L11: Zekerheidsrechten: pand- en hypotheekrecht; voorrecht en retentierecht Flashcards
Waar gaat het om bij pand- en hypotheekrecht?
Het gaat om beperkte rechten die aan de beperkt gerechtigde een bepaalde vorm van zekerheid bieden
Die rechten strekken er namelijk toe om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
Zijn het voorrecht en het retentierecht beperkte rechten?
het voorrecht en het retentierecht. Deze laatste twee rechten zijn géén beperkte rechten. Toch behandelen we ze hier omdat zij namelijk met de voornoemde beperkte rechten gemeen hebben dat zij verbonden (accessoir) zijn aan een schuldvordering of aan verbintenissen en ook zij ertoe strekken de voldoening daarvan te verzekeren.
Wat is verhaalsrecht?
Indien een debiteur een vordering, die een crediteur op hem heeft, niet betaalt, dan kan laatstgenoemde verhaal zoeken op het vermogen/op de goederen van de debiteur.
Waar is het verhaalsrecht op goederen behandeld?
Het verhaalsrecht op goederen is behandeld in titel 10 van Boek 3 ‘Verhaalsrecht op goederen’
Wat is de hoofdregel van het verhaalsrecht?
artikel 3:276
de hoofdregel van het verhaalsrecht.
Genoemd artikel bepaalt: ‘Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.’
Aan de hand van een voorbeeld zullen we u uitleggen wat dit artikel inhoudt.
Geef voorbeeld en kenmerken van verhaalsrecht?
Martens verkoopt aan Betje een bankstel voor de prijs van € 3000. Overeengekomen wordt dat Betje de koopprijs zal voldoen binnen twee weken na levering van het bankstel. Martens heeft een persoonlijk recht op Betje tot betaling van de koopprijs verkregen. Betje betaalt echter niet binnen de overeengekomen twee weken. Martens stuurt enkele aanmaningen waarbij hij Betje sommeert om alsnog te betalen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen zullen worden genomen. Betje blijft echter onwillig. Martens gaat over tot dagvaarding van Betje voor de rechter, om zo tot een veroordeling tot betaling van de koopprijs te komen.
Betje wordt door de rechter veroordeeld tot betaling van de koopprijs (en de bijkomende kosten van veroordeling). Ondanks deze veroordeling blijft Betje weigeren om te betalen. Martens heeft nu de mogelijkheid executoriaal beslag te laten leggen op de goederen van Betje.
Executoriaal beslag is beslag dat op de goederen van de debiteur wordt gelegd krachtens een executoriale titel. In dit geval is die executoriale titel een burgerrechtelijk vonnis (en wel de grosse van dat vonnis) waarbij Betje is veroordeeld om te betalen. Het vonnis van de rechter heeft executoriale kracht; dit wil zeggen dat
het vonnis ook daadwerkelijk door de belanghebbende partij ten uitvoer kan worden gelegd, hierbij vertegenwoordigd door een deurwaarder. Nadat aan een aantal formaliteiten is voldaan, wordt een proces-verbaal van beslag opgemaakt waarin een nauwkeurige aanduiding en beschrijving van de in beslag genomen goederen plaatsvindt (het beslag heeft tot gevolg dat Betje geen wijziging in de feitelijke of rechtstoestand van de beslagen goederen mag brengen. Betje wordt ten aanzien van de beslagen goederen beschikkingsonbevoegd (zie voor beschikkingsonbevoegdheid leereenheid 7); zij mag deze dus niet vervreemden of bezwaren).
Hierna volgt verkoop van de beslagen goederen in het openbaar door een deurwaarder. Uit de opbrengst van de verkoop wordt tenslotte, nadat alle kosten van executie zijn afgetrokken, de crediteur Martens voldaan (zie art. 439 e.v. Rv).
Hoe is een schuldenaar aansprakelijk?
In het voorgaande voorbeeld hebben we kunnen zien dat een schuldenaar met al zijn goederen (vermogen) aansprakelijk is voor een persoonlijke verbintenis.
Wat zijn de uitzonderingen op artikel 3:276?
