L18 : Verbintenissen uit de wet en met name de onrechtmatige daad Flashcards

1
Q

Wat betekent :Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit, aldus artikel 6:1 BW?

A

de bronnen van verbintenissen moeten voortvloeien uit de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Er zijn tal van rechtsfeiten, niet zijnde rechtshandelingen, waaraan de wet het ontstaan van een verbintenis vastknoopt.

Noem er 4?

A
  • de onrechtmatige daad
  • de zaakwaarneming
  • de onverschuldigde betaling
  • de ongerechtvaardigde verrijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vinden we de onrechtmatige daad?

A

Titel 3 van Boek 6 BW is geheel gewijd aan de onrechtmatige daad.
Afdeling 1 omvat de algemene bepalingen en regelt de aansprakelijkheid voor eigen gedragingen.
Afdeling 2 regelt de zogenaamde kwalitatieve of risicoaansprakelijkheden. Afdeling 3 regelt de productenaansprakelijkheid.
Afdeling 4 regelt de misleidende reclame.
Afdeling 5 regelt de tijdelijke verhaalsrechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem een van de belangrijkste bepallingen bij onrechtmatige daad?

A

artikel 6:162,

de pleger van een onrechtmatige daad verplicht de daardoor aan een ander toegebrachte schade te vergoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke zijn de (materiële) voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, wil men aansprakelijk zijn voor door een ander geleden schade volgens 6:162?

A
  1. onrechtmatige daad
  2. relativiteitsvereiste
  3. toerekenbaarheid van de daad aan de pleger
  4. schade
  5. causaal verband tussen daad en schade.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer is sprake van een onrechtmatige daad?

A

artikel 6:162, tweede lid

Daad:
We kunnen uit deze bepaling halen dat onder ‘daad’ zowel een doen, ofwel een handelen, als een nalaten valt.

Onrechtmatig:
De wet onderscheidt drie gedragingen (handelen of nalaten) die een onrechtmatige daad opleveren, te weten:
1. een inbreuk op een recht
2. een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
3. een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf Een inbreuk op een recht?

A

De wet duidt hier op de subjectieve rechten. Deze subjectie verechten zijn onder te verdelen in:

a. persoonlijkheidsrechten. Denk daarbij aan het recht op leven, lichamelijke integriteit, vrijheid, privacy en eer.
b. vermogensrechten. Hierbij moeten we vooral denken aan de absolute rechten

Inbreuk maken op relatieve rechten levert namelijk in de meeste gevallen wanprestatie op.

Voorbeeld:

• A ontvoert zakenman B. A maakt inbreuk op het (subjectief ) recht van vrijheid van B.
• C steelt de kampeerwagen van D. C maakt inbreuk op het eigendomsrecht van D op
de kampeerwagen.
• F rijdt met zijn auto te hard over de weg en veroorzaakt een ongeluk waarbij T van
haar !ets valt. T breekt haar heup en de !ets is zwaar beschadigd. F maakt inbreuk op het recht op lichamelijke integriteit van T en tevens op haar eigendomsrecht op de !ets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Omschrijf Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht?

A

De Parl. gesch. Boek 6, blz. 615 zegt hierover het volgende: ‘De aard van het wetsvoorschrift waarin de plicht wordt gecreëerd of omschreven, is in beginsel irrelevant. Zowel plichten neergelegd in het Burgerlijk Wetboek, als die neergelegd in andere wetboeken of in bijzondere wetten, vallen onder de besproken categorie,
onverschillig of het bepalingen betreft die tot het privaatrecht dan wel tot het publiekrecht worden gerekend. (…) Eveneens irrelevant is of de verplichting is neergelegd in een wet in formele zin: iedere plicht, omschreven in een algemeen voorschrift dat bindt uit hoofde van zijn vaststelling of zijn bekrachtiging door de algemene Nederlandse wetgever of een ander daartoe bevoegd Nederlands overheidsorgaan is een wettelijke plicht in de zin van de onderhavige bepaling.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt?

A

Deze laatste categorie van handelen (of nalaten) die een onrechtmatige daad oplevert, is in de jurisprudentie ontwikkeld.

Deze enge leer met betrekking tot de onrechtmatige daad is door de Hoge Raad in het arrest Lindenbaum-Cohen (HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161) verlaten. In dit arrest is door de Hoge Raad de ruime leer aanvaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf het arrest Lindebaum-Cohen?

A

Casus
De drukker Cohen pleegt ‘bedrijfsspionage’ bij zijn concurrent Lindenbaum, door diens bediende om te kopen hem, Cohen, inlichtingen te verschaffen over hetgeen in de zaak van zijn patroon Lindenbaum omgaat. Als Lindenbaum erachter komt, eist hij schadevergoeding van Cohen op grond van onrechtmatige daad.
Alvorens we de overwegingen van de Hoge Raad geven, moeten we weten dat de gedragingen van Cohen (het aftroggelen van bedrijfsgeheimen) noch als overtreding van een wettelijk voorschrift, noch als een inbreuk op een subjectief recht kon worden opgevat. Het hof oordeelde dan ook dat Cohen géén wettelijke plicht had geschonden en dus geen onrechtmatige daad had gepleegd.
De Hoge Raad denkt daar echter anders over. Hij overweegt:
’dat ’s Hofs beslissing aan de uitdrukking onrechtmatige daad eene betekenis toekent dermate beperkt, dat daaronder alleen kunnen begrepen worden die handelingen, waarvan het geoorloofde [lees: ongeoorloofde (red.)] uit eenig wetsvoorschrift rechtstreeks is af te leiden, terwijl daarbuiten vallen alle handelingen van welke dit
niet kan worden aangetoond, ook al mogen deze strijdig zijn met maatschappelijke betamelijkheid en zedelijkheid;
dat echter tot zoodanig beperkte uitlegging het artikel geen grond geeft, noch door de bewoording waarin het is vervat, noch door de geschiedenis zijner wording;
dat immers het woord onrechtmatig niet gelijkwaardig is met strijdig tegen een wetsbepaling, (…),
dat onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen óf nalaten, dat óf inbreuk maakt op eens anders recht, óf in strijd is met des daders rechtsplicht, óf indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed, …
O., dat onder dit begrip zeker valt de daad van hem, die tot eigen baat, door giften en beloften den bediende van een concurrent overhaalt de beroepsgeheimen van zijn meester aan dezen afhandig te maken en aan hemzelven te openbaren.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In Lindebaum-Cohen spreekt de Hoge Raadeigenlijk van twee categorieën: enerzijds een handelen of nalaten dat indruist tegen de goede zeden, anderzijds een handelen of nalaten dat indruist tegen de zorgvuldigheid welke in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Hoe heeft zich dit ontwikkelt?

A

Parl. gesch. Boek 6, blz. 615: ‘(…), de rechtspraak heeft in de ruim veertig jaren waarin met de criteria van het arrest van 1919 gewerkt is, het eerste deel van deze formule – de strijd met de goede zeden – vrijwel genegeerd en de “strijd met de zorgvuldigheid welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van een anders persoon of goed” als identiek beschouwd met gedragingen in strijd met hetgeen volgens normen van ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Inderdaad is “strijd met de goede zeden” een weinig geslaagde uitdrukking voor vele gedragingen die sedert 1919 als onrechtmatig worden beschouwd op grond van het ongeschreven recht; men denke met name aan handelingen in strijd met de normen waarnaar in het handelsverkeer een koopman zich tegenover een andere koopman of een fabrikant rechtens heeft gedragen.’
Wij mogen het criterium ‘strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid’ als synoniem gebruiken voor de omschrijving die in artikel 6:162, tweede lid is gegeven: ‘hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de kern van: hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’.?

A

Hij moet zijn eigen belangen en die van een ander tegen elkaar afwegen en zich daarbij laten leiden door hetgeen in de maatschappij als behoorlijk wordt aanvaard. Neemt hij – ook zonder in strijd te komen met de wet of de goede zeden of zonder inbreuk te maken op eens anders recht – niet de zorgvuldigheid in acht die in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van eens anders persoon of goed betaamt, dan handelt hij onrechtmatig.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 2 belangrijke voorbeelden van gevallen die onder maatschappelijke zorgvuldigheid vallen?

A
  • oneerlijke concurrentie (vgl. het arrest Lindenbaum- Cohen)
  • het gebrek aan zorg voor veiligheid van eens anders persoon of goed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kan handelen en nalaten ook samenvallen?

A

De hiervóór genoemde categorieën van handelen en nalaten die de wetgever in het tweede lid heeft neergelegd kunnen ook samenvallen. Een gedraging die inbreuk oplevert op een recht, kan tevens in strijd zijn met een wettelijke plicht (denk aan het toebrengen van hinder in strijd met de vergunningsvoorwaarden) of met de maatschappelijke zorgvuldigheid (denk aan het letsel dat iemand oploopt ten gevolge van een val door het laten openstaan door een derde van een kelderluik).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Omschrijf Onrechtmatige gevaarzetting?

A

Met name binnen het toepassingsgebied ‘het gebrek aan zorg voor veiligheid van eens anders persoon of goed’ ofwel in het geval van ‘schending van verkeers- en veiligheidsnormen’ (onrechtmatige gevaarzetting) is de jurisprudentie talrijk. Het is in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van een anders persoon of goed betaamt om nodeloos een groter gevaar in het leven te roepen dan waarop een normaal mens bedacht dient te zijn. Het is in het Kelderluikarrest (HR 5 november 1965, NJ 1966, 136) geweest,waarin de Hoge Raad heeft aangegeven hoe beoordeeld dient te worden of een persoon ‘een nodeloos groter gevaar in het leven heeft geroepen dan waarop een normaal mens bedacht dient te zijn’ en derhalve onzorgvuldig handelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Omschrijf Kelderluik arrest?

