L18 : Verbintenissen uit de wet en met name de onrechtmatige daad Flashcards
Wat betekent :Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit, aldus artikel 6:1 BW?
de bronnen van verbintenissen moeten voortvloeien uit de wet.
Er zijn tal van rechtsfeiten, niet zijnde rechtshandelingen, waaraan de wet het ontstaan van een verbintenis vastknoopt.
Noem er 4?
- de onrechtmatige daad
- de zaakwaarneming
- de onverschuldigde betaling
- de ongerechtvaardigde verrijking
Waar vinden we de onrechtmatige daad?
Titel 3 van Boek 6 BW is geheel gewijd aan de onrechtmatige daad.
Afdeling 1 omvat de algemene bepalingen en regelt de aansprakelijkheid voor eigen gedragingen.
Afdeling 2 regelt de zogenaamde kwalitatieve of risicoaansprakelijkheden. Afdeling 3 regelt de productenaansprakelijkheid.
Afdeling 4 regelt de misleidende reclame.
Afdeling 5 regelt de tijdelijke verhaalsrechten.
Noem een van de belangrijkste bepallingen bij onrechtmatige daad?
artikel 6:162,
de pleger van een onrechtmatige daad verplicht de daardoor aan een ander toegebrachte schade te vergoeden
Welke zijn de (materiële) voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, wil men aansprakelijk zijn voor door een ander geleden schade volgens 6:162?
- onrechtmatige daad
- relativiteitsvereiste
- toerekenbaarheid van de daad aan de pleger
- schade
- causaal verband tussen daad en schade.
wanneer is sprake van een onrechtmatige daad?
artikel 6:162, tweede lid
Daad:
We kunnen uit deze bepaling halen dat onder ‘daad’ zowel een doen, ofwel een handelen, als een nalaten valt.
Onrechtmatig:
De wet onderscheidt drie gedragingen (handelen of nalaten) die een onrechtmatige daad opleveren, te weten:
1. een inbreuk op een recht
2. een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
3. een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt.
Omschrijf Een inbreuk op een recht?
De wet duidt hier op de subjectieve rechten. Deze subjectie verechten zijn onder te verdelen in:
a. persoonlijkheidsrechten. Denk daarbij aan het recht op leven, lichamelijke integriteit, vrijheid, privacy en eer.
b. vermogensrechten. Hierbij moeten we vooral denken aan de absolute rechten
Inbreuk maken op relatieve rechten levert namelijk in de meeste gevallen wanprestatie op.
Voorbeeld:
• A ontvoert zakenman B. A maakt inbreuk op het (subjectief ) recht van vrijheid van B.
• C steelt de kampeerwagen van D. C maakt inbreuk op het eigendomsrecht van D op
de kampeerwagen.
• F rijdt met zijn auto te hard over de weg en veroorzaakt een ongeluk waarbij T van
haar !ets valt. T breekt haar heup en de !ets is zwaar beschadigd. F maakt inbreuk op het recht op lichamelijke integriteit van T en tevens op haar eigendomsrecht op de !ets.
Omschrijf Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht?
De Parl. gesch. Boek 6, blz. 615 zegt hierover het volgende: ‘De aard van het wetsvoorschrift waarin de plicht wordt gecreëerd of omschreven, is in beginsel irrelevant. Zowel plichten neergelegd in het Burgerlijk Wetboek, als die neergelegd in andere wetboeken of in bijzondere wetten, vallen onder de besproken categorie,
onverschillig of het bepalingen betreft die tot het privaatrecht dan wel tot het publiekrecht worden gerekend. (…) Eveneens irrelevant is of de verplichting is neergelegd in een wet in formele zin: iedere plicht, omschreven in een algemeen voorschrift dat bindt uit hoofde van zijn vaststelling of zijn bekrachtiging door de algemene Nederlandse wetgever of een ander daartoe bevoegd Nederlands overheidsorgaan is een wettelijke plicht in de zin van de onderhavige bepaling.’
Omschrijf Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt?
Deze laatste categorie van handelen (of nalaten) die een onrechtmatige daad oplevert, is in de jurisprudentie ontwikkeld.
Deze enge leer met betrekking tot de onrechtmatige daad is door de Hoge Raad in het arrest Lindenbaum-Cohen (HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161) verlaten. In dit arrest is door de Hoge Raad de ruime leer aanvaard.