- Wet
- Overeenkomst
- Paritas creditorum
- Faillissement
- Netto opbrengst
Wat zijn de uitzonderingen op verhaal op alle goederen zoals voorzien bij wet?
Ten aanzien van bepaalde goederen is bij wet bepaald, dat er geen verhaal op kan worden gezocht (zie bijv. de artt. 447 en 448 Rv). Als u deze artikelen doorleest, zult u begrijpen waarom beslag niet mogelijk is.
Daarnaast is het mogelijk dat bij wet is bepaald dat het beslag aan beperkingen onderhevig is. Een voorbeeld vinden we in artikel 475c, sub a, Rv.
Beslag op het loon van de werknemer is slechts boven een bepaald gedeelte van het loon mogelijk.
Wat zijn de uitzonderingen op verhaal op alle goederen zoals voorzien bij overeenkomst?
Bij overeenkomst kunnen schuldeiser en schuldenaar ook afspreken dat beslag op bepaalde goederen niet mogelijk zal zijn of dat de schuldeiser zelfs helemaal geen verhaal op het vermogen van de schuldenaar kan zoeken.
Wat als er meer schuldeisers zijn?
Artikel 3:277, eerste lid
‘Schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om, na voldoening van de kosten van executie, uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te worden voldaan naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang.’
Wat is Paritas creditorum?
De hoofdregel is dat alle schuldeisers gelijk in rang zijn
Geldt voor goederenrechtelijke rechten het droit de priorite?
Nee
We zagen eerder dat persoonlijke rechten gelijk in rang zijn. Voor deze rechten geldt dus niet het droit de priorité (in tegenstelling tot de goederenrechtelijke rechten).
Alle crediteuren kunnen zich dus volgens de hoofdregel van artikel 3:277 op de goederen van de debiteur verhalen en wel ieder naar evenredigheid als de opbrengst van de goederen niet voldoende is om alle crediteuren geheel te voldoen.
Hoe kan een faillissement worden aangevraagd?
De toestand van opgehouden hebben te betalen is aanwezig als er meerdere crediteuren zijn en minimaal één van deze crediteuren een opeisbare vordering heeft die onbetaald is gebleven. Het faillissement kan onder andere worden aangevraagd door een of meer crediteuren of door de debiteur zelf.
Wat is het doel van een faillissement?
Het uiteindelijke doel van het faillissement is (nagenoeg) alle aan de schuldenaar toebehorende goederen te verkopen en de opbrengst daarvan onder de schuldeisers te verdelen.
Wat gebeurt er bij een faillissement?
Tegelijk met de faillietverklaring door de rechter wordt een curator benoemd, letterlijk vertaald ‘verzorger’ (art. 14 Fw).
Een gevolg van het faillissement is dat de failliet zijn beheers- en beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van zijn in het faillissement vallend vermogen verliest (art. 23 Fw). Deze bevoegdheden komen in het vervolg toe aan de curator.
Wat zijn netto-opbrengsten?
Hiermee heeft de wetgever aangegeven dat de kosten die de executie van de goederen met zich meebrengt, vóór alles moeten worden voldaan. Wat nadien resteert, komt toe aan de gezamenlijke schuldeisers en wordt tussen hen naar evenredigheid verdeeld.
Wat is achterstelling?
In artikel 3:277, tweede lid wordt een wettelijke basis voor de overeenkomst van achterstelling gegeven. Bij deze overeenkomst behoudt de crediteur zijn verhaalsrecht op alle goederen van de debiteur, maar verlaagt hij de hem jegens
andere crediteuren toekomende rang ten opzichte van alle of ten opzichte van sommige van hen.
Wat betekent dat dat de pand- en hypotheekhouder separatist zijn?
Pand en hypotheek geven aan de gerechtigde een goederenrechtelijk recht (naast zijn persoonlijk recht), zodat hij met de andere crediteuren niets te maken heeft
Welke rechten geven voorrang bij faillissement?
artikel 3:278.
voorrang vloeit voort uit
- pand,-hypotheek
- voorrecht
- uit de andere in de wet aangegeven gronden.
Wat is een voorrecht?