A

De feiten

Een medewerker van een frisdrankfabrikant heeft in de doorgang naar het toilet van een café een kelderluik geopend om hier flessen in te kunnen leggen. Het geopende kelderluik valt in de omgeving van het café niet goed op waardoor personen die naar het toilet lopen hier geen aandacht aan besteden. Deze gevaarlijke situatie heeft direct een ongelukkige wending, doordat een man op weg naar het toilet in het kelderluik viel en daarbij ernstige verwondingen opliep.

Rechtsvraag

Is er in casu sprake van een onrechtmatige daad door de medewerker jegens de man?

Overweging

De rechtbank oordeelde dat het ongeval aan de man zelf te wijten was, hij namelijk beter moeten opletten toen hij naar het toilet liep. Het hof oordeelde dat het aan de schuld van de medewerker te wijten was dat de man in het kelderluik was gevallen. De medewerker had op een simpele wijze het gat kunnen barricaderen en daarmee het ongeval kunnen voorkomen. Hij had rekening moeten houden met onoplettende bezoekers. Het hof oordeelde dat de medewerker en de man beide voor de helft verantwoordelijk waren. De Hoge Raad overwoog dat er aan de hand van vier criteria moest worden gekeken of er sprake was van een onrechtmatige daad.

Deze vier criteria zijn:
• Hoe waarschijnlijk kan de niet-inachtneming van de vereiste onopletendheid en voorzichtigheid worden geacht?
• Hoe groot is de kans dat uit deze niet-inachtneming ongevallen staan?
• Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn?
• Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen?

De mate van onrechtmatigheid kan dan worden beoordeeld aan de kans op het ongeval, de ernst van de gevolgen en de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
In casu is er derhalve sprake van een onrechtmatige daad, de man moest echter wel voor de helft van de schade opdraaien.

Rechtsregel

In dit arrest zijn de criteria bepaald die moeten worden nagelopen bij de beoordeling of er sprake is van een gevaarzettende situatie en daarmee een onrechtmatige daad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 4 factoren heten de kelderluikfactoren?

A

De Hoge Raad noemt vier factoren die in het licht van de omstandigheden van het gegeven geval moeten worden afgewogen om te kunnen vaststellen of er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting: Deze vier factoren staan thans in de literatuur en juridische praktijk bekend als de ‘kelderluikfactoren’ en luiden:

  1. de aard van de gedraging
  2. de ernst van de gevolgen
  3. de kans op schade
  4. de bezwaarlijkheid van de voorzorgsmaatregelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is een zo’n ‘vergissing’ onrechtmatig?

A

Volgens constante jurisprudentie van de Hoge Raad is de gedraging slechts onrechtmatig (en leidt dus tot aansprakelijkheid), indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van de gedraging zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden. In alle overige gevallen is sprake van een ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’. Het is met name in de huis-, tuin- en keukensituaties dat de Hoge Raad terughoudend is met het aannemen van
onrechtmatigheid. Waar in andere situaties zeer hoge eisen worden gesteld, wordt hier een menselijke maat gehanteerd. Een bijzondere/ongelukkige samenloop van omstandigheden, waaraan eigenlijk niemand iets kan doen, leidt niet tot aansprakelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Omschrijf het arrest Werink-Hudepohl (zwiepende tak arrest)?

A

Subject ‐ Onrechtmatige daad, mate van waarschijnlijkheid
Articles ‐ n.v.t.

De feiten

Vier vrienden maken samen een wandeling door het bos. Werink gaf een schop tegen een tak die terugzwiepte en vervolgens in het oog van Hudepohl terecht kwam. Als gevolg hiervan moest het oog van Hudepohl verwijderd worden. Hudepohl wil de schade op Werink verhalen.

Rechtsvraag

Kan de gedraging van Werink als onrechtmatige daad worden aangemerkt?

Overweging

De rechtbank wijst de vordering af en het hof wijst de vordering vervolgens toe. De Hoge Raad overwoog dat de gedraging van Werink slechts onrechtmatig was, indien de mate van waarschijnlijkheid van het ongeval, zo groot was dat Werink zich gezien de maatstaven van zorgvuldigheid van dit gedrag had behoren te onthouden. Indien Werink dus had geweten dat het tegen de tak schoppen als gevolg zou hebben dat deze zou terugzwiepen en Hudepohl in het oog zou raken, had Werink zich van dit gedrag moeten onthouden. In casu is er niet genoeg bekend over de feitelijke toedracht van het ongeval, derhalve is Werink niet aansprakelijk en hoeft hij de schade van Hudepohl niet te vergoeden.

Rechtsregel

De vraag of iemand voor een bepaald gevolg, ontstaan door een gedraging van deze persoon, aansprakelijk is hangt af van de mate van waarschijnlijkheid dat het ongeval zich zou voordoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Omschrijf de vaste jurisprudentie van de Hr tav gevaarzetting?

A

Het is inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat ten aanzien van gevaarzetting geldt: dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gedrag slechts onrechtmatig is (we herhalen het nog maar een keer) indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Omschrijf de zorgvuldigheidsnorm bij sport- en spelsituaties?

A

Binnen sport- en spel situaties geldt kort door de bocht geformuleerd een andere ‘zorgvuldigheid’ dan ‘op straat’. Bij sportactiviteiten zal er juist veelal sprake zijn van een bepaalde mate van geaccepteerde gevaarzetting. Dat betekent dat eenzelfde gedraging, bijvoorbeeld het geven van een trap, in een sportsituatie niet onzorgvuldig is, maar in een andere situatie, namelijk op straat of in een café, wel onrechtmatig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Omschrijf het natraparrest?

A

Subject ‐ Onrechtmatige daad, sport- en spelsituatie
Articles ‐ n.v.t.

De feiten

Dekker trapt tijdens een voetbalwedstrijd tegen de knie van Van der Heide aan, waardoor deze aan zijn knie gewond raakt. Naderhand blijkt dat Van der Heide de bal al had gespeeld, waardoor de trap van Dekker derhalve als natrappen valt te kwalificeren. Van der Heide spreekt Dekker aan tot vergoeding van de geleden schade. Dekker stelt dat Van der Heide eigen schuld heeft omdat er bij voetbal nou eenmaal een risico is dat je gewond raakt.

Rechtsvraag

Dient Dekker de geleden schade van Van der Heide te vergoeden of treft Van der Heide eigen schuld wegens risico-aanvaarding?

Overweging

De Hoge Raad overweegt dat er zwaardere eisen zijn voor het aannemen van een onrechtmatige gedraging in sport- en spelsituaties. Deze zwaardere eisen zijn er omdat de deelnemers aan een sport een bepaald risico op gevaarlijke gedragingen van andere deelnemers moeten dragen. Echter oordeelt de Hoge Raad dat indien er een spelregel wordt overtreden, dit een factor is die kan meewegen bij het bepalen of een bepaalde gedraging onrechtmatig was. De Hoge Raad stelt dat ondanks de sport- en spelsituatie, deelnemers er van uit mogen gaan dat andere deelnemers zich zodanig gedragen dat onnodige blessures worden voorkomen. In casu had Dekker een spelregel overtreden door een abnormale en gevaarlijke gedraging. De Hoge Raad oordeelt derhalve dat Dekker de geleden schade van Van der Heide dient te vergoeden. Bovendien benadrukt de Hoge Raad dat risico-aanvaarding geen rechtvaardigingsgrond is.

Rechtsregel

In sport-en spelsituaties gelden er zwaardere eisen voor het aannemen van een onrechtmatige daad. Indien een deelnemer echter een spelregel overtreedt door een abnormale en gevaarlijke gedraging kan er een onrechtmatige daad worden aangenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is generiek de situatie bij sport en spel?

Wat is de situatie voor een sportvereniging?

A

In sport en spel situaties geldt dus dat de ene overtreding de andere niet is. Kleine overtredingen horen in zekere mate bij het spel; van doorslaggevend belang lijkt te zijn de ernst van de overtreding. Hoe groter het risico op blessures, des te sneller zal het gedrag als onzorgvuldig worden aangemerkt. In het Natraparrest was overduidelijk sprake van gevaarlijk natrappen.
Deze speci!ekere normen die gelden tussen deelnemers ten opzichte van elkaar, zoals door de Hoge Raad geformuleerd in het ‘Natraparrest’, moeten goed worden onderscheiden van de voorzorgsmaatregelen die de (sport)vereniging dient te

nemen die van belang zijn voor de veiligheid van de deelnemers. Een vereniging is verantwoordelijk voor de veiligheid van de deelnemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Omschrijf het arrest disloquerende turnster?

A

Turnster valt uit ringen en loopt ernstig letsel op. Door de vereniging en de turnleidster zijn geen afdoende veiligheidsmaatregelen getroffen. Het argument sport- en spelsituatie telt niet, omdat het hierbij gaat om een sporter tegenover een vereniging.

Rechtsvraag[bewerken]

Zijn er voldoende voorzorgsmaatregelen genomen om de ernstige gevolgen van de val te voorkomen, althans aanzienlijk te beperken? (Nee.) Oftewel, hebben de trainster en/of de vereniging gehandeld in strijd met een zorgvuldigheidsnorm? (Ja.)

Het Hof stelt en in cassatie gaat de Hoge Raad daarin mee dat: de vraag niet is of voldoende maatregelen waren getroffen om de val te voorkomen, maar of voldoende maatregelen waren getroffen om de gevolgen van de val te voorkomen, althans aanzienlijk te beperken. Bijzondere veiligheidsmaatregelen waren nodig omdat de ‘disloque een oefening is die grote risico’s met zich meebrengt, zeker als de turner misgrijpt/losschiet en ten val komt, gelet op de grote snelheid waarmee hij met kwetsbare delen zoals hoofd, nek en rug tegen de grond kan komen’. Aan die voorzorgsmaatregelen moeten dan ook zeer strenge eisen gesteld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Voorbeelden van onrechtmatig handelen?

