aan de schuldeiser (of degene die met hem of in zijn plaats bevoegd is).
Er zijn echter gevallen waarin een betaling, die niet is gedaan aan de schuldeiser (of degene die met hem of in zijn plaats bevoegd is) toch geldig is, of anders gezegd de schuldenaar (derde) toch van zijn verplichting bevrijdt.
Welke?
artikelen 6:32 en 6:34.
Het betreft het geval dat degene aan wie betaald moest worden, de betaling heeft bekrachtigd of door de betaling is gebaat en het geval dat de schuldenaar te goeder trouw aan een ander heeft betaald
De schuldeiser heeft de betaling bekrachtigd?
Met bekrachtigen bedoelen we dat de schuldeiser achteraf de betaling alsnog goedkeurt. De bekrachtiging heeft terugwerkende kracht en de betaling wordt daarom van de aanvang af als geldig aangemerkt.
De schuldeiser is door de betaling gebaat?
Hiermee bedoelen we dat het betaalde in handen van de schuldeiser is gekomen, het betaalde is in zijn vermogen gevloeid.
Bevrijdend betalen op grond van artikel 6:34?
Allereerst is het mogelijk dat de schuldenaar aannam dat degene aan wie hij heeft betaald, de crediteur was en als zodanig gerechtigd was de betaling in ontvangst te nemen.
Voorbeeld:
X verhuurt een van zijn auto’s aan Y voor de periode van 25 mei tot en met 25 oktober 2012.
Op 1 juli 2012 heeft X zijn autoverhuurbedrijf inclusief zijn wagenpark overgedragen aan Z. Op 25 oktober 2012 brengt Y de gehuurde auto terug naar X en betaalt hij deze X de huurprijs.
Y nam aan dat X de crediteur was en als zodanig bevoegd was de betaling – het terugbrengen van de auto en het voldoen van de huurpenningen – in ontvangst te nemen. Op grond van artikel 7:226 BW wordt de nieuwe eigenaar verhuurder van de auto en heeft als zodanig recht op de prestatie. Y heeft dus aan iemand betaald die geen schuldeiser (meer) was.
Bevrijdend betalen op grond van artikel 6:34 (2)?
De tweede mogelijkheid is dat de schuldenaar aannam (op redelijke gronden) dat aan die ander uit anderen hoofde moest worden betaald. Denk aan de gevallen dat de schuldenaar ten onrechte, maar op redelijke gronden, meende dat degene aan wie hij betaalde, de pandhouder (art. 3:246, eerste lid) of vruchtgebruiker (art. 3:210, eerste lid) van de vordering was, jegens wie hij diende na te komen.
Wat zijn de 2 vereisten voor toepasselijkheid van art 6:34?
Dat de debiteur betaald heeft aan iemand die hij voor schuldeiser hield of aan iemand van wie hij meende dat aan deze moest worden betaald.
vereist is dat de schuldenaar te goeder trouw is en dus meent en ook mag menen dat degene aan wie hij heeft betaald ook degene was die gerechtigd was de betaling in ontvangst te nemen
De ware crediteur heeft verhaal?
Betekent dit nu dat de crediteur achter het net vist? Het antwoord hierop is te vinden in artikel 6:36 dat bepaalt dat onder andere in het geval van artikel 6:34, eerste lid– welk geval we in het voorafgaande hebben besproken – de ware gerechtigde verhaal heeft op degene die de betaling zonder recht heeft ontvangen.
Waar dient betaling te geschieden, dus welke is de plaats van betaling?
Voor bepaling van de plaats waar de verbintenis dient te worden nagekomen, is van belang artikel 6:41 en in het geval van de betaling van een geldsom artikel 6:115 e.v.
Wat voor soort recht is art 6:41?
De hier gegeven bepaling is van regelend recht. Eerst zal men moeten kijken of er tussen partijen omtrent de plaats van betaling iets is overeengekomen. Zo niet, dan gelden de regels van artikel 6:41. De wet spreekt in dit verband over het ‘a”everen van een zaak’. Met ‘a”everen’ wordt bedoeld het verschaffen van het bezit of het houderschap van een zaak.
Waar de prestatie verricht moet worden, zal veelal uit een overeenkomst blijken.
Is er verschil tussen een genuszaak en een specieszaak?
Zowel bij een specieszaak als bij een genuszaak is sprake is van een haalschuld.
Waaruit vloeit het recht op nakoming uit voort?
Dit recht van de crediteur vloeit voort uit de verbintenis zelf.
Er zijn voor de crediteur ook mogelijkheden om dit recht op nakoming te effectueren in die gevallen dat de debiteur nalaat de prestatie te verrichten.
Waar staan deze?