Een voorrecht kan men omschrijven als een recht dat aan een schuldeiser toekomt om zijn vordering op een debiteur met voorrang – door de wet toegekend – boven andere schuldeisers van die debiteur op bepaalde goederen of op alle goederen van die debiteur te verhalen.
Wat is een
- preferente, &
- concurrente
crediteur?
Een crediteur met een voorrecht of een ‘preferente crediteur’ staat tegenover een concurrente crediteur.
Concurrente crediteuren zijn crediteuren die volgens de hoofdregel van artikel 3:277 onderling een gelijk verhaalsrecht hebben.
Hoe ontstaan voorrechten?
artikel 3:278, tweede lid.
Voorrechten ontstaan alleen uit de wet.
Het betreft hier wetten in formele zin.
Welke soorten voorrechten zijn er?
Speciale voorrechten
• Voorrechten op bepaalde goederen;
Algemene voorrechten
• Voorrechten op alle tot een vermogen behorende goederen
Wat zijn Voorrechten op bepaalde goederen?
Deze voorrechten vinden hun behandeling in afdeling 2 van titel 10 van boek 3. De crediteur met een dergelijk voorrecht kan zijn vordering met voorrang boven andere crediteuren verhalen op bepaalde goederen van de debiteur.
Noem een aantal speciale voorrechten
Artikel 3:284 regelt het voorrecht wegens kosten tot behoud van een goed.
Artikel 3:285 regelt het voorrecht ter zake van een uit een overeenkomst van aanneming van werk voortvloeiende vordering wegens bearbeiding van een zaak. Deze vordering is bevoorrecht op de bearbeide zaak.
Artikel 3:286 regelt het voorrecht ter zake van de door een appartementseigenaar verschuldigde bijdrage aan de vereniging van appartementseigenaren. Het voorrecht rust op het appartementsrecht.
Artikel 3:287 regelt het voorrecht ter zake van een vordering tot schadevergoeding, die rust op de vordering die de schadeveroorzaker op zijn verzekeringsmaatschappij heeft tot het vergoeden van de door hem aan een ander toegebrachte schade
Hoe is de rangorde tussen de speciale voorrechten onderling?
Het antwoord op deze vraag vinden we in artikel 3:281, eerste lid; zij hebben, tenzij de wet anders bepaalt, gelijke rang.
Waar staan de voorrechten op alle goederen?
artikel 3:288
Hoe is de rangorde tussen de algemene voorrechten onderling?
Het antwoord op deze vraag vinden we in artikel 3:281, tweede lid; hun onderlinge rangorde wordt bepaald door de volgorde van plaatsing in de wet.
Zijn er nog andere wetten waarin voorrechten voorkomen
Naast het BW, waarin dus zoals we hiervoor hebben gezien een aantal voorrechten wordt behandeld, zijn er ook nog andere wetten waarin bevoorrechte vorderingen voorkomen, waarbij dan met name aan #scale voorrechten moet worden gedacht.
Wat is retentierecht?
afdeling 4 titel 10 van Boek 3
Artikel 3:290
‘Retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan.’
Wanneer heeft men een retentierecht?
In afdeling 4 titel 10 van Boek 3 een regeling van het retentierecht opgenomen.
Maar ook in deze afdeling vindt men geen antwoord op de vraag wanneer men een retentierecht heeft. In afdeling 4 vindt men een algemene regeling die geldt, indien de wet een retentierecht toekent. Dus is aan iemand op grond van de wet een retentierecht toegekend, dan gelden voor dit retentierecht de bepalingen uit de onderhavige afdeling.
Kan een retentierecht zijn overeengekomen?
Nee, het moet bij wet zijn toegekend
Noem bepalingen waarin een retentierecht is opgenomen?
- art. 3:120, derde lid,
- art. 3:205, derde lid
- art. 5:10, eerste lid,
- art. 5:23, tweede lid,
- art. 5:100, eerste en derde lid
- art. 7:29, eerste lid
Voorbeeld:
- Mertens heeft een recht van opstal op de grond van Koolen. Op deze grond heeft Mertens een tuinhuis gebouwd en beplantingen aangebracht. Bij het einde van het opstalrecht laat Koolen na om aan Mertens een vergoeding voor het tuinhuisje en de beplantingen te geven (art. 5:99, eerste lid). Zolang deze vergoeding niet wordt betaald, heeft Mertens op het tuinhuisje en de beplantingen een retentierecht (art. 5:105, derde lid jo 5:100).