Omschrijf het arrest Lindebaum-Cohen?
Casus
De drukker Cohen pleegt ‘bedrijfsspionage’ bij zijn concurrent Lindenbaum, door diens bediende om te kopen hem, Cohen, inlichtingen te verschaffen over hetgeen in de zaak van zijn patroon Lindenbaum omgaat. Als Lindenbaum erachter komt, eist hij schadevergoeding van Cohen op grond van onrechtmatige daad.
Alvorens we de overwegingen van de Hoge Raad geven, moeten we weten dat de gedragingen van Cohen (het aftroggelen van bedrijfsgeheimen) noch als overtreding van een wettelijk voorschrift, noch als een inbreuk op een subjectief recht kon worden opgevat. Het hof oordeelde dan ook dat Cohen géén wettelijke plicht had geschonden en dus geen onrechtmatige daad had gepleegd.
De Hoge Raad denkt daar echter anders over. Hij overweegt:
’dat ’s Hofs beslissing aan de uitdrukking onrechtmatige daad eene betekenis toekent dermate beperkt, dat daaronder alleen kunnen begrepen worden die handelingen, waarvan het geoorloofde [lees: ongeoorloofde (red.)] uit eenig wetsvoorschrift rechtstreeks is af te leiden, terwijl daarbuiten vallen alle handelingen van welke dit
niet kan worden aangetoond, ook al mogen deze strijdig zijn met maatschappelijke betamelijkheid en zedelijkheid;
dat echter tot zoodanig beperkte uitlegging het artikel geen grond geeft, noch door de bewoording waarin het is vervat, noch door de geschiedenis zijner wording;
dat immers het woord onrechtmatig niet gelijkwaardig is met strijdig tegen een wetsbepaling, (…),
dat onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen óf nalaten, dat óf inbreuk maakt op eens anders recht, óf in strijd is met des daders rechtsplicht, óf indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed, …
O., dat onder dit begrip zeker valt de daad van hem, die tot eigen baat, door giften en beloften den bediende van een concurrent overhaalt de beroepsgeheimen van zijn meester aan dezen afhandig te maken en aan hemzelven te openbaren.’
In Lindebaum-Cohen spreekt de Hoge Raadeigenlijk van twee categorieën: enerzijds een handelen of nalaten dat indruist tegen de goede zeden, anderzijds een handelen of nalaten dat indruist tegen de zorgvuldigheid welke in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Hoe heeft zich dit ontwikkelt?
Parl. gesch. Boek 6, blz. 615: ‘(…), de rechtspraak heeft in de ruim veertig jaren waarin met de criteria van het arrest van 1919 gewerkt is, het eerste deel van deze formule – de strijd met de goede zeden – vrijwel genegeerd en de “strijd met de zorgvuldigheid welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van een anders persoon of goed” als identiek beschouwd met gedragingen in strijd met hetgeen volgens normen van ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Inderdaad is “strijd met de goede zeden” een weinig geslaagde uitdrukking voor vele gedragingen die sedert 1919 als onrechtmatig worden beschouwd op grond van het ongeschreven recht; men denke met name aan handelingen in strijd met de normen waarnaar in het handelsverkeer een koopman zich tegenover een andere koopman of een fabrikant rechtens heeft gedragen.’
Wij mogen het criterium ‘strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid’ als synoniem gebruiken voor de omschrijving die in artikel 6:162, tweede lid is gegeven: ‘hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’.
Wat is de kern van: hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’.?
Hij moet zijn eigen belangen en die van een ander tegen elkaar afwegen en zich daarbij laten leiden door hetgeen in de maatschappij als behoorlijk wordt aanvaard. Neemt hij – ook zonder in strijd te komen met de wet of de goede zeden of zonder inbreuk te maken op eens anders recht – niet de zorgvuldigheid in acht die in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van eens anders persoon of goed betaamt, dan handelt hij onrechtmatig.’
Noem 2 belangrijke voorbeelden van gevallen die onder maatschappelijke zorgvuldigheid vallen?
- oneerlijke concurrentie (vgl. het arrest Lindenbaum- Cohen)
- het gebrek aan zorg voor veiligheid van eens anders persoon of goed
Kan handelen en nalaten ook samenvallen?