Hiervoor zijn onder andere van belang titel 3.11 over rechtsvorderingen en daarnaast bepalingen uit Rv.
Wat als de schuldenaar niet voldoet?
In de eerste plaats is van belang artikel 3:296.
Indien de debiteur nalatig is met het verrichten van zijn prestatie, kan de schuldeiser volgens dit artikel in rechte nakoming vorderen. Hij kan dus aan de rechter vragen de schuldenaar te veroordelen (via een vonnis) tot voldoening van diens verplichting. De eiser aan wie de rechtsvordering in een veroordelend vonnis is toegewezen, heeft zijn doel nog niet bereikt. De bedoeling is dat de gedaagde (schuldenaar) aan de veroordeling zal voldoen.
Wat als men van de rechter een veroordeling tot nakoming heeft gekregen?
Hiermee komen we aan het probleem van de tenuitvoerlegging van een veroordelend vonnis (executoriale titel). We zagen dat men bij de rechter een veroordeling tot nakoming kan verkrijgen. Deze veroordeling, executoriale titel, vormt de basis voor de reële executie.
Reële executie is de tenuitvoerlegging van een veroordelend vonnis op een wijze die aan de eiser daadwerkelijk verschaft waarop hij recht heeft. Met andere woorden: het resultaat is gelijk aan dat waartoe vrijwillige nakoming zou hebben geleid.
Welke vormen van reele executie kennen we?
artikel 3:297
- de directe reële executie
- de indirecte reële executie.
Wat gebeurt er bij directe reele executie?
Bij de directe reële executie wordt het vonnis geëffectueerd buiten de persoon van de veroordeelde om. De manier waarop die reële executie plaatsvindt, hangt af van de aard van de verplichting.
We onderscheiden reële executie bij de…?
a. verplichtingen om te geven
b. verplichtingen tot een feitelijk doen of een feitelijk nalaten
c. verplichtingen tot het verrichten van een rechtshandeling.
Reële executie bij de verplichtingen om te geven?
Verplichtingen tot afgifte van een roerende zaak zijn reëel executabel. Een regeling vinden we in artikel 491 e.v. Rv. Een vonnis waarin de schuldenaar is veroordeeld tot afgifte van een zaak, verschaft de (schuld)eiser de bevoegdheid de veroordeling met de sterke arm ten uitvoer te leggen. De deurwaarder, eventueel bijgestaan door de politie, neemt de zaak onder zich en doet haar aan de gerechtigde toekomen. Ook een verplichting om een geldsom te geven is reëel executabel. Deze vindt plaats door middel van executoriaal beslag. De regels hiervoor vinden we in artikel 439 e.v. Rv.
Er wordt, kort gezegd, beslag gelegd op vermogensbestanddelen van de
schuldenaar, welke in het openbaar worden verkocht. Uit de opbrengst zal de geldsom worden voldaan, die de schuldeiser toekomt.
Reële executie bij de verplichtingen tot een feitelijk doen of een feitelijk nalaten?
artikel 3:299
De enkele veroordeling van de debiteur tot het feitelijk doen of nalaten in het vonnis maakt de (schuld)eiser nog niet tot reële executie bevoegd. Hij moet daartoe een speciale machtiging vorderen. De kosten van uitvoering van de machtiging komen voor rekening van degene die zijn verplichting niet is nagekomen (art. 3:299, derde lid).
Verplichtingen om te doen?
Bij verplichtingen om te doen is van belang artikel 3:299, eerste lid.
De (schuld)eiser bewerkt zelf datgene waartoe nakoming zou hebben geleid.
Voorbeeld:
Karel heeft een woonhuis gehuurd van Jaspers voor een prijs van €1200 per maand. Al een tijdje lekt het dak vreselijk, zo erg dat de zolder door en door vochtig is en de vochtplekken zelfs in het plafond van de slaapkamer zichtbaar zijn en tevens schimmel optreedt. Karel heeft Jaspers al herhaalde malen gevraagd het dak te herstellen, hetgeen een zeer groot onderhoud zal worden, nu het dak al redelijk slecht is. Deze reparatie is op grond van de wet voor rekening van de verhuurder. Jaspers laat echter niets van zich horen. Na twee telefoontjes, drie brieven en een sommatie wordt het Karel te gortig en stapt hij naar de rechter om een veroordelend vonnis te vorderen tegen Jaspers. Hij vordert tegelijkertijd dat voor zover na veroordeling Jaspers nog nalatig blijft, hij (Karel), gemachtigd is om het werk zelf te laten opknappen op kosten van Jaspers. Karel wordt in het gelijk gesteld en zijn vordering wordt toegewezen.
Verplichting om na te laten?
artikel 3:299, tweede lid
De (schuld)eiser doet teniet hetgeen in strijd met die verplichting is verricht.