- Marko heeft in het park in zijn woonplaats een klein poesje gevonden. Na verschillende oproepen in de plaatselijke dagbladen meldt Betsy zich, twee maanden nadat Marko de kat heeft gevonden, als eigenaar. Gedurende die twee maanden heeft Marko kosten moeten maken ter verzorging van het beest, die hij dan ook wil terugvorderen van Betsy. Zolang Betsy de betreffende kosten niet aan Marko vergoedt, kan hij het poesje onder zich blijven houden (art. 5:10, eerste lid)
Wat is, naast de speciale bepalingen van belang bij het retentierecht?
Boek 6 titel 1 afdeling 7
In deze afdeling is namelijk
de algemene regeling inzake opschortingsrechten opgenomen.
Wat is een opschortingsrecht?
Een opschortingsrecht is een recht dat aan een debiteur X de bevoegdheid geeft de prestatie die hij moet verrichten jegens een crediteur Y, op te schorten, omdat de vordering die deze debiteur X op zijn crediteur Y heeft, niet wordt voldaan, hoewel de vordering die de debiteur X op de crediteur Y heeft, wel opeisbaar is.
Indien de te verrichten prestatie van debiteur X bestaat in het afgeven van een bepaalde zaak, dan spreken we tevens van een retentierecht indien verder aan de vereisten die dit artikel stelt aan een opschortingsrecht, is voldaan.
Welke vereisten zijn dat?
- Er moet een opeisbare vordering zijn.
• Er moet voldoende samenhang zijn tussen de vordering en de verplichting tot
afgifte van de zaak.
Wat is een opeisbare vordering?
artikel 6:38.
Een vordering is opeisbaar indien men terstond nakoming van de vordering kan eisen.
Wat is Voldoende samenhang?
artikel 6:52, eerste lid
de eis dat er voldoende samenhang bestaat tussen de vordering (van degene die de zaak af moet geven) en de verplichting tot afgifte van de zaak om het retentierecht te rechtvaardigen.
De wet heeft in artikel 6:52, tweede lid twee gevallen aangegeven waarin die samenhang kan worden aangenomen.
Zijjn de bepalingen van art 6:52 lid 2 limitatief?
De bepaling van het tweede lid is niet limitatief; dit wil zeggen dat er buiten de daar genoemde gevallen ook sprake kan zijn van voldoende samenhang.
Geef voorbeelden van wel/niet samenhang?
- Tonie heeft zijn auto uitgerekend daar geparkeerd waar het niet mocht. De gemeente heeft de auto dan ook weg laten slepen. Als Tonie zijn wagen wil ophalen, weigert de gemeente afgifte omdat oude telefoonrekeningen en belastingschulden door Tonie niet zijn voldaan. In dit geval is niet aan het samenhangvereiste voldaan, zodat weigering van de afgifte door de gemeente niet gerechtvaardigd is.
- Saskia brengt haar auto voor een onderhoudsbeurt naar garagehouder Willems. Als Saskia de auto weer bij Willems wil ophalen, weigert deze laatste de auto af te geven, daar Saskia nog twee oude rekeningen heeft openstaan. Pas als deze zijn voldaan, wil Willems de auto aan Saskia afgeven. In dit geval is wel voldaan aan het samenhangvereiste, zodat weigering van Willems om de auto aan Saskia af te geven, gerechtvaardigd is.
Wat is de verhouding tussen het opschortingsrecht vs het retentierecht?
We hebben gezien dat een opschortingsrecht een bevoegdheid inhoudt om de nakoming van een verbintenis op te schorten. Als de nakoming van die verbintenisbestaat in het afgeven van een bepaalde zaak is er sprake van een retentierecht. Uit het voorgaande leiden we af dat het retentierecht een species is van het genus opschortingsrecht.
Wat is de volgorde om te bepalen of er sprake is van een opschortingsrecht of een retentierecht?