A

Het tweede voorbeeld: De Boer rijdt met zijn auto over een ongeveer vijf meter brede rijbaan. Nadat hij een vóór hem, in dezelfde richting rijdende met paard bespannen wagen heeft ingehaald en is voorbijgereden, ziet hij op korte afstand voor zich enige kinderen in de rechter berm spelen of lopen. Een van die kinderen, Sijbrigje Dillema, steekt plotseling van rechts naar links de rijbaan over. De Boer vermindert de snelheid van zijn auto. Kort daarop steekt Ebele Dillema op korte afstand voor de auto de rijbaan over in dezelfde richting als zijn oudere zusje heeft genomen. Ondanks krachtig remmen kan De Boer een aanrijding met de vierjarige Ebele niet vermijden. Het kind wordt als gevolg van de aanrijding zeer ernstig verwond. De ouders van Ebele vorderen in rechte schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Het handelen van De Boer valt in de eerste plaats onder de categorie inbreuk op een subjectief recht, te weten: het recht op lichamelijke integriteit, in dit geval van het kind Ebele Dillema.
In de tweede plaats valt het handelen van De Boer onder de categorie handelen in
strijd met hetgeen in het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. We hebben hiervoor al gezien dat een van de toepassingsgebieden van deze categorie wordt gevormd door het gebrek aan zorg voor veiligheid die men moet betrachten ten aanzien van eens anders persoon of goed.
De Boer heeft gehandeld in strijd met de ongeschreven norm, inhoudende dat hij ten aanzien van eens anders veiligheid de nodige zorg in acht heeft te nemen (dit geldt natuurlijk nog sterker in de buurt van kinderen die altijd speels en onoplettend zijn).

Het derde voorbeeld: brom!etser Van Baar wordt aangereden door een tractor die geen voorrang verleent. Het laat zich eerst niet ernstig aanzien – het slachtoffer is wat geëmotioneerd maar kan zijn weg vervolgen – maar twee uur later krijgt Van Baar, die hartpatiënt is, een hartaanval, ten gevolge waarvan hij overlijdt.
Ook in deze casus gaat het om een verkeersongeval. De bestuurder van een tractor verleent geen voorrang. Deze gedraging is in de eerste plaats te rangschikken onder tal van wettelijke bepalingen. Zo is het handelen van de tractorbestuurder in strijd met de bepaling dat men voorrang verlenen moet aan van rechts komende bestuurders. Ook kan men denken aan artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, welk artikel verbiedt zich op een openbare weg zodanig te gedragen dat andermans veiligheid in gevaar wordt gebracht.
Tevens wordt met deze gedraging inbreuk gemaakt op een subjectief recht van Van Baar, namelijk het recht op persoonlijke integriteit. In de laatste plaats kunnen we deze gedraging ook plaatsen onder de zorgvuldigheidsnorm. De tractorbestuurder heeft jegens Van Baar niet de nodige zorg ten aanzien van diens veiligheid in acht genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Omschrijf Taxusarrest?

A

De in het maatschappelijke verkeer betamende zorgvuldigheid reikt niet zó ver dat degene die een plant of struik waarvan hij de giftigheid niet kent of behoeft te kennen, onder zich heeft, verplicht zou zijn om deze plant of struik op zodanige wijze onder zijn controle te houden dat zij geen gevaar kan opleveren, tenzij hem na onderzoek is gebleken dat de plant of struik gevaarlijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

VOEG IN SCHEMA ONRECHTMATIG HANDELEN P223

Werkboek 2

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

aan een bepaalde daad die in het algemeen onrechtmatig is, kan het onrechtmatige karakter worden ontnomen. Maar wanneer wordt aan een onrechtmatige daad het onrechtmatige karakter ontnomen?

A

artikel 6:162, tweede lid

, waar wordt bepaald: ‘(…) een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.’

een rechtvaardigingsgrond heft de onrechtmatigheid van een daad op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke zijn de rechtvaardigingsgronden in het BW?

Waar staan deze vermeld?

A
  • overmacht
  • noodweer
  • wettelijk voorschrift
  • bevoegd gegeven ambtelijk bevel

(dit zijn dezelfde rechtvaardigingsgronden als in de artikelen 40 t/m 43 Sr vermeld staan)

In het BW zijn ze nergens vermeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar vinden we het relativiteitsvereiste?

Wat betekent dit?

A

artikel 6:163

De bepaling geeft aan dat de pleger van een onrechtmatige daad slechts dan aansprakelijk is, indien de norm die hij (de dader) heeft overtreden de strekking heeft de benadeelde in het geschonden belang te beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Voorbeelden relativiteistbeginsel?

Uitgangspunt bij deze voorbeelden: In deze gevallen is het handelen, c.q. nalaten van de pleger (laedens) op de aangevoerde grond(en) niet onrechtmatig tegenover de gelaedeerde (het slachtoffer).

A

• Terwijl Vonk in het ziekenhuis ligt, steekt zijn vrouw om onbekende redenen hun huis in brand. Schade ƒ 900 (het betreft een arrest uit 1930). Vonk, die als eigenaar het huis tegen brand heeft verzekerd bij ‘De Onderlinge’, reclameert van deze de schade. ‘De Onderlinge’ weigert betaling, omdat de brandstichting jegens haar onrechtmatig zou zijn, uit welke hoofde zij op de vrouw een vordering zou hebben, welke vordering dan weg zou vallen (gecompenseerd zou worden) tegen de vordering van de man op de verzekeringsuitkering (man en vrouw waren in gemeenschap van goederen gehuwd en dus samen eigenaar van het huis).
De Hoge Raad achtte de brandstichting niet onrechtmatig jegens ‘De Onderlinge’. Een overeenkomst tot schadeuitkering bij een zekere gebeurtenis verplicht derden
nog niet (ook al zijn ze met de overeenkomst bekend) zich daarom te onthouden van handelingen die deze gebeurtenis doen intreden. De verzekeringsovereenkomst verplichtte in casu mevrouw Vonk dan ook niet om ter wille van het verzekeraarsbelang het huis niet in brand te steken. Wel heeft mevrouw Vonk wettelijke en zedelijke regels overtreden, maar deze strekken ter bescherming van andere belangen dan die waarin de verzekeraar is geschaad, zodat deze aan de overtreding dier regels geen vordering kan ontlenen.
• Iemand oefent, zonder daartoe bevoegd te zijn, de geneeskunde uit, waardoor ter plaatse gevestigde artsen hun praktijk zien inkrimpen. Hoewel de schadetoebrengende handeling in strijd is met de wet en dus onrechtmatig, ontlenen de benadeelde artsen niet louter dááraan een actie tot schadevergoeding, omdat de (door die arts) overtreden norm strekt tot bescherming van de volksgezondheid en niet tot bescherming van de materiële belangen van de artsen.
• Een gemeente, belast met het beheer en het onderhoud van een weg, verwaarloost haar plichten op zodanige wijze, dat het verkeer in ernstig gevaar wordt gebracht. Hoewel de gemeente in strijd handelt met de door artikel 16 der Wegenwet en 209h der gemeentewet opgelegde plicht tot onderhoud van de weg, ontleent de gewonde weggebruiker niet dááraan een vordering tot schadevergoeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Moet de norm die wordt overschreden een wettelijk voorschrift zijn?

A

Nee,

De norm die overtreden is, hoeft niet per se een wettelijk voorschrift te zijn. Dit kan ook een ongeschreven norm zijn. Dit kunnen we zien in het voorbeeld van de brandstichting. Daar waren zedelijke (ongeschreven) normen door de vrouw overtreden, die echter niet strekten tot bescherming van het belang waarin de verzekeringsmaatschappij was geschaad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

In een aantal gevallen kan de pleger van een onrechtmatige daad toch aansprakelijk worden gesteld, terwijl hij op grond van het relativiteitsvereiste niet aansprakelijk is?

A

Omdat zijn handelen tegelijkertijd in strijd is met een (ongeschreven) norm die juist wel strekt tot bescherming van het belang waarin de gelaedeerde is getroffen.
Zo zal in het voorbeeld van de gemeente die de wegen verwaarloost, het handelen ook tegenover de verwonde burger als onrechtmatig kunnen worden beschouwd omdat dit handelen in strijd is met de ongeschreven norm dat men ten aanzien van de veiligheid van eens anders persoon of goed de nodige zorgvuldigheid moet betrachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waar wordt de toerekenbaarheid omschreven?

A

artikel 6:162, derde lid

Uit deze bepaling kunnen we drie gevallen halen waarin de daad aan depleger kan worden toegerekend:

  1. de daad is te wijten aan de schuld van de pleger.
  2. de daad is te wijten aan een oorzaak welke krachtens de wet voor rekening van
    de pleger komt.
  3. de daad is te wijten aan een oorzaak welke krachtens de verkeersopvattingen
    voor rekening van de pleger komt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Omschrijf schuld als bedoeld in art 6:162 lid 3?

A

De uitdrukking “schuld hebben” wordt gebruikt om aan te duiden dat iemand moreel en psychisch verantwoordelijk wordt gesteld voor de nadelige gevolgen van zijn verkeerd handelen. Dit veronderstelt dat hij de daad achterwege had kunnen laten, teneinde het intreden van de nadelige gevolgen te voorkomen. In deze betekenis wordt het begrip “schuld” in art. 6:162 lid 3 gebruikt. De pleger van een onrechtmatige daad wordt voor haar gevolgen verantwoordelijk gesteld, omdat hem er een verwijt van kan worden gemaakt dat hij de daad heeft verricht. Om deze reden kan de onrechtmatige daad aan hem worden toegerekend.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat betekent het subjectieve schuldbegrip uit art 6:162 lid 3?

A

Het schuldvereiste in artikel 6:162, derde lid moet in subjectieve zin worden opgevat. Hiermee bedoelen we aan te geven dat bij de schuldvraag gekeken wordt naar ‘de pleger in kwestie’. Deze dader kan, rekening houdend met zijn eventuele onvolmaaktheden, de onrechtmatige daad worden verweten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Omschrijf De daad komt op andere gronden voor rekening van de dader?