Voorbeeld:
H en K komen overeen dat H binnen vier meter van de grenslijn, die de tuinen van H en K scheidt, geen bomen mag planten die hoger dan twee meter worden. Op een gegeven moment plant H zeer hoge populieren binnen vier meter van de scheidslijn. Wanneer H nu aan de sommatie van K om de bomen weg te halen geen gehoor geeft, kan K zich laten machtigen door de rechter om de bomen zelf weg te halen of te laten weghalen. De kosten van de machtiging komen voor rekening van H.
Reële executie bij de verplichtingen tot het verrichten van een rechtshandeling?
artikelen 3:300 en 301
Ook verplichtingen tot het verrichten van een rechtshandeling zijn reëel executabel. Wij beperken ons hier tot het geval dat de schuldenaar verplicht is een registergoed te leveren. Van belang zijn de artikelen 3:300 en 301.
De levering van een registergoed (denk daarbij aan de levering van een
onroerende zaak) geschiedt door het tussen partijen opmaken van een notariële akte en de inschrijving daarvan in de openbare registers (art. 3:89). Indien een partij niet aan de levering wil meewerken, kan zij tot die medewerking door de rechter worden veroordeeld. De rechter kan daarbij bepalen dat zijn uitspraak in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden (art. 3:300, tweede lid). Het vonnis vervangt dan de wilsverklaring van de gedaagde (de schuldenaar die tot de levering verplicht was). Dit betekent dat de (schuld)eiser de levering kan doen plaatsvinden door inschrijving in de openbare registers van de tot levering bestemde akte tezamen met het vonnis, dan wel door inschrijving van het vonnis alleen. Artikel 3:301 stelt onder andere nog nadere vereisten voor deze inschrijving.
Noem 2 indirecte middelen van executie?
- Lijfsdwang/gijzeling
- Dwangsom
Verklaar lijfsdwang/gijzeling?
Deze indirecte middelen zijn de lijfsdwang of gijzeling en de dwangsom. De lijfsdwang of gijzeling is geregeld in de artikelen 585-600 Rv. Dit middel komt in bepaalde gevallen aan de schuldeiser toe en geeft hem het recht een schuldenaar in een huis van bewaring te doen vasthouden totdat deze aan zijn verplichtingen heeft voldaan. In de praktijk wordt lijfsdwang maar in weinig vonnissen uitgesproken en in nog minder gevallen ten uitvoer gelegd. Het is wel toegepast in een geval dat een vader onwillig was zijn minderjarige, ziek kind aan de moeder af te geven.
Verklaar Dwangsom?
Een dwangsom is de bij rechterlijke uitspraak vast te stellen geldsom die de veroordeelde (schuldenaar die zijn verplichting dient na te komen) ten behoeve van de wederpartij verbeurt,
indien hij aan de hoofdveroordeling (om zijn verplichting na te komen) niet voldoet.
Een dwangsom kan alleen worden verbonden aan een veroordeling tot iets anders dan de betaling van een geldsom. De dwangsom is vooral een nuttig middel voor die gevallen waarin reële executie weinig kans van slagen heeft. Te denken valt bijvoorbeeld aan een veroordeling tot afgifte van stukken, tot het verrichten van een persoonlijke prestatie, tot het voortzetten van een aangenomen werk of tot het staken van het gebruik van een bepaald merk.
Waar staan de gevolgen van niet-nakoming?
afdeling 6.1.9.
Wat kan een crediteur doen naast vorderen van nakoming?
De crediteur heeft naast de vordering tot nakoming meer mogelijkheden bij niet- nakoming van de debiteur. De volgende mogelijkheid die de crediteur als reactie op een niet-nakomen van de debiteur heeft, is namelijk het vorderen van schadevergoeding.
Het recht op schadevergoeding van de crediteur vloeit voort uit …?
Het recht op schadevergoeding van de crediteur vloeit voort uit een schending van een verbintenis door de debiteur.
Waar wordt geregeld wanneer de crediteur recht heeft op schadevergoeding?
afdeling 6.1.9
De bepalingen in deze afdeling zijn in beginsel van toepassing op alle verbintenissen, ongeacht of zij voortspruiten uit een rechtshandeling (denk aan een overeenkomst) of uit de wet (denk aan de onrechtmatige daad).
We onderscheiden in dit verband twee vormen van schadevergoeding.
Welke?
- aanvullende schadevergoeding
- vervangende schadevergoeding
Vervangende schadevergoeding?
Vervangende schadevergoeding treedt in de plaats van de verbintenis tot het verrichten van de prestatie zelf.
Aanvullende schadevergoeding?
Op de aanvullende schadevergoeding heeft de crediteur recht naast nakoming of naast vervangende schadevergoeding.