Het voorgaande brengt mee dat als we willen weten of aan iemand een retentierecht toekomt, we eerst moeten kijken naar de bepalingen inzake opschortingsrechten in Boek 6 titel 1 afdeling 7.
Betreft het daarenboven ook nog eens de afgifte van een zaak, dan zijn tevens de bepalingen van Boek 3 titel 10 afdeling 4 van toepassing.
Geeft echter de regeling over het retentierecht een speciale regeling, dus een die afwijkt van de algemene regeling inzake opschortingsrechten, dan zijn die speciale bepalingen van toepassing indien het een retentierecht betreft.
Wat is de aarden kenmerken van het retentierecht?
- pressiemiddel
- geen rechterlijke tussenkomst vereist
- voorrang bij verhaal
Tegen wie kan het retentierecht worden ingeroepen?
- schuldenaar (art 3:290)
- schuldeiser van de schuldenaar (art 6:53)
- derden met een jonger recht ( art 3:291 lid 1)
- derden met een ouder recht ( art 3:291 lid 2)
Hoe werkt retentierecht tegen schuldeisers van de schuldenaar?
We hadden reeds geconstateerd dat, aangezien een retentierecht een speci#ek opschortingsrecht is, de bepalingen voor opschortingsrechten ook van toepassing zijn op het retentierecht voor zover daarvan in afdeling 4 van titel 10 van Boek 3 niet is afgeweken. Aangezien in afdeling 4 van titel 10 van Boek 3 over die werking tegenover schuldeisers van de wederpartij niets te vinden is, moeten we kijken in
afdeling 7 van titel 1 van boek 6. En daar lezen we in artikel 6:53 dat een opschortingsrecht (lees in ons geval retentierecht) ook werkt tegen de schuldeisers van de debiteur.
Voorbeeld:
Thijsen logeert in het Bel Veer Hotel van Niesen. Gedurende de weken van Thijsen’s verblijf heeft hij de kostbare juwelen, die hij bij zich had, in bewaring gegeven bij hotelhouder Niesen, die ze voor Thijsen in een kluis heeft opgeborgen.
Aan het einde van het verblijf in het Bel Veer Hotel betaalt Thijsen de rekening niet. Niesen houdt daarop de juwelen in de kluis tot Thijsen wel heeft betaald.
Intussen heeft Joosten, die een vordering heeft op Thijsen uit een verbruikleenovereenkomst ten bedrage van € 8000, echter beslag laten leggen op de goederen van Thijssen die zich onder hotelhouder Niesen bevinden (we spreken hier van derdenbeslag). Joosten vordert daarop afgifte van de juwelen van Niesen. Hotelhouder Niesen hoeft echter de juwelen niet af te geven zolang de hotelrekening van Thijsen onbetaald blijft, daar hij zijn retentierecht ook kan inroepen tegen de schuldeisers van zijn wederpartij, in dit geval Joosten.
Noem de 2 vormen waarin de retentor zich kan verzetten tegen afgifte aan een derde met een jonger recht?
Hier kan volgens de wetgever gedacht worden aan de opvolgend eigenaar, waarmee dan bedoeld wordt de eigenaar die de eigendom van de zaak verkreeg, nadat de vordering van de retentor op de debiteur was ontstaan en de zaak in de macht van de retentor was gekomen.
De derde kan ook een beperkt gerechtigde zijn die dit beperkte recht heeft verkregen, nadat de vordering van de retentor was ontstaan en de zaak in zijn macht was gekomen, denk bijvoorbeeld aan een recht van vruchtgebruik.
Voorbeeld:
Gaan we uit van het voorbeeld van de hotelhouder Niesen. Stel: Thijsen heeft de juwelen, toen zij zich in de kluis bij de hotelhouder bevonden, verkocht en geleverd (longa manu) aan Toos. Toos, die nu door overdracht eigenaar is geworden van de juwelen, vordert afgifte van Niesen. Niesen hoeft de juwelen niet af te geven aan Toos zolang de hotelrekening van Thijsen niet betaald is.
De derde kan ook een beperkt gerechtigde zijn die dit beperkte recht heeft verkregen, nadat de vordering van de retentor was ontstaan en de zaak in zijn macht was gekomen, denk bijvoorbeeld aan een recht van vruchtgebruik.