De hiervóór genoemde categorieën van handelen en nalaten die de wetgever in het tweede lid heeft neergelegd kunnen ook samenvallen. Een gedraging die inbreuk oplevert op een recht, kan tevens in strijd zijn met een wettelijke plicht (denk aan het toebrengen van hinder in strijd met de vergunningsvoorwaarden) of met de maatschappelijke zorgvuldigheid (denk aan het letsel dat iemand oploopt ten gevolge van een val door het laten openstaan door een derde van een kelderluik).
Omschrijf Onrechtmatige gevaarzetting?
Met name binnen het toepassingsgebied ‘het gebrek aan zorg voor veiligheid van eens anders persoon of goed’ ofwel in het geval van ‘schending van verkeers- en veiligheidsnormen’ (onrechtmatige gevaarzetting) is de jurisprudentie talrijk. Het is in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van een anders persoon of goed betaamt om nodeloos een groter gevaar in het leven te roepen dan waarop een normaal mens bedacht dient te zijn. Het is in het Kelderluikarrest (HR 5 november 1965, NJ 1966, 136) geweest,waarin de Hoge Raad heeft aangegeven hoe beoordeeld dient te worden of een persoon ‘een nodeloos groter gevaar in het leven heeft geroepen dan waarop een normaal mens bedacht dient te zijn’ en derhalve onzorgvuldig handelt.
Omschrijf Kelderluik arrest?
De feiten
Een medewerker van een frisdrankfabrikant heeft in de doorgang naar het toilet van een café een kelderluik geopend om hier flessen in te kunnen leggen. Het geopende kelderluik valt in de omgeving van het café niet goed op waardoor personen die naar het toilet lopen hier geen aandacht aan besteden. Deze gevaarlijke situatie heeft direct een ongelukkige wending, doordat een man op weg naar het toilet in het kelderluik viel en daarbij ernstige verwondingen opliep.
Rechtsvraag
Is er in casu sprake van een onrechtmatige daad door de medewerker jegens de man?
Overweging
De rechtbank oordeelde dat het ongeval aan de man zelf te wijten was, hij namelijk beter moeten opletten toen hij naar het toilet liep. Het hof oordeelde dat het aan de schuld van de medewerker te wijten was dat de man in het kelderluik was gevallen. De medewerker had op een simpele wijze het gat kunnen barricaderen en daarmee het ongeval kunnen voorkomen. Hij had rekening moeten houden met onoplettende bezoekers. Het hof oordeelde dat de medewerker en de man beide voor de helft verantwoordelijk waren. De Hoge Raad overwoog dat er aan de hand van vier criteria moest worden gekeken of er sprake was van een onrechtmatige daad.
Deze vier criteria zijn:
• Hoe waarschijnlijk kan de niet-inachtneming van de vereiste onopletendheid en voorzichtigheid worden geacht?
• Hoe groot is de kans dat uit deze niet-inachtneming ongevallen staan?
• Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn?
• Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen?
De mate van onrechtmatigheid kan dan worden beoordeeld aan de kans op het ongeval, de ernst van de gevolgen en de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
In casu is er derhalve sprake van een onrechtmatige daad, de man moest echter wel voor de helft van de schade opdraaien.
Rechtsregel
In dit arrest zijn de criteria bepaald die moeten worden nagelopen bij de beoordeling of er sprake is van een gevaarzettende situatie en daarmee een onrechtmatige daad.
Welke 4 factoren heten de kelderluikfactoren?
De Hoge Raad noemt vier factoren die in het licht van de omstandigheden van het gegeven geval moeten worden afgewogen om te kunnen vaststellen of er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting: Deze vier factoren staan thans in de literatuur en juridische praktijk bekend als de ‘kelderluikfactoren’ en luiden:
- de aard van de gedraging
- de ernst van de gevolgen
- de kans op schade
- de bezwaarlijkheid van de voorzorgsmaatregelen
Wanneer is een zo’n ‘vergissing’ onrechtmatig?
Volgens constante jurisprudentie van de Hoge Raad is de gedraging slechts onrechtmatig (en leidt dus tot aansprakelijkheid), indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van de gedraging zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden. In alle overige gevallen is sprake van een ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’. Het is met name in de huis-, tuin- en keukensituaties dat de Hoge Raad terughoudend is met het aannemen van
onrechtmatigheid. Waar in andere situaties zeer hoge eisen worden gesteld, wordt hier een menselijke maat gehanteerd. Een bijzondere/ongelukkige samenloop van omstandigheden, waaraan eigenlijk niemand iets kan doen, leidt niet tot aansprakelijkheid.