A

ad 1)De daad is te wijten aan de schuld van de pleger

Een daad kan ook aan de dader worden toegerekend zonder dat aan de dader een verwijt van zijn daad valt te maken. Anders gezegd: indien schuld zoals opgevat in artikel 6:162, derde lid ontbreekt, kan de dader onder omstandigheden toch aansprakelijk worden gesteld op grond van onrechtmatige daad (indien natuurlijk
ook aan de overige vereisten in dit artikel is voldaan) omdat de daad op andere gronden aan de dader wordt toegerekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De toerekening van de daad aan de dader kan plaatsvinden krachtens de wet.

Omschrijf?

A

ad 2) De toerekening van de daad aan de dader kan plaatsvinden krachtens de wet

artikel 6:165

Op grond van de bepaling neergelegd in artikel 6:165, eerste lid wordt een onrechtmatige daad toegerekend aan de dader van veertien jaar of ouder, indien de daad is verricht onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming. Let hier dus op: aan de dader.

Voorbeeld:

• V lijdt aan een ernstige vorm van epilepsie en hij heeft heel vaak aanvallen. Op grond daarvan hebben de artsen hem ten strengste verboden auto te rijden.
V stapt op een gegeven moment toch zelf achter het stuur van zijn auto en krijgt tijdens de autorit een zware epilepsieaanval waardoor hij de macht over het stuur verliest en met zijn auto tegen twee andere auto’s botst, die daardoor zwaar beschadigd worden.
V heeft onrechtmatig gehandeld ten gevolge van een lichamelijke tekortkoming. V kende deze lichamelijke tekortkoming en wist dat hij vanwege deze tekortkoming niet zelf achter het stuur van een auto plaats mocht nemen. In casu is dus sprake van schuld aan de zijde van V. Aan V kan zijn onrechtmatig handelen verweten worden.
• Stel nu dat V niet aan epilepsie zou lijden, maar een gezonde man is. V gaat nu eveneens zelf achter het stuur van zijn auto zitten. Tijdens de autorit wordt V getroffen door een hersenbloeding, waardoor hij de macht over het stuur verliest en met zijn auto tegen twee andere auto’s botst, die daardoor zwaar beschadigd worden. V heeft ook nu weer onrechtmatig gehandeld ten gevolge van een lichamelijke tekortkoming. V wist echter niet van tevoren dat hij getroffen zou worden door een hersenbloeding en behoefde dit als gezond mens ook niet aan te nemen.
V kan in casu dus geen verwijt gemaakt worden van zijn onrechtmatig handelen, maar op grond van artikel 6:165 – op grond van de wet – wordt dit onrechtmatig handelen wel aan V toegerekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

De wet geeft ook een voorbeeld van een geval waarin er bij de dader wel sprake kan zijn van verwijtbaar gedrag maar dit verwijtbaar gedrag niettemin niet aan de dader wordt toegerekend.

Welke?

A

artikel 6:164

Op grond van deze bepaling kunnen kinderen beneden de veertien jaar niet aansprakelijk gesteld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Een daad blijft voor rekening van de dader, en wel op grond van de verkeersopvattingen.

Omschrijf?

A

Parl. gesch. Boek 6, blz. 618-619.
‘Ook echter op het gebied van de onrechtmatige daad wordt vaak aangenomen dat er zekere factoren zijn die voor rekening van de dader komen, in dier voege dat, ook al treft de dader in concreto ten aanzien van die factor geen verwijt, niettemin een vordering tot schadevergoeding gebaseerd op de algemene onrechtmatige daadsregel, kan worden toegewezen. Zo heeft de Engelse rechter beslist dat de kort tevoren afgestudeerde arts die door gebrek aan ervaring een kunstfout maakt, die een ervaren arts zou hebben vermeden, zich met een beroep op zijn gebrek aan ervaring niet aan aansprakelijkheid kan onttrekken. Hetzelfde is verdedigd met betrekking tot degene die kort na het verkrijgen van zijn rijbewijs met zijn auto een ongeluk maakt, dat een ervaren automobilist niet zou zijn overkomen.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Voorbeeld: Een daad blijft voor rekening van de dader, en wel op grond van de verkeersopvattingen

A

De pas afgestudeerde gynaecoloog W moet de bevalling doen van mevrouw X. Tijdens de bevalling treedt een complicatie op die slechts bij een op de zoveel honderdduizend gevallen optreedt.
De onervaren W reageert daarbij niet alert genoeg, ten gevolge waarvan de boreling een zeer korte tijd zuurstofgebrek heeft, hetgeen weer ten gevolge heeft dat de hersencellen van de baby – zij het slechts licht – beschadigd worden.
W heeft onrechtmatig gehandeld (ten gevolge van zijn nalaten heeft de baby van X een lichte hersenbeschadiging opgelopen), maar dit kan W eigenlijk niet verweten worden: hij was er nog te onervaren voor.
Op grond van de verkeersopvattingen wordt dit onrechtmatig handelen toch aan W toegerekend. Al het handelen en nalaten van een arts wordt de arts op grond van de verkeersopvattingen geheel toegerekend.

42
Q

Een vereiste voor de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 is ook dat er door de benadeelde schade is geleden.

Omschrijf schade?

A

Met schade wordt hier bedoeld het feitelijk nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis voortvloeit. Voor de vestiging van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (dus op grond van art. 6:162) is voldoende dat er enigerlei nadeel is geleden.

43
Q

Omschrijf Causaal verband tussen de gepleegde daad en de schade?

A

Er moet causaal verband bestaan tussen de gepleegde onrechtmatige daad en de schade.

Voor het aannemen van causaal verband tussen de daad en de schade is vereist dat de daad een voorwaarde is voor het intreden van de schade. We spreken wel van een conditio sine qua non-verband (voorwaarde zonder welke niet). Zonder de daad zou de schade niet zijn ingetreden. Voor het vestigen van de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 is dit conditio sine qua non-verband voldoende.

44
Q

Wat is de situatie als voldaan is aan het concitio sine qua non principe bij art 6:162?

A

Zoals reeds eerder gezegd, is dit conditio sine qua non-verband voldoende om aansprakelijkheid te vestigen op grond van artikel 6:162. Daarmee hebben we echter alleen nog maar gezegd dat als aan dit voornoemde verband is voldaan, de pleger van de onrechtmatige daad op grond van artikel 6:162 aansprakelijk is (indien natuurlijk ook aan de overige vereisten is voldaan). Maar hiermee is nog niets gezegd over de omvang van de schadevergoedingsverbintenis die ontstaat als gevolg van die aansprakelijkheid

45
Q

Wat is persoonlijke aansprakelijkheid?

A

de aansprakelijkheid voor eigen gedragingen. Het betreft dan gevallen waarin iemand aansprakelijk wordt gesteld voor schade veroorzaakt door eigen onrechtmatig handelen of nalaten.

46
Q

Wat zijn kwalitatieve aansprakelijkheden?

A

Men wordt aansprakelijk gesteld in zijn kwaliteit (hoedanigheid) van bijvoorbeeld eigenaar, wettelijk vertegenwoordiger of werkgever.

Afdeling 2, titel 3, boek 6

47
Q

Aansprakelijkheid kinderen beneden de 14 jaar?

A

artikelen 6:164 en 6:169, eerste lid

Artikel 6:164 sluit de eigen aansprakelijkheid van die kinderen voor onrechtmatige daad dus uit. We hebben in die zelfde paragraaf ook al even aangestipt dat tegenover deze uitsluiting van aansprakelijkheid van die kinderen beneden de veertien jaar een speciale aansprakelijkheid bestaat voor onder andere de ouders van het kind. Deze speciale aansprakelijkheid vinden we in artikel 6:169, eerste lid. In dit artikel worden, kort gezegd, ouders en voogden aansprakelijk gesteld voor onrechtmatige daden van hun kinderen beneden de veertien jaar.

48
Q

Wie is de De aansprakelijke persoon bij kinderen beneden de 14 jaar?

A

In artikel 6:169, eerste lid wordt aansprakelijk gesteld degene die ouderlijk gezag uitoefent over het kind of degene die de voogdij uitoefent (zie voor ouderlijk gezag titel 14 van Boek 1 BW, met name art. 1:246 en zie voor de voogdij titel 14, afdeling 6 (art. 1:280 e.v.) van Boek 1 BW).

49
Q

Wat is de aard van de aansprakelijkheid bij ouders voogden?

A

De aansprakelijkheid van de ouders (voogden) voor de (als een doen te beschouwen) gedragingen van hun kind beneden de veertien jaar is in de eerste plaats een kwalitatieve aansprakelijkheid. De ouders (voogden) zijn verplicht de wandaden van hun kinderen beneden de veertien jaar en de daaruit voortvloeiende schade voor hun rekening te nemen en wel omdat zij ouders (voogd) zijn. De kwaliteit van het ouderschap (voogdijschap) maakt hen dus aansprakelijk.

50
Q

De aansprakelijkheid van ouders/voogden van kinderen beneden de 14 jaar is een ……?

A

Risico-aansprakelijkheid

Risicoaansprakelijkheid wil zeggen dat het voor de aansprakelijkheid (van de ouders of voogden) niet van belang is of de schadetoebrengende gebeurtenis aan de schuld van de aansprakelijke persoon (ouder of voogd) is te wijten. De ouders (voogd) staan in voor hun kinderen. Niet van belang is of de ouders wel de nodige zorg ten opzichte van hun kinderen hebben aangewend.

51
Q

Wat zijn de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:169, eerste lid?

A

a. Het moet betreffen een kind dat nog niet de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt. Dit element spreekt voor zich.
b. Het moet betreffen schade die is toegebracht door een als een doen te beschouwen gedraging (van dat kind beneden de veertien jaar).
c. De gedraging (van het kind beneden de veertien jaar) moet als een onrechtmatige daad aan het kind kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. We zeggen het nog eens anders: de gedraging van het kind dient een onrechtmatige daad op te leveren als hij bijvoorbeeld niet tien maar veertien of vijftien jaar was geweest.

52
Q

Geldt de aansprakelijkheid voor kinderen beneden de 14 jaar ook voor ‘niet doen’/nalaten’?

A

Dus voor een zuiver nalaten waardoor schade wordt toegebracht bij een derde bestaat geen aansprakelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan schade die wordt toegebracht door het feit dat een kind beneden de veertien jaar nalaat de derde te waarschuwen voor een gevaarsituatie.

53
Q

Aansprakelijkheid kinderen van 14 tot 16 jaar?

A

artikel 6:169, tweede lid

Kort gezegd komt dit artikel erop neer dat indien een kind in de leeftijd van veertien tot zestien jaar, een fout begaat, de ouder of voogd wegens onvoldoende toezicht aansprakelijk is, tenzij hij zich kan disculperen.

54
Q

Kunnen kinderen van 14 jaar zelfstandig aansprakelijk worden gesteld?

A

In tegenstelling tot kinderen beneden de veertien jaar, kunnen kinderen vanaf veertien jaar heel goed zelf aansprakelijk worden gesteld voor hun eigen onrechtmatige daden. Wij kunnen dit ook al (indirect) a”eiden uit de artikelen 6:164 en 6:165, eerste lid. Kinderen van veertien jaar of ouder kunnen dus voor eigen gedragingen op grond van artikel 6:162 aansprakelijk worden gesteld.

55
Q

Kunnen ouders ook aansprakelijk zijn voor kinderen tussen 14 & 16 jaar?

A

Daarnaast hebben we dan nog de speciale aansprakelijkheid van ouders, c.q. voogden uit artikel 6:169, tweede lid.
De aansprakelijke persoon in artikel 6:169, tweede lid is, net als in het eerste lid van dat artikel, degene die het ouderlijk gezag uitoefent of degene die de voogdij uitoefent

56
Q

Wat is de aard van de aansprakelijkheid van ouders van kinderen tussen 14 & 16 jaar?

A

De aansprakelijkheid van de ouders (voogden) is een kwalitatieve aansprakelijkheid. Ook hier maakt de kwaliteit van ouderschap (voogdijschap) hen dus aansprakelijk.

57
Q

Wat voor soort aansprakelijkheid hebben ouders van kinderen tussen 14 & 16 jaar?

A

deze aansprakelijkheid van de ouders is een schuldaansprakelijkheid

58
Q

Wat is een schuldaansprakelijkheid voor ouders van kinderen tussen 14 & 16 jaar?

A

Bij de schuldaansprakelijkheid is nu juist wel van belang of de schadetoebrengende gebeurtenis aan de schuld van de aansprakelijke persoon (ouder of voogd) is te wijten. In het geval van artikel 6:169, tweede lid is dus wel relevant of de ouder (voogd) de nodige zorg ten opzichte van zijn kind heeft aangewend. Als zij (ouders of voogd) bewijzen dat hen (ouders of voogd) niet kan worden verweten dat ze de gedraging van hun kind niet hebben
belet, dan zijn zij niet aansprakelijk. De ouders hebben dus de mogelijkheid zich te disculperen. Deze mogelijkheid bestaat bij de risicoaansprakelijkheid niet.

het is aan de ouders om te bewijzen dat aan hen niet te verwijten valt dat ze de daad niet hebben belet. We spreken hier van een omkering van de bewijslast.

59
Q

Welke zijn nu de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:169, tweede lid?

A

a. Het moet betreffen een kind dat de leeftijd van veertien jaar al wel maar die van zestien nog niet heeft bereikt. Dit vereiste behoeft geen nadere toelichting.
b. De schade moet aan de derde zijn toegebracht door een fout van dat kind. Het begrip ‘fout’ wordt in de Parl. gesch. Boek 6, blz. 680-681 gebezigd in de zin van een aan de dader toe te rekenen onrechtmatige daad.Aan het kind in de leeftijd van veertien tot zestien moet de gedraging, die kan bestaan in een doen en een nalaten, kunnen worden toegerekend als een onrechtmatige daad.
c. Aan de ouder moet een verwijt kunnen worden gemaakt dat hij de gedraging van het kind niet heeft belet.Volgens artikel 6:169, tweede lid is het aan de ouder om voor de rechter aannemelijk te maken dat hem geen verwijt treft dat hij de gedraging van het kind niet heeft belet. De wet gaat dus uit van een vermoeden van schuld bij de ouder (voogd). Het vermoeden is echter weerlegbaar, want de ouder (voogd) kan zich disculperen.De aard van het kind kan in dit opzicht een bijzondere zorg nodig maken; naarmate de minderjarige groter gevaar voor derden oplevert moeten de ouders hun maatregelen in meerdere mate richten op het voorkomen van nadeel voor derden. In het algemeen echter kan van de ouders niet het onredelijke worden gevergd en met name niet dat zij, zelfs bij gebleken gevaarlijkheid van de minderjarige, diens belangen volledig aan die van derden opofferen.’

60
Q

Aansprakelijkheid ouders voor kinderen boven de 16 jaar?

A

Handelt een kind dat zestien jaar of ouder is onrechtmatig, dan is het kind, indien aan alle vereisten voor aansprakelijkheid is voldaan, voor dat handelen aansprakelijk. De ouders of voogd van dat kind zijn voor het onrechtmatig handelen van dat kind niet mede-aansprakelijk.

61
Q

Waar is aansprakelijkheid voor werkgevers geregeld?

A

6:170

In artikel 6:170, eerste lid wordt, kort gezegd, een werkgever aansprakelijk gesteld voor de fouten van zijn ondergeschikte die in dienst van de werkgever zijn taak verricht. De persoon die in dit artikel aansprakelijk wordt gesteld, is de werkgever.

62
Q

Met wat voor soorten aansprakelijkheid heeft een werkgever te maken?

A

In de eerste plaats betreft het hier wederom een kwalitatieve aansprakelijkheid. De werkgever wordt aangesproken in zijn kwaliteit (hoedanigheid) van werkgever.

In de tweede plaats is deze aansprakelijkheid van de werkgever een risicoaansprakelijkheid. Voor deze aansprakelijkheid is niet vereist dat de werkgever zelf onrechtmatig heeft gehandeld of dat hem een verwijt kan worden gemaakt van het handelen van zijn ondergeschikten. Het is dus niet van belang of de schadetoebrengende gebeurtenis aan de schuld van de aansprakelijke persoon is te wijten.

63
Q

De vereisten voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170, eerste lid?

A

a. het moet betreffen een ondergeschikte. Ondergeschiktheid dient hier ruim te worden opgevat. Hiervan is sprake indien de werkgever de bevoegdheid heeft om bij de opgedragen werkzaamheden aanwijzingen en bevelen te geven, zodat de taak onder zijn leiding kan worden verricht. Een goed voorbeeld dat
wij hier geven en waar wij ons ook toe zullen beperken, vormt de
arbeidsovereenkomst.

b. het moet betreffen een fout van de ondergeschikte. We hebben het begrip
‘fout’ reeds behandeld bij de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:169, tweede lid. ́Fout ́ wordt gebezigd in de zin van een aan de dader toe te rekenen onrechtmatige daad. De ondergeschikte moet dus zelf aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:162. Ook hier geldt weer dat, als er voor de gedraging van de ondergeschikte een rechtvaardigingsgrond valt aan te wijzen en er dus geen aansprakelijkheid bestaat van de ondergeschikte omdat de daad niet onrechtmatig is, ook de werkgever niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:170, eerste lid. Er is dan namelijk geen sprake van een fout van de ondergeschikte in de zin van dit artikel.

c. de kans op de fout dient door de opdracht tot het verrichten van deze taak te zijn vergroot en degene in wiens dienst de ondergeschikte staat, heeft uit hoofde van hun betreffende rechtsbetrekking zeggenschap over de gedraging waarin de fout is gelegen.

64
Q

Uit het vereiste (we spreken ook wel van het vereiste van functioneel verband tussen de fout van de ondergeschikte en de aan hem opgedragen taak) kunnen we twee elementen halen.

Welke?

A
  1. De kans op de fout is vergroot door de opgedragen taak.
  2. De werkgever had zeggenschap over de gedragingen waarin de fout was
    gelegen.
65
Q

Is de werkgever ook buiten diensttijd aansprakelijk?

A

Het hiervóór onder 2 gestelde element met betrekking tot de zeggenschap brengt mee dat buiten diensttijd begane fouten als regel niet tot aansprakelijkheid van de werkgever leiden. Meestal zal hier het vereist functioneel verband ontbreken.

66
Q

Voorbeeld functioneel verband!

A

Jan is als verkoper van feestartikelen in dienst van Peters. Op vrijdag aan het einde van de werkdag om half zes is hij op weg naar huis in de auto van zijn werkgever. Hij ziet niet dat een voetganger op een zebrapad stapt om over te steken, met als gevolg dat Jan een botsing niet meer kan vermijden en de voetganger ernstig gewond raakt. Hier is weliswaar sprake van een fout van een ondergeschikte maar hiervoor zal de werkgever niet aansprakelijk worden gesteld. De kans op deze onrechtmatige gedraging is bepaald niet vergroot door de aan hem opgedragen taak en evenmin had de werkgever zeggenschap over de gedraging waarin de fout was gelegen. Het enkel ter beschikking stellen van de auto door de werkgever aan Jan is onvoldoende om een functioneel verband aan te nemen.

67
Q

Uitzondeing op aansprakelijkheid buiten diensttijd?

A

Wij zeiden echter dat in beginsel een fout buiten diensttijd de werkgever niet aansprakelijk maakt. Er kunnen zich echter gevallen voordoen waarin buiten diensttijd door de ondergeschikte een fout wordt begaan waarvoor de werkgever wel aansprakelijk is. Indien de fout wordt begaan met zaken, gegevens of bescheiden die door de onderneming ter beschikking zijn gesteld, kan de werkgever toch ook aansprakelijk zijn bij een fout die door de ondergeschikte buiten diensttijd werd begaan.

68
Q

Voorbeeld aansprakelijkheid buiten werktijd!