Voorbeeld:
Gaan we nog eens uit van het voorbeeld van hotelhouder Niesen. Nu heeft Thijsen de juwelen die zich bij Niesen in de kluis bevinden, in vruchtgebruik gegeven aan Els (voor vestiging van vruchtgebruik, zie art. 3:98 jo 3:84 jo 3:115). Els vordert de juwelen op van Niesen. Deze laatste hoeft de juwelen niet af te geven zolang de hotelrekening van Thijsen onbetaald blijft.
Wanneer kan het retentierecht worden ingeroepen tegen een derde met een ouder recht?
art. 3:291, tweede lid
indien zijn vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of indien hij geen reden had om aan de bevoegdheid van de schuldenaar te twijfelen
Noem 1 van de 2 situaties waarin een retentierecht kan worden ingeroepen tegen een derde met een ouder recht?
a. De vordering van de retentor vloeit voort uit een overeenkomst met betrekking tot de teruggehouden zaak, tot het sluiten waarvan de schuldenaar bevoegd was.
voorbeeld.
Berends heeft zijn caravan voor één jaar verhuurd aan Fens. Gedurende de tijd dat Fens de caravan niet gebruikt, wordt de caravan gestald in de garage van Freriks. Fens heeft daartoe met Freriks een overeenkomst gesloten, inhoudende dat hij de caravan in de garage mag stallen bij Freriks tegen betaling van een maandelijks door Fens te betalen bedrag. Fens was op grond van zijn huurovereenkomst met Berends bevoegd tot het sluiten van de overeenkomst met Freriks. De eerste maanden waarin de caravan is gestald bij Freriks worden netjes betaald door Fens. Maar met het betalen van de stallingskosten voor de laatste vier maanden blijft Fens in gebreke. Bij het einde van de huurtijd van de caravan eist verhuurder Berends de caravan op. Freriks echter, die de caravan nog steeds onder zich houdt, weigert deze af te geven aan Berends, omdat de laatste termijnen van de overeenkomst door Fens niet zijn betaald. Freriks kan zijn retentierecht inroepen tegen Berends, die een ouder recht (als eigenaar) op de zaak heeft, nu Fens namelijk bevoegd was om de stallingsovereenkomst met de retentor te sluiten.

Noem 2 van de 2 situaties waarin een retentierecht kan worden ingeroepen tegen een derde met een ouder recht?
b. De vordering van de retentor vloeit voort uit een overeenkomst met betrekking tot de terug te houden zaak waartoe hij de schuldenaar bevoegd mocht houden. De retentor te goeder trouw wordt hier beschermd.
Voorbeeld:
Graatje heeft voor twee maanden de camper gehuurd van Harrie. Gedurende die twee maanden gaat de camper stuk en brengt Graatje (de huurder) de camper naar de garagehouder Lens ter reparatie. Lens verkeert in de mening, en hoeft op grond van de manier waarop Graatje zich presenteert ook niet anders te denken, dat Graatje de eigenaar is van de auto.
Er moet een vrij ingrijpende reparatie aan de camper geschieden ten bedrage van € 2000. Na de reparatie weigert Graatje echter hiervoor te betalen, zodat garagehouder Lens de camper onder zich blijft houden, net zolang totdat de betreffende rekening is betaald.
Harrie komt er na het verstrijken van de huurtermijn achter dat de camper zich bij garagehouder Lens bevindt. Lens behoeft echter de camper niet aan de eigenaar, Harrie, af te geven, zolang de aan de camper verrichte reparatie niet is betaald.
Omschrijf Retentierecht als verhaalsrecht met voorrang?
Artikel 3:292
Als zijn vordering dus onbetaald blijft, kan de retentor zijn verhaal zoeken op de terug te houden zaak. Hij heeft hierbij voorrang op al diegenen tegen wie hij zijn retentierecht kan inroepen. Wie dit zijn hebben wij zojuist gezien.
In het hiervoor gegeven voorbeeld van Graatje en Harie zou dit betekenen dat als Graatje de reparatiekosten ook na aanmaning niet betaalt, garagehouder Lens (na een executoriale titel te hebben verkregen) zich met voorrang kan verhalen op de camper. Zijn recht gaat dus nog voor het recht van de eigenaar, in casu Harie.