Omschrijf het arrest Werink-Hudepohl (zwiepende tak arrest)?
Subject ‐ Onrechtmatige daad, mate van waarschijnlijkheid
Articles ‐ n.v.t.
De feiten
Vier vrienden maken samen een wandeling door het bos. Werink gaf een schop tegen een tak die terugzwiepte en vervolgens in het oog van Hudepohl terecht kwam. Als gevolg hiervan moest het oog van Hudepohl verwijderd worden. Hudepohl wil de schade op Werink verhalen.
Rechtsvraag
Kan de gedraging van Werink als onrechtmatige daad worden aangemerkt?
Overweging
De rechtbank wijst de vordering af en het hof wijst de vordering vervolgens toe. De Hoge Raad overwoog dat de gedraging van Werink slechts onrechtmatig was, indien de mate van waarschijnlijkheid van het ongeval, zo groot was dat Werink zich gezien de maatstaven van zorgvuldigheid van dit gedrag had behoren te onthouden. Indien Werink dus had geweten dat het tegen de tak schoppen als gevolg zou hebben dat deze zou terugzwiepen en Hudepohl in het oog zou raken, had Werink zich van dit gedrag moeten onthouden. In casu is er niet genoeg bekend over de feitelijke toedracht van het ongeval, derhalve is Werink niet aansprakelijk en hoeft hij de schade van Hudepohl niet te vergoeden.
Rechtsregel
De vraag of iemand voor een bepaald gevolg, ontstaan door een gedraging van deze persoon, aansprakelijk is hangt af van de mate van waarschijnlijkheid dat het ongeval zich zou voordoen.
Omschrijf de vaste jurisprudentie van de Hr tav gevaarzetting?
Het is inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat ten aanzien van gevaarzetting geldt: dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gedrag slechts onrechtmatig is (we herhalen het nog maar een keer) indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
Omschrijf de zorgvuldigheidsnorm bij sport- en spelsituaties?
Binnen sport- en spel situaties geldt kort door de bocht geformuleerd een andere ‘zorgvuldigheid’ dan ‘op straat’. Bij sportactiviteiten zal er juist veelal sprake zijn van een bepaalde mate van geaccepteerde gevaarzetting. Dat betekent dat eenzelfde gedraging, bijvoorbeeld het geven van een trap, in een sportsituatie niet onzorgvuldig is, maar in een andere situatie, namelijk op straat of in een café, wel onrechtmatig is.
Omschrijf het natraparrest?
Subject ‐ Onrechtmatige daad, sport- en spelsituatie
Articles ‐ n.v.t.
De feiten
Dekker trapt tijdens een voetbalwedstrijd tegen de knie van Van der Heide aan, waardoor deze aan zijn knie gewond raakt. Naderhand blijkt dat Van der Heide de bal al had gespeeld, waardoor de trap van Dekker derhalve als natrappen valt te kwalificeren. Van der Heide spreekt Dekker aan tot vergoeding van de geleden schade. Dekker stelt dat Van der Heide eigen schuld heeft omdat er bij voetbal nou eenmaal een risico is dat je gewond raakt.
Rechtsvraag
Dient Dekker de geleden schade van Van der Heide te vergoeden of treft Van der Heide eigen schuld wegens risico-aanvaarding?
Overweging
De Hoge Raad overweegt dat er zwaardere eisen zijn voor het aannemen van een onrechtmatige gedraging in sport- en spelsituaties. Deze zwaardere eisen zijn er omdat de deelnemers aan een sport een bepaald risico op gevaarlijke gedragingen van andere deelnemers moeten dragen. Echter oordeelt de Hoge Raad dat indien er een spelregel wordt overtreden, dit een factor is die kan meewegen bij het bepalen of een bepaalde gedraging onrechtmatig was. De Hoge Raad stelt dat ondanks de sport- en spelsituatie, deelnemers er van uit mogen gaan dat andere deelnemers zich zodanig gedragen dat onnodige blessures worden voorkomen. In casu had Dekker een spelregel overtreden door een abnormale en gevaarlijke gedraging. De Hoge Raad oordeelt derhalve dat Dekker de geleden schade van Van der Heide dient te vergoeden. Bovendien benadrukt de Hoge Raad dat risico-aanvaarding geen rechtvaardigingsgrond is.
Rechtsregel
In sport-en spelsituaties gelden er zwaardere eisen voor het aannemen van een onrechtmatige daad. Indien een deelnemer echter een spelregel overtreedt door een abnormale en gevaarlijke gedraging kan er een onrechtmatige daad worden aangenomen.
Wat is generiek de situatie bij sport en spel?
Wat is de situatie voor een sportvereniging?
In sport en spel situaties geldt dus dat de ene overtreding de andere niet is. Kleine overtredingen horen in zekere mate bij het spel; van doorslaggevend belang lijkt te zijn de ernst van de overtreding. Hoe groter het risico op blessures, des te sneller zal het gedrag als onzorgvuldig worden aangemerkt. In het Natraparrest was overduidelijk sprake van gevaarlijk natrappen.
Deze speci!ekere normen die gelden tussen deelnemers ten opzichte van elkaar, zoals door de Hoge Raad geformuleerd in het ‘Natraparrest’, moeten goed worden onderscheiden van de voorzorgsmaatregelen die de (sport)vereniging dient te

nemen die van belang zijn voor de veiligheid van de deelnemers. Een vereniging is verantwoordelijk voor de veiligheid van de deelnemers.
Omschrijf het arrest disloquerende turnster?
Turnster valt uit ringen en loopt ernstig letsel op. Door de vereniging en de turnleidster zijn geen afdoende veiligheidsmaatregelen getroffen. Het argument sport- en spelsituatie telt niet, omdat het hierbij gaat om een sporter tegenover een vereniging.
Rechtsvraag[bewerken]
Zijn er voldoende voorzorgsmaatregelen genomen om de ernstige gevolgen van de val te voorkomen, althans aanzienlijk te beperken? (Nee.) Oftewel, hebben de trainster en/of de vereniging gehandeld in strijd met een zorgvuldigheidsnorm? (Ja.)
Het Hof stelt en in cassatie gaat de Hoge Raad daarin mee dat: de vraag niet is of voldoende maatregelen waren getroffen om de val te voorkomen, maar of voldoende maatregelen waren getroffen om de gevolgen van de val te voorkomen, althans aanzienlijk te beperken. Bijzondere veiligheidsmaatregelen waren nodig omdat de ‘disloque een oefening is die grote risico’s met zich meebrengt, zeker als de turner misgrijpt/losschiet en ten val komt, gelet op de grote snelheid waarmee hij met kwetsbare delen zoals hoofd, nek en rug tegen de grond kan komen’. Aan die voorzorgsmaatregelen moeten dan ook zeer strenge eisen gesteld worden.
Voorbeelden van onrechtmatig handelen?
Het tweede voorbeeld: De Boer rijdt met zijn auto over een ongeveer vijf meter brede rijbaan. Nadat hij een vóór hem, in dezelfde richting rijdende met paard bespannen wagen heeft ingehaald en is voorbijgereden, ziet hij op korte afstand voor zich enige kinderen in de rechter berm spelen of lopen. Een van die kinderen, Sijbrigje Dillema, steekt plotseling van rechts naar links de rijbaan over. De Boer vermindert de snelheid van zijn auto. Kort daarop steekt Ebele Dillema op korte afstand voor de auto de rijbaan over in dezelfde richting als zijn oudere zusje heeft genomen. Ondanks krachtig remmen kan De Boer een aanrijding met de vierjarige Ebele niet vermijden. Het kind wordt als gevolg van de aanrijding zeer ernstig verwond. De ouders van Ebele vorderen in rechte schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Het handelen van De Boer valt in de eerste plaats onder de categorie inbreuk op een subjectief recht, te weten: het recht op lichamelijke integriteit, in dit geval van het kind Ebele Dillema.
In de tweede plaats valt het handelen van De Boer onder de categorie handelen in
strijd met hetgeen in het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. We hebben hiervoor al gezien dat een van de toepassingsgebieden van deze categorie wordt gevormd door het gebrek aan zorg voor veiligheid die men moet betrachten ten aanzien van eens anders persoon of goed.
De Boer heeft gehandeld in strijd met de ongeschreven norm, inhoudende dat hij ten aanzien van eens anders veiligheid de nodige zorg in acht heeft te nemen (dit geldt natuurlijk nog sterker in de buurt van kinderen die altijd speels en onoplettend zijn).
Het derde voorbeeld: brom!etser Van Baar wordt aangereden door een tractor die geen voorrang verleent. Het laat zich eerst niet ernstig aanzien – het slachtoffer is wat geëmotioneerd maar kan zijn weg vervolgen – maar twee uur later krijgt Van Baar, die hartpatiënt is, een hartaanval, ten gevolge waarvan hij overlijdt.
Ook in deze casus gaat het om een verkeersongeval. De bestuurder van een tractor verleent geen voorrang. Deze gedraging is in de eerste plaats te rangschikken onder tal van wettelijke bepalingen. Zo is het handelen van de tractorbestuurder in strijd met de bepaling dat men voorrang verlenen moet aan van rechts komende bestuurders. Ook kan men denken aan artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, welk artikel verbiedt zich op een openbare weg zodanig te gedragen dat andermans veiligheid in gevaar wordt gebracht.
Tevens wordt met deze gedraging inbreuk gemaakt op een subjectief recht van Van Baar, namelijk het recht op persoonlijke integriteit. In de laatste plaats kunnen we deze gedraging ook plaatsen onder de zorgvuldigheidsnorm. De tractorbestuurder heeft jegens Van Baar niet de nodige zorg ten aanzien van diens veiligheid in acht genomen.
Omschrijf Taxusarrest?
De in het maatschappelijke verkeer betamende zorgvuldigheid reikt niet zó ver dat degene die een plant of struik waarvan hij de giftigheid niet kent of behoeft te kennen, onder zich heeft, verplicht zou zijn om deze plant of struik op zodanige wijze onder zijn controle te houden dat zij geen gevaar kan opleveren, tenzij hem na onderzoek is gebleken dat de plant of struik gevaarlijk is.
VOEG IN SCHEMA ONRECHTMATIG HANDELEN P223
Werkboek 2
aan een bepaalde daad die in het algemeen onrechtmatig is, kan het onrechtmatige karakter worden ontnomen. Maar wanneer wordt aan een onrechtmatige daad het onrechtmatige karakter ontnomen?
artikel 6:162, tweede lid
, waar wordt bepaald: ‘(…) een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.’
een rechtvaardigingsgrond heft de onrechtmatigheid van een daad op.
Welke zijn de rechtvaardigingsgronden in het BW?
Waar staan deze vermeld?
- overmacht
- noodweer
- wettelijk voorschrift
- bevoegd gegeven ambtelijk bevel
(dit zijn dezelfde rechtvaardigingsgronden als in de artikelen 40 t/m 43 Sr vermeld staan)
In het BW zijn ze nergens vermeld
Waar vinden we het relativiteitsvereiste?
Wat betekent dit?
artikel 6:163
De bepaling geeft aan dat de pleger van een onrechtmatige daad slechts dan aansprakelijk is, indien de norm die hij (de dader) heeft overtreden de strekking heeft de benadeelde in het geschonden belang te beschermen.
Voorbeelden relativiteistbeginsel?
Uitgangspunt bij deze voorbeelden: In deze gevallen is het handelen, c.q. nalaten van de pleger (laedens) op de aangevoerde grond(en) niet onrechtmatig tegenover de gelaedeerde (het slachtoffer).
• Terwijl Vonk in het ziekenhuis ligt, steekt zijn vrouw om onbekende redenen hun huis in brand. Schade ƒ 900 (het betreft een arrest uit 1930). Vonk, die als eigenaar het huis tegen brand heeft verzekerd bij ‘De Onderlinge’, reclameert van deze de schade. ‘De Onderlinge’ weigert betaling, omdat de brandstichting jegens haar onrechtmatig zou zijn, uit welke hoofde zij op de vrouw een vordering zou hebben, welke vordering dan weg zou vallen (gecompenseerd zou worden) tegen de vordering van de man op de verzekeringsuitkering (man en vrouw waren in gemeenschap van goederen gehuwd en dus samen eigenaar van het huis).
De Hoge Raad achtte de brandstichting niet onrechtmatig jegens ‘De Onderlinge’. Een overeenkomst tot schadeuitkering bij een zekere gebeurtenis verplicht derden
nog niet (ook al zijn ze met de overeenkomst bekend) zich daarom te onthouden van handelingen die deze gebeurtenis doen intreden. De verzekeringsovereenkomst verplichtte in casu mevrouw Vonk dan ook niet om ter wille van het verzekeraarsbelang het huis niet in brand te steken. Wel heeft mevrouw Vonk wettelijke en zedelijke regels overtreden, maar deze strekken ter bescherming van andere belangen dan die waarin de verzekeraar is geschaad, zodat deze aan de overtreding dier regels geen vordering kan ontlenen.
• Iemand oefent, zonder daartoe bevoegd te zijn, de geneeskunde uit, waardoor ter plaatse gevestigde artsen hun praktijk zien inkrimpen. Hoewel de schadetoebrengende handeling in strijd is met de wet en dus onrechtmatig, ontlenen de benadeelde artsen niet louter dááraan een actie tot schadevergoeding, omdat de (door die arts) overtreden norm strekt tot bescherming van de volksgezondheid en niet tot bescherming van de materiële belangen van de artsen.
• Een gemeente, belast met het beheer en het onderhoud van een weg, verwaarloost haar plichten op zodanige wijze, dat het verkeer in ernstig gevaar wordt gebracht. Hoewel de gemeente in strijd handelt met de door artikel 16 der Wegenwet en 209h der gemeentewet opgelegde plicht tot onderhoud van de weg, ontleent de gewonde weggebruiker niet dááraan een vordering tot schadevergoeding.
Moet de norm die wordt overschreden een wettelijk voorschrift zijn?
Nee,
De norm die overtreden is, hoeft niet per se een wettelijk voorschrift te zijn. Dit kan ook een ongeschreven norm zijn. Dit kunnen we zien in het voorbeeld van de brandstichting. Daar waren zedelijke (ongeschreven) normen door de vrouw overtreden, die echter niet strekten tot bescherming van het belang waarin de verzekeringsmaatschappij was geschaad.
In een aantal gevallen kan de pleger van een onrechtmatige daad toch aansprakelijk worden gesteld, terwijl hij op grond van het relativiteitsvereiste niet aansprakelijk is?
Omdat zijn handelen tegelijkertijd in strijd is met een (ongeschreven) norm die juist wel strekt tot bescherming van het belang waarin de gelaedeerde is getroffen.
Zo zal in het voorbeeld van de gemeente die de wegen verwaarloost, het handelen ook tegenover de verwonde burger als onrechtmatig kunnen worden beschouwd omdat dit handelen in strijd is met de ongeschreven norm dat men ten aanzien van de veiligheid van eens anders persoon of goed de nodige zorgvuldigheid moet betrachten.
Waar wordt de toerekenbaarheid omschreven?
artikel 6:162, derde lid
Uit deze bepaling kunnen we drie gevallen halen waarin de daad aan depleger kan worden toegerekend:
- de daad is te wijten aan de schuld van de pleger.
- de daad is te wijten aan een oorzaak welke krachtens de wet voor rekening van
de pleger komt. - de daad is te wijten aan een oorzaak welke krachtens de verkeersopvattingen
voor rekening van de pleger komt.
Omschrijf schuld als bedoeld in art 6:162 lid 3?
De uitdrukking “schuld hebben” wordt gebruikt om aan te duiden dat iemand moreel en psychisch verantwoordelijk wordt gesteld voor de nadelige gevolgen van zijn verkeerd handelen. Dit veronderstelt dat hij de daad achterwege had kunnen laten, teneinde het intreden van de nadelige gevolgen te voorkomen. In deze betekenis wordt het begrip “schuld” in art. 6:162 lid 3 gebruikt. De pleger van een onrechtmatige daad wordt voor haar gevolgen verantwoordelijk gesteld, omdat hem er een verwijt van kan worden gemaakt dat hij de daad heeft verricht. Om deze reden kan de onrechtmatige daad aan hem worden toegerekend.’
Wat betekent het subjectieve schuldbegrip uit art 6:162 lid 3?
Het schuldvereiste in artikel 6:162, derde lid moet in subjectieve zin worden opgevat. Hiermee bedoelen we aan te geven dat bij de schuldvraag gekeken wordt naar ‘de pleger in kwestie’. Deze dader kan, rekening houdend met zijn eventuele onvolmaaktheden, de onrechtmatige daad worden verweten.
Omschrijf De daad komt op andere gronden voor rekening van de dader?
ad 1)De daad is te wijten aan de schuld van de pleger
Een daad kan ook aan de dader worden toegerekend zonder dat aan de dader een verwijt van zijn daad valt te maken. Anders gezegd: indien schuld zoals opgevat in artikel 6:162, derde lid ontbreekt, kan de dader onder omstandigheden toch aansprakelijk worden gesteld op grond van onrechtmatige daad (indien natuurlijk
ook aan de overige vereisten in dit artikel is voldaan) omdat de daad op andere gronden aan de dader wordt toegerekend.
De toerekening van de daad aan de dader kan plaatsvinden krachtens de wet.
Omschrijf?
ad 2) De toerekening van de daad aan de dader kan plaatsvinden krachtens de wet
artikel 6:165
Op grond van de bepaling neergelegd in artikel 6:165, eerste lid wordt een onrechtmatige daad toegerekend aan de dader van veertien jaar of ouder, indien de daad is verricht onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming. Let hier dus op: aan de dader.
Voorbeeld:
• V lijdt aan een ernstige vorm van epilepsie en hij heeft heel vaak aanvallen. Op grond daarvan hebben de artsen hem ten strengste verboden auto te rijden.
V stapt op een gegeven moment toch zelf achter het stuur van zijn auto en krijgt tijdens de autorit een zware epilepsieaanval waardoor hij de macht over het stuur verliest en met zijn auto tegen twee andere auto’s botst, die daardoor zwaar beschadigd worden.
V heeft onrechtmatig gehandeld ten gevolge van een lichamelijke tekortkoming. V kende deze lichamelijke tekortkoming en wist dat hij vanwege deze tekortkoming niet zelf achter het stuur van een auto plaats mocht nemen. In casu is dus sprake van schuld aan de zijde van V. Aan V kan zijn onrechtmatig handelen verweten worden.
• Stel nu dat V niet aan epilepsie zou lijden, maar een gezonde man is. V gaat nu eveneens zelf achter het stuur van zijn auto zitten. Tijdens de autorit wordt V getroffen door een hersenbloeding, waardoor hij de macht over het stuur verliest en met zijn auto tegen twee andere auto’s botst, die daardoor zwaar beschadigd worden. V heeft ook nu weer onrechtmatig gehandeld ten gevolge van een lichamelijke tekortkoming. V wist echter niet van tevoren dat hij getroffen zou worden door een hersenbloeding en behoefde dit als gezond mens ook niet aan te nemen.
V kan in casu dus geen verwijt gemaakt worden van zijn onrechtmatig handelen, maar op grond van artikel 6:165 – op grond van de wet – wordt dit onrechtmatig handelen wel aan V toegerekend.
De wet geeft ook een voorbeeld van een geval waarin er bij de dader wel sprake kan zijn van verwijtbaar gedrag maar dit verwijtbaar gedrag niettemin niet aan de dader wordt toegerekend.
Welke?
artikel 6:164
Op grond van deze bepaling kunnen kinderen beneden de veertien jaar niet aansprakelijk gesteld worden.
Een daad blijft voor rekening van de dader, en wel op grond van de verkeersopvattingen.
Omschrijf?
Parl. gesch. Boek 6, blz. 618-619.
‘Ook echter op het gebied van de onrechtmatige daad wordt vaak aangenomen dat er zekere factoren zijn die voor rekening van de dader komen, in dier voege dat, ook al treft de dader in concreto ten aanzien van die factor geen verwijt, niettemin een vordering tot schadevergoeding gebaseerd op de algemene onrechtmatige daadsregel, kan worden toegewezen. Zo heeft de Engelse rechter beslist dat de kort tevoren afgestudeerde arts die door gebrek aan ervaring een kunstfout maakt, die een ervaren arts zou hebben vermeden, zich met een beroep op zijn gebrek aan ervaring niet aan aansprakelijkheid kan onttrekken. Hetzelfde is verdedigd met betrekking tot degene die kort na het verkrijgen van zijn rijbewijs met zijn auto een ongeluk maakt, dat een ervaren automobilist niet zou zijn overkomen.’