A

Piet is werknemer bij assurantietussenpersoon Gelders en als zodanig belast met het afsluiten van particuliere inboedelverzekeringen. Uit hoofde van deze functie komt hij veel bij potentiële verzekeringnemers thuis. Op een dag moet hij bij een nieuwe klant, de familie Jannes, zijn. Bij de inventarisatie van de inboedel blijkt dat de heer Jannes een zeer kostbare verzameling oude postzegels bezit. Piet, zelf een fervent !latelist, kan de postzegelverzameling, waarvan hij weet dat ze zich bevindt in de studeerkamer van meneer Jannes, maar niet vergeten. Op een zaterdagavond als de familie Jannes van huis weg is, steelt Piet de postzegelverzameling. Het betreft hier een fout van een ondergeschikte (die niet in diensttijd is begaan) waarvoor de werkgever, Gelders, aansprakelijk kan worden gesteld.
Bekijken we het vereiste van functioneel verband, dan kunnen we constateren dat de kans op onrechtmatig handelen van Piet is vergroot door de opdracht om met de familie Jannes een inboedelverzekering af te sluiten en deze familie daarom te bezoeken.
Wat betreft de zeggenschap van de werkgever over de gedraging waarin de fout is gelegen: we hebben hiervóór gezien dat hiervan ook sprake is als de ondergeschikte uit hoofde van zijn functie met behulp van aan zijn werk ontleende informatie de onrechtmatige daad pleegt. In casu is dit het geval. Door de inventarisatie werd Piet op de hoogte gesteld van de bezittingen en met die wetenschap werd hij in staat gesteld de onrechtmatige daad te plegen.

69
Q

Een voorbeeld van een geval waarin een bepaalde fout van een ondergeschikte in diensttijd is gemaakt, maar waarvoor de werkgever niet aansprakelijk kan worden gesteld!

A

Edje is in dienst van Gerrits, die een metselaarsbedrijf heeft. Op de werkplek in de bouw krijgt Edje om een onbenulligheid ruzie met de timmerman, Klaas. De strijd loopt zo hoog op dat Edje de timmerman zodanig met zijn blote vuisten betimmert dat deze voor vier weken in het ziekenhuis belandt en voor 25% arbeidsongeschikt raakt. Het betreft hier een fout van een ondergeschikte tijdens de diensttijd begaan. Toch zal de werkgever van Edje, Gerrits, niet aansprakelijk zijn. Er is hier geen sprake van een functioneel verband. De kans op deze fout is niet vergroot door de toebedeelde taak (althans ligt daarvan in een ver verwijderd verband). Verder kan men niet stellen dat de werkgever zeggenschap had over de gedragingen van Edje, waarin deze fout is gelegen en evenmin is de daad gepleegd met aan de taak ontleende middelen.

70
Q

Waar is de de aansprakelijkheid voor opstallen geregeld en wat houdt dit in?

A

6:174.

In dit artikel wordt, kort gezegd, een risicoaansprakelijkheid gelegd op de bezitter van een opstal. In artikel 6:174, vierde lid vinden we aangegeven wat onder een opstal wordt verstaan.
In de Parl. gesch. vinden we aangegeven wat we ons bij die ruime de!nitie moeten voorstellen. Parl. gesch. Boek 6, blz 754: ‘Het onderhavige artikel bestrijkt derhalve niet alleen huizen en gebouwen en alle bestanddelen daarvan – zoals liften, brandladders en dergelijke –maar ook muren, schuttingen, sluiswerken, verharde wegen, telefoonpalen, riolen en mijngangen etc.’

71
Q

Wie is de aansprakelijke persoon bij opstallen?

A

De aansprakelijke persoon is de bezitter van de opstal. In artikel 6:174, vijfde lid wordt in dit verband nog een nadere regel gegeven. Het betreft hier een weerlegbaar vermoeden. Bezitter wordt vermoed te zijn degene die in de registers als eigenaar van de opstal is ingeschreven. Dit vermoeden is echter vatbaar voor tegenbewijs.

72
Q

Omschrijf de aard van de aansprakelijkheid bij opstallen?

A

In de eerste plaats betreft het hier, zoals hiervóór al gezegd, een kwalitatieve aansprakelijkheid. Men wordt aansprakelijk gesteld in zijn hoedanigheid (kwaliteit) van bezitter van de opstal.

In de tweede plaats betreft het hier een risicoaansprakelijkheid. We hebben deze vorm van aansprakelijkheid al behandeld. Het bezitten (hebben van de eigendom) van een opstal komt voor iemands risico.

73
Q

Wat zijn de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:174?

A

a. De opstal voldoet niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
b. De opstal levert daardoor gevaar op voor personen of zaken.
c. Het gevaar verwezenlijkt zich

74
Q

Wat is de ‘tenzij-regel’?

A

Deze maatstaf heeft een aantal functies. In verband met het inleidende karakter van deze cursus volstaan we hier met het geven van een voorbeeld. De tenzij-regel komt er in dit verband op neer dat bij schade, toegebracht door een opstal, in een bepaald geval de bezitter daarvan niet aansprakelijk is.

Als voorbeeld waarin de bezitter ook bij bekendheid met het gevaar niet aansprakelijk is voor de schade noemt de toelichting (Parl. gesch. Boek 6, blz. 755 e.v.) het geval van een schoorsteen die plotseling instort als gevolg van een orkaan

75
Q

Onder welk juridisch begrip vallen dieren?

A

Dieren vallen onder het juridische begrip zaak.

76
Q

Waar vinden we de aansprakelijkheid geregeld voor schade veroorzaakt door dieren?

A

De aansprakelijkheid voor schade toegebracht door dieren vinden we in artikel 6:179

77
Q

Wie is de aansprakelijke persoon bij schade door een dier?

Wat voor soort aansprakelijkheid is dit?

A

Dit artikel legt, kort gezegd, een risicoaansprakelijkheid op de bezitter van een dier. De persoon die hier aansprakelijk wordt gesteld, is de bezitter van het dier.

Het betreft hier een kwalitatieve aansprakelijkheid.

78
Q

Wat is de aard van de aansprakelijkheid?

Kan hij zich derhalve disculperen?

A

Aansprakelijk is namelijk degene die de kwaliteit (hoedanigheid) van bezitter van het dier heeft.
Ook hier betreft het wederom een risicoaansprakelijkheid. De aangesprokene kan niet aan zijn aansprakelijkheid ontkomen door te stellen dat hem van de schade toebrengende gebeurtenis geen verwijt valt te maken. Hij kan zich niet disculperen.

79
Q

Wat zijn de vereisten voor aansprakelijkheid door schade aangebracht door een dier?

A

In het Stierkalf of Zeug Geel-arrest overwoog de Hoge Raad ‘de grondslag van deze aansprakelijkheid (die van een bezitter voor dieren) moet worden gezocht in:

  • het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier, en
  • het onberekenbare element dat in die energie ligt opgeslagen’.
80
Q

Omschrijf Zeug Geel arrest?

A

Besmet varken (Bardoel-Swinkels) (Zeug Geel)-arrest

Subject ‐ Aansprakelijkheid voor dieren
Articles ‐ Artikel 6:179 BW

De feiten

Bardoel en Swinkels zijn twee boeren die varkens houden, hun erven liggen naast elkaar. Op een dag breken een aantal varkens van Swinkels uit. Een zeug van Swinkels komt terecht in de varkensstal van Bardoel. Wat Swinkels niet wist, is dat in zijn stal een aantal varkens een besmettelijke ziekte hadden. De zeug die terecht komt in de varkensstal van Bardoel heeft deze besmettelijke ziekte ook. Doordat de zeug in aanraking komt met varkens van Bardoel, wordt de ziekte overgedragen. Bardoel spreekt Swinkels derhalve aan tot vergoeding van de schade wegens het feit dat de besmette zeug van Swinkels was.

Rechtsvraag

Moet Swinkels de schade aan Bardoel vergoeden?

Overweging

De Hoge Raad wijst de vordering van Bardoel af. Zij stelt dat de aansprakelijkheid van artikel 6:179 BW niet zo ver gaat dat er ook aansprakelijkheid is, indien de eigenaar het dier in zijn macht zou hebben gehad en op grond van 6:162 BW niet aansprakelijk zou zijn geweest. In casu betekent dit dat Swinkels enkel aansprakelijk zou zijn geweest indien hij de besmettelijke ziekte kende of behoorde te kennen, derhalve het contact met gezonde varkens had moeten voorkomen, maar desondanks de besmette varkens bewust met de varkens van Bardoel in contact zou hebben laten komen. In casu is dit niet het geval, Swinkels heeft de varkens namelijk niet bewust in contact met de varkens van Bardoel laten komen en Swinkels kende de ziekte niet en behoorde deze ook niet te kennen. Swinkels hoeft derhalve de schade aan Bardoel niet te vergoeden.

Rechtsregel

Indien een eigenaar van een dier niet aansprakelijk zou zijn geweest indien hij de macht over de gedragingen van het dier had, kan de eigenaar ook niet op grond van 6:179 BW aansprakelijk worden gesteld.

81
Q

Wat betekent de de tenzij-regel in art. 6:179?

A

Ook in artikel 6:179 zien we aan het slot weer de tenzij-regel. In bepaalde gevallen is de bezitter van het dier niet aansprakelijk voor de door dat dier aangerichte schade. Zou de bezitter van het dier niet aansprakelijk zijn geweest, indien hij de schadetoebrengende gedragingen van het dier in zijn macht gehad zou hebben, dan is de bezitter niet aansprakelijk.

82
Q

Voorbeelden van de tenzij regel bij art 6:179!

A

• De hond van T loopt ’s nachts rond op het bedrijfsterrein van T, dat geheel door hekken omgeven is. V klimt op een nacht over het hekwerk het bedrijfsterrein van T op. T’s hond bijt V in zijn been, die daardoor een grote wond oploopt. Zou T het bijten van zijn hond in zijn macht hebben gehad, dan zou hij in het geval dat zijn hond een inbreker had gebeten, niet aansprakelijk zijn. De hond loopt immers rond op het terrein om eventuele inbrekers af te schrikken. T zou van dat bijten geen verwijt te maken zijn en het zou ook niet op grond van wet of maatschappelijke opvattingen voor zijn rekening komen.
Daarom is T, nu de hond ’s nachts inbreker V in het been heeft gebeten, niet aansprakelijk voor de schade die V daardoor heeft opgelopen.

• W is bezitter van een hond. Deze hond ontsnapt uit zijn hok en rent de straat op. Fietser X moet krachtig remmen en komt ten val. W’s hond heeft schade aangericht aan X, waarvoor W aansprakelijk is.
Zou W het de straat op rennen van de hond in zijn macht hebben gehad, dan zou hij daarvoor aansprakelijk zijn, zodat W nu ook in het geval dat de hond uit zijn ren is ontsnapt, aansprakelijk is voor de aan X toegebrachte schade.

83
Q

Noem 3 bronnen van verbintenissen?

A
  • zaakwaarneming: titel 4, afdeling 1
  • onverschuldigde betaling: titel 4 afdeling 2
  • ongerechtvaardigde verrijking: titel 4 afdeling 3.
84
Q

Is zaak in zaakwaarneming gelijk aan zaak in het goederenrecht?

A

Het woorddeel ‘zaak’ uit het begrip ‘zaakwaarneming ‘heeft niets te maken met het begrip ‘zaak’ uit het goederenrecht, zoals omschreven in artikel 3:2. Het woord zaak in de afdeling die we nu gaan behandelen, staat gelijk aan ‘belang’.

85
Q

Definitie van zaakwaarneming?

A

Artikel 6:198

Uit de wetsbepaling kunnen we voor zaakwaarneming de volgende vereisten halen.
1. Er moet sprake zijn van de behartiging van eens anders belang.
2. De belangenbehartiging moet willens en wetens geschieden. Dat betekent dat
de zaakwaarnemer ook de bedoeling moet hebben om de belangen van een
ander te behartigen.
3. Er moet een redelijke grond voor de belangenbehartiging zijn. Anders gezegd:
het optreden van de zaakwaarnemer moet gerechtvaardigd zijn.
4. Tot slot moet de belangenbehartiging plaats hebben gevonden, zonder dat de
zaakwaarnemer hiertoe op grond van een rechtshandeling of een andere (privaatrechtelijke) rechtsverhouding bevoegd was. Hierbij valt dan bijvoorbeeld te denken aan een verplichting die kan bestaan op grond van een arbeidsovereenkomst of een andere overeenkomst om iemands belangen te behartigen. Denk bijvoorbeeld aan de vertegenwoordiger van een grote !rma. Ook kunnen we denken aan het geval dat iemand onder curatele is gesteld (zie titel 16 van Boek 1). De curator is dan op grond van de wet verplicht de belangen van zijn curandus te behartigen.

86
Q

Wat zijn de verplichtingen van de zaakwaarnemer?

A

Iemand die als zaakwaarnemer optreedt, heeft bepaalde verplichtingen, te weten:

  1. De zaakwaarnemer moet bij de zaakwaarneming de nodige zorg betrachten (art. 6:199, eerste lid).
  2. De zaakwaarnemer moet een eenmaal begonnen zaakwaarneming voortzetten (art. 6:199, eerste lid).
  3. De zaakwaarnemer moet rekening en verantwoording a”eggen aan degene wiens belangen hij behartigd heeft (art. 6:199, tweede lid).
87
Q

Wat zijn de verplichtingen van de belanghebbende?

A
  1. de belanghebbende moet de zaakwaarnemer de schade vergoeden die deze als gevolg van de zaakwaarneming heeft geleden, echter slechts voor zover het belang van de belanghebbende naar behoren is behartigd (art. 6:200, eerste lid).
  2. indien de zaakwaarnemer handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf, moet de belanghebbende loon aan de zaakwaarnemer betalen (art. 6:200, tweede lid).
88
Q

Wanneer is sprake van onverschuldigde betaling?

A

Artikel 6:203, eerste lid

Van onverschuldigde betaling is dus sprake als een goed zonder rechtsgrond is gegeven. Dat wil zeggen: er mag geen rechtsfeit (verbintenis of ander rechtsfeit)
aanwezig zijn, dat het verrichten der prestatie rechtvaardigt

89
Q

Moet bij geven van het goed (ihkv onverschuldigde betaling) alleen gedacht worden aan het feitelijk geven van een zaak?

A

Onder ‘het geven van een goed’ moeten we niet alleen verstaan ‘het feitelijk geven van een zaak’, maar ook ‘het verrichten van een prestatie’.

90
Q

Noem voorbeelden van belangrijke gevallen waarin geen rechtsgrond bestaat?

A

Belangrijke gevallen waarin géén rechtsgrond bestaat, zijn gevallen waarin geen verbintenis aanwezig is. Bijvoorbeeld: men betaalt aan iemand een som geld omdat men meent dit verschuldigd te zijn terwijl dat niet zo is, omdat men het bedrag al eerder had terugbetaald. Verder kunnen we denken aan het geval waarin er wel een verbintenis is maar de verbintenis niet tussen de betrokken personen bestaat. A betaalt, ten onrechte in de veronderstelling dat hij debiteur is, een schuld aan B terwijl niet A maar een derde de schuldenaar is.
Het laatste geval dat we hier noemen, is het geval dat de verbintenis met terugwerkende kracht is vervallen, bijvoorbeeld omdat de overeenkomst waaruit zij voortvloeide, is vernietigd. Het op grond van de vervallen verbintenis betaalde kan ook als onverschuldigd betaald worden teruggevorderd.

91
Q

Wat als er sprake is van een zaak en wat als er sprake is van een geldsom bij onverschuldigde betaling?

A

Degene die onverschuldigd heeft betaald, heeft een vordering op de ontvanger van het onverschuldigd betaalde tot teruggave daarvan (art. 6:203, eerste lid).

Bestond de onverschuldigde betaling uit de betaling van een geldsom, dan strekt de vordering tot de teruggave van een gelijk bedrag (art. 6:203, tweede lid, BW).

92
Q

Wat is een uitzondering bij onverschuldigde betaling?

A

indien een debiteur aan een ander betaalt dan de crediteur of degene die bevoegd is namens de crediteur de betaling in ontvangst te nemen, die betaling in bepaalde gevallen toch geldig is (de betaling is door de crediteur bekrachtigd of de crediteur is door de betaling gebaat of de debiteur betaalde te goeder trouw).

In die gevallen is geen sprake van een onverschuldigde betaling en kan het betaalde ook niet als onverschuldigd betaald worden teruggevorderd.

93
Q

Waar is ongerechtvaardigde verrijking geregeld?

A

In afdeling 3 van titel 4 van Boek 6 BW is de ongerechtvaardigde verrijking geregeld. Deze afdeling bestaat slechts uit één artikel, namelijk artikel 6:212.

94
Q

De vordering uit ongerechtvaardigde verrijking strekt tot schadevergoeding. Er moet dan voldaan zijn aan de welke vereisten?

A
  1. er moet sprake zijn van een verrijking van de een.
  2. de verrijking moet gaan ten koste van een ander. Er moet tussen de verrijking
    van de een en de verarming van de ander voldoende verband bestaan.
  3. die ander moet daardoor schade hebben geleden.
  4. voor de verrijking van de een moet geen redelijke grond aanwezig zijn, anders
    gezegd: de verrijking moet ongerechtvaardigd zijn. De nadere uitwerking van dit criterium wordt aan de rechtspraak overgelaten.
95
Q

Omschrijf arrest Quint - te Poel?

A

Quint/Te Poel-arrest

Subject ‐ Bronnen van verbintenissen
Articles ‐ Artikel 6:1 BW

De feiten

Hubertus te Poel had met Quint een overeenkomst gesloten waarin stond dat Quint twee winkelhuizen op een terrein zou bouwen en Hubertus hem hiervoor zou betalen. Dit terrein behoorde echter niet aan Hubertus, maar aan zijn broer Heinrich toe. Van belang in deze casus is het feit dat Quint niet wist dat het terrein niet aan Hubertus maar aan zijn broer toebehoorde en tevens is van belang dat Quint heeft nagelaten om te controleren of het terrein daadwerkelijk van Hubertus was. Nadat de huizen waren opgeleverd bleef de betaling van Hubertus echter uit. Toen Quint erachter kwam dat het terrein aan Heinrich toebehoorde kloptte hij daarom bij Heinrich aan. Gezien het feit dat het terrein aan Heinrich toebehoorde en deze nu wegens natrekking eigenaar van de panden was geworden, wilde Quint dat Heinrich hem op grond van ongerechtvaardigde verrijking of op grond van de redelijkheid en billijkheid zou betalen.

Rechtsvraag

Kan Quint op grond van ongerecht verrijking of op grond van de redelijkheid en billijkheid de betaling van Heinrich vorderen?

Overweging

Ten tijde van deze casus stond er in het oude artikel over de bronnen van verbintenissen dat verbintenissen enkel uit de wet of uit een overeenkomst kunnen ontstaan. Volgens de rechtbank kan de verbintenis wel degelijk in de redelijkheid en billijkheid worden gevonden, zij geeft Quint derhalve gelijk. Het hof stelt Quint in het ongelijk gezien het feit dat een verbintenis niet uit de redelijkheid en billijkheid kan onstaan ingevolge het oude artikel. De Hoge Raad overwoog dat het hof het woord ‘uit de wet’ te nauw hanteerde en ging na of er een verbintenis uit de wet was ontstaan; ongerechtvaardigde verrijking. Zij concludeerde echter dat dit niet het geval was. Heinrich zou geen vergoeding aan Hubertus hoeven te betalen indien deze op het terrein van Heinrich een pand zou bouwen. Nu Hubertus een aannemer, Quint, inhuurt om deze panden te bouwen is Heinrich dus geen vergoeding verschuldigd aan Quint. Quint krijgt ook geen bescherming omdat hij zelf heeft nagelaten om de openbare registers te bekijken, had hij dit wel had gedaan dan had hij geweten dat het terrein niet aan Hubertus toebehoorde maar aan Heinrich.

Rechtsregel

Na dit arrest is het artikel over de bronnen van verbintennissen aangepast. Er staat niet meer dat een verbintenis uit de wet moet onstaan, maar dat de verbintenis hieruit moet voortvloeien. Indien de wet geen regeling voor het geval kent moet er een oplossing worden gezocht die past in het stelsel van de wet en die aansluit bij wel in de wet geregelde gevallen.

96
Q

Omschrijf arrest Adriani - Batelaan?

A

Arrest Van der Tuuk Adriani/Batelaan
Van der Tuuk Adriani/Batelaan
Datum 15 maart 1996
Zaak 15930
Instantie Hoge Raad
Rechters Snijders, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis
Adv-gen Koopmans
Soort zaak civiel
Procedure cassatie
Wetgeving 1395 BW (oud), 6:212 BW
Onderwerp ongerechtvaardigde verrijking
Vindplaats NJ 1997, 3; JB 1996; LJN ZC2018
Het arrest Van der Tuuk Adriani/Batelaan (HR 15-03-1996, NJ 1997, 3) is een arrest van de Hoge Raad waarin het begrip ongerechtvaardigde verrijking verder werd uitgebreid. Een huisarts die zijn klanten verliest vanwege een ingetrokken vergunning, kan i.c. de schade die daaruit voortvloeit verhalen op een apotheker die door die omstandigheid juist klanten erbij kreeg.
Casus[bewerken]

Batelaan is huisarts in Smilde. Aan zijn praktijk is een huisartsapotheek verbonden. In 1980 vestigt Van der Tuuk Adriani zich als apotheker in Smilde. Ten tijde van zijn vestiging hebben de partijen onderhandeld over de overname van de huisartsapotheek door Van der Tuuk Adriani. Van der Tuuk Adriani doet een bod, dat echter door Batelaan wordt afgeslagen, omdat hij zijn apotheek wil behouden.
Op grond van art. 28 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WG) stelt elke provincie een commissie voor gebiedsaanwijzing in. Deze zijn, elk in hun eigen gebied, bevoegd een arts vergunning te verlenen de artsenijbereidkunst uit te oefenen als zij dat in het belang van de geneesmiddelenvoorziening noodzakelijk achten. Ze zijn niet blij zijn met de combinatie huisarts/apotheek. Maar in Smilde was geen keus, omdat er geen apotheek in de buurt was.
Op verzoek van Van der Tuuk Adriani trekt de Commissie voor Gebiedsaanwijzing in de provincie Drenthe, op grond van art.6 lid 4 WG de aan Batelaan verleende vergunning in. Wanneer de grond voor de verlening is weggevallen, kan de vergunning worden ingetrokken. De grond van de vergunning is weggevallen doordat Van der Tuuk Adriani een apotheek heeft gevestigd. Door de commissie in te schakelen valt een concurrent van hem weg. Batelaan procedeert tevergeefs om zijn vergunning te behouden. Na een uitspraak door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State verliest Batelaan op 1 januari 1983 definitief zijn vergunning.
De WG kent geen voorzieningen ter vergoeding van schade zoals in dit geval. Daarop laat Batelaan aan Van der Tuuk Adriani weten dat hij diens bod uit 1980 alsnog wil accepteren. Van der Tuuk Adriani laat weten dat het aanbod inmiddels is vervallen. Batelaan vordert schadevergoeding onder meer op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
Hoge Raad[bewerken]

De Hoge Raad sluit zich aan bij het Hof dat stelt dat om na te gaan of de verrijking van Van der Tuuk Adriani ongerechtvaardigd was, dat wil zeggen of de verrijking redelijke grond mist, eerst moet worden nagegaan of de vordering van Batelaan in het Nederlandse rechtstelsel past en of zij, nu zij niet rechtstreeks kan worden gegrond op de wet, zoals deze voor 1 januari 1992 luidde, aansluit bij de in de wet geregelde gevallen (de Quint/Te Poel criteria). De Hoge Raad kijkt daarom naar een aantal publiekrechtelijke wetten die de mogelijkheid bieden om de schade die een ondernemer ondervindt van publiekrechtelijke besluiten te verhalen op zijn concurrenten die daar juist voordeel van ondervinden. Hieruit blijkt dat de vordering voldoet aan de genoemde criteria.
De Hoge Raad oordeelt dat Van der Tuuk Adriani verplicht is schade aan Batelaan te vergoeden.
Aanhalingsteken openen
De enkele omstandigheid dat de overgang van de bevoegdheid tot geneesmiddelenvoorziening, waardoor Batelaan inkomsten heeft verloren en Van der Tuuk Adriani inkomsten heeft verworven, steunt op de wet, brengt niet mee dat Van der Tuuk Adriani de daarin gelegen verrijking mag behouden zonder gehouden te zijn de schade van Batelaan, voor zover dat redelijk is, te vergoeden.

97
Q

a. Is het afrukken van de takken van fruitboompjes van iemand anders onrechtmatig?
b. A rukt een “inke tak van B’s fruitboompje af om daarmee C, die in een diepe greppel is gevallen, weer uit de greppel te trekken. Is A’s handelen onrechtmatig?

A

a. Het afrukken van de takken van fruitboompjes van iemand anders, maakt inbreuk op het eigendomsrecht van de eigenaar van die boompjes en is in strijd met de maatschappelijk betamelijke zorgvuldigheid jegens die eigenaar. Kortom, het betreffende handelen is onrechtmatig.
b. A heeft de tak van B’s fruitboompjes afgerukt om daarmee C uit de greppel te trekken. Met andere woorden: A heeft de tak afgerukt om daarmee C uit een benarde positie te redden.
A handelt in een noodtoestand (overmacht), waardoor de onrechtmatigheid aan zijn handelen wordt ontnomen.

98
Q

De vijfentwintigjarige B heeft na een vermoeiende !etstocht een plaatsje gevonden op het terras van een café. B bestelt een cola en laat het glas cola even alleen op zijn tafeltje staan, als hij naar het toilet gaat. Een van de andere terrasgasten wil een grap met B uithalen en schudt een slaapmiddeltje in B’s glas. B drinkt na terugkomst het glas cola uit en stapt weer op de !ets. Zonder dat B er echt erg in heeft, overvalt hem een moeheid waardoor zijn reactievermogen achteruit gaat. B rijdt ten gevolge daarvan C, die net een weg wil oversteken, omver waardoor deze twee benen breekt.
Is dit onrechtmatig handelen B toe te rekenen?

A

We zouden in casu kunnen stellen dat B zijn onrechtmatig handelen niet kan worden verweten. Iemand heeft een slaapmiddel in zijn glas cola gedaan en voordat B er erg in had, overviel hem op de !ets een moeheid, ten gevolge waarvan hij C omver reed.
Echter, op grond van artikel 6:162, derde lid jo artikel 6:165, eerste lid, BW wordt de onrechtmatige daad toch aan B toegerekend. Men kan immers spreken van een (tijdelijke) geestelijke tekortkoming waardoor B C heeft aangereden

99
Q

Wat is uw oordeel over de volgende bewering:
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW is in ieder geval vereist dat de bezitter van de opstal bekend is met de gebrekkige toestand van de opstal en het gevaar dat dit kan opleveren.

A

Deze bewering is onjuist. Een vereiste voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW is dat de opstal gebrekkig is en daardoor gevaar oplevert. Niet is vereist dat de bezitter bekend is met de gebrekkige toestand van zijn opstal en het gevaar dat dit kan opleveren. Artikel 6:174 BW legt juist het risico van de gebrekkige opstal bij de bezitter. Deze is aansprakelijk voor de veroorzaakte schade, tenzij hij zich met succes kan beroepen op de zogeheten ‘tenzij-clausule’.
Artikel 6:174 BW vestigt dus een risicoaansprakelijkheid voor de bezitter van een opstal.

100
Q

Harrie heeft op zijn erf een waakhond rondlopen. Hij heeft geen bordje op het hek gehangen met de tekst ‘hier waak ik’ of iets dergelijks. Wim, een oude vriend van




Harrie, die toevallig in de buurt is, besluit Harrie met een bezoek te verrassen. Harrie blijkt niet thuis, maar de waakhond wel. Wim wordt op het erf door de hond aangevallen en loopt daarbij een grote gapende wond aan zijn arm op.
Is Harrie ex artikel 6:179 BW aansprakelijk voor de door Wim geleden letselschade?
a. Nee, omdat Harrie de gedraging van de hond niet in zijn macht had.
b. Nee, omdat Harrie geen verwijt kan worden gemaakt van het bijten van de
hond.
c. Nee, omdat Harrie zich kan beroepen op de ‘tenzij-clausule’ van artikel 6:179
BW. Wim had niet zomaar het erf op mogen lopen, hij aanvaardt daarmee het
risico gebeten te worden.
d. Ja.

A

Het juiste alternatief is d. Op grond van artikel 6:179 BW is de bezitter van een dier aansprakelijk voor de door (een eigen gedraging van) het dier veroorzaakte schade, tenzij hij op grond van artikel 6:162 BW niet aansprakelijk zou zijn geweest, indien hij de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad. Indien Harrie de gedraging van zijn hond in zijn macht zou hebben gehad, had hij niet mogen toestaan dat de hond zijn vriend Wim zou bijten. Een dergelijke gedraging zou een toerekenbare onrechtmatige daad hebben opgeleverd. Honden, zelfs waakhonden, mogen immers niet zomaar bijten als iemand met louter goede bedoelingen een erf betreedt en niets kwaads in de zin heeft.
Harrie kan zich dus niet met succes op de ‘tenzij-clausule’ beroepen en is op grond van artikel 6:179 BW aansprakelijk voor de schade.