Kan de retentor zo maar verhaal halen?
de retentor heeft voor het verhaal een executoriale titel nodig heeft en dus naar de rechter zal moeten om een veroordelend vonnis te verkrijgen.
Hoe kan het retentierecht tenietgaan?
- Artikel 3:294 regelt één wijze van tenietgaan van het retentierecht, te weten: het tenietgaan doordat de zaak in de macht komt van de schuldenaar of de rechthebbende.
- Buiten de in artikel 3:294 genoemde wijzen van tenietgaan van een retentierecht zijn er ook nog andere wijzen van tenietgaan:
- het tenietgaan van de zaak
- het voldoen van de vordering tot zekerheid waarvan het retentierecht diende
- het uitoefenen van het recht van verhaal door de retentor.
Wat zijn zekerheidsrechten?
- pandrecht;
Bij pand geeft (meestal) de debiteur goederen niet zijnde registergoederen in pand. Hierbij valt dan te denken aan roerende zaken of vorderingen. De crediteur kan, als zijn vordering onbetaald blijft, zich na openbare verkoop van het pand met voorrang boven andere schuldeisers uit de opbrengst voldoen.
- hypotheekrecht ;
Bij hypotheekrecht vestigt (in de meeste gevallen) de debiteur een hypotheekrecht op een aan hem toekomend registergoed (voor een registergoed, zie art. 3:10). De crediteur (in de meeste gevallen een bank) kan dit registergoed, indien zijn vordering niet wordt voldaan, in het openbaar verkopen en zich met voorrang boven andere schuldeisers uit de opbrengst van het goed voldoen.
Waar vinden we bepalingen die zowel voor pand als voor hypotheekrecht gelden?
eerste afdeling van titel 9 in Boek 3
Wat zijn de e gemeenschappelijke kenmerken van pand en hypotheek?
- Beperkte rechten
- Afhankelijke rechten
- Zekerheidsrechten
Wat betekent het dat pand- en hypotheekrecht accesoir zijn?
De rechten van pand en hypotheek zijn altijd verbonden aan een vordering en wel aan een geldvordering. We zeggen ook wel dat de rechten van pand en hypotheek accessoir zijn.
Gaat de vordering waaraan het pand- of hypotheekrecht is verbonden over in het vermogen van een ander, dan gaat, zonder dat daarvoor enigerlei bijzondere rechtshandeling nodig is, ook het pand- of hypotheekrecht mee over (art. 3:82 BW).
Wat zijn zekerheidsrechten?
Zekerheidsrechten: wanneer de vordering tot zekerheid waarvan pand en hypotheek strekken niet wordt betaald, geven de rechten van pand en hypotheek het recht het verbonden goed eigenmachtig in het openbaar te verkopen en zich met voorrang boven andere schuldeisers uit de opbrengst te voldoen. Vergelijk in dit verband ook nog de artikelen 3:278 en 279.
Wanneer hebben we nu te maken met een pandrecht en wanneer met een hypotheekrecht?
artikel 3:227
Voor zover het zekerheidsrecht rust op een registergoed, spreken we van hypotheek. Onder deze omschrijving vallen onder andere alle onroerende zaken, te boek gestelde schepen, te boek gestelde luchtvaartuigen, beperkte rechten op al zodanige goederen en beperkte rechten die op laatstgenoemde rechten kunnen worden gevestigd.
Voor zover het zekerheidsrecht rust op een ander goed (dan een registergoed) spreken we van pand.
Betekent dit nu dat op alle registergoederen hypotheek- en op alle andere goederen een pandrecht kan worden gevestigd?
artikel 3:228
‘Op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn, kan een recht van pand hetzij van hypotheek worden gevestigd.’
Welke categorieen goederen zijn overdraagbaar?
artikel 3:83
Het eerste lid van dat artikel geeft aan dat eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet.
In het tweede lid wordt aangegeven dat vorderingsrechten (benaming voor de actieve kant van verbintenissen) in overdraagbaarheid bovendien nog beperkt kunnen worden door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar.