L15 : De gevolgen/de inhoud van de overeenkomst Flashcards
Waar staat wat tot de inhoud van een overeenkomst behoort?
artikel 6:248
Volgens artikel 6:248 worden de gevolgen (en daarmee de inhoud) van een overeenkomst bepaald door een aantal factoren.
- de gevolgen die door partijen zijn overeengekomen
- de gevolgen die uit de wet voortvloeien
- de gevolgen die uit de gewoonte voortvloeien
- de gevolgen die uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
Hoe wordt de inhoud van een overeenkomst bepaald?
De inhoud van een overeenkomst wordt in de eerste plaats bepaald door hetgeen partijen bij de overeenkomst hebben afgesproken.
We kunnen bij de vaststelling van de inhoud van de overeenkomst twee fasen afeiden.
Welke?
De eerste fase betreft de uitleg van de overeenkomst.
De tweede fase staat in het teken van de vaststelling van de rechtsgevolgen van de overeenkomst.
In welk arrest geeft de Hoge Raad aan welke maatstaf moet worden aangelegd bij de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld?
Haviltex- arrest (HR 13 maart 1981, NJ 1981
Wat is De kernoverweging van het arrest Haviltex?
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van pp. is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die pp. in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten
toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen pp. behoren en welke rechtskennis van zodanige pp. kan worden verwacht. ́
Is de Haviltes formule alleen van toepassing op schriftelijke overeenkomsten?
Hoewel de Hoge Raad spreekt van ‘schriftelijke contracten’ kan de formule ook worden toegepast op mondelinge overeenkomsten, voor zover duidelijk wordt welke bewoordingen contractspartijen hebben gebezigd.
Voorbeeld (ook te gebruiken in volgende kaartjes)
De heer Verstegen is de trotse eigenaar van een Mercedes 190D. Door de vele poetsbeurten en onder invloed van wind en regen zijn op het dak en de motorkap van de Mercedes haar!jne krasjes in de witte lak ontstaan. Meneer Verstegen wil daar absoluut iets aan laten doen. Verstegen besluit zijn Mercedes te laten overspuiten. Hij vervoegt zich daartoe tot garage ́Quick Service ́. Quick Service beschikt over een eigen autospuiterij. Tijdens de onderhandelingen over de totstandkoming van de overeenkomst met Quick Service ontspint zich de volgende conversatie. ́Dus u kunt de auto nog voor volgende week woensdag overspuiten? ́. ́Oh dat is helemaal geen probleem meneer. We hebben het op dit moment niet zo druk, ziet u ́. De eigenaar
van de garage vraagt € 3500 (incl. btw) voor het geheel overspuiten van de Mercedes in zijn originele kleur. Verstegen zit met de vraagprijs een beetje in zijn maag. Hij vindt dat toch wel erg duur. Verstegen denkt even na over het aanbod van de garagehouder. Dan zegt Verstegen: ́Is het niet mogelijk de auto zwart over te spuiten? ́. De garagehouder kijkt een beetje beduusd en antwoord dan: ́Ok meneer, dat is geen probleem. ́ Verstegen verlaat daarop opgewekt de garage.
Een week later verlaat Verstegen – nog steeds in een goede stemming verkerend – zijn huis om zijn auto af te halen. Als de eigenaar van de garage Verstegen ziet, zegt hij: ́Ah, meneer Verstegen daar bent u al. Hij is heel mooi geworden. Wilt u mij volgen? ́. Dan wijst de eigenaar van de garage de nieuw gespoten Mercedes van Verstegen aan. Verstegen verstijft bij het zien van zijn Mercedes. De Mercedes is helemaal zwart overgespoten. ́Wat moet dit betekenen? Waarom is ie niet wit gespoten? ́, schreeuwt Verstegen. ́Hoezo, u wilde hem toch liever zwart overgespoten hebben ́, antwoordt de garagehouder vol verbazing. Verstegen weigert vervolgens de rekening van € 3500 te betalen.
Uitleg Haviltex op voorbeeld (1)?
- De rechter mag een onduidelijk beding niet slechts zuiver taalkundig uitleggen. Dat wil overigens niet zeggen dat een zuiver taalkundige uitleg niet zou mogen worden toegepast. De rechter mag een beding uiteraard grammaticaal uitleggen. Dat mag echter niet de enige maatstaf zijn. Een taalkundige uitleg leidt in ons voorbeeld ook niet tot een oplossing van het geschil. Het woord ́zwart ́ heeft hier immers duidelijk een dubbele betekenis.
- De rechter dient vervolgens de zogenoemde ‘over en weer-formule’ uit de Haviltex-formule toe te passen, daarbij dient hij de volgende subvragen te onderzoeken:
a. welke zin mocht Quick Service in de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs toekennen aan de woorden: ́Is het niet mogelijk de auto
zwart over te spuiten? ́
b. welke zin mocht Verstegen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs
toekennen aan de woorden: ́Is het niet mogelijk de auto zwart over te
spuiten? ́
c. wat mocht Quick Service in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs
van Verstegen verwachten als eerstgenoemde de woorden: ́Is het niet
mogelijk de auto zwart over te spuiten? ́ van laatstgenoemde hoort?
d. wat mocht Verstegen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van
Quick Service verwachten als eerstgenoemde de woorden: ́Is het niet mogelijk de auto zwart over te spuiten? ́ jegens laatstgenoemde uitspreekt?
Uitleg Haviltex op voorbeeld (2)?
- Bij het toepassen van de onder 2 weergegeven over en weer-formule kan mede van belang zijn:
a. de maatschappelijke kringen waartoe Quick Service en Verstegen behoren
b. de mate van kennis van het recht die van Quick Service en Verstegen kan worden verwacht.
Is op basis van de Haviltex formule een uitspraak van de rechter te voorspellen?
Gezien het feit dat de Haviltex-formule een zogenoemde ‘omstandighedentoets’ betreft, is het lastig de uitspraak van de rechter te voorspellen. De toepassing van de Haviltex-formule is sterk afhankelijk van de context waarin bepaalde woorden worden gebruikt.
Wij zouden in dezen willen opteren voor de uitleg die de garagehouder geeft aan de woorden van Verstegen. De centrale vraag is of Verstegen, gegeven de concrete omstandigheden, redelijkerwijs van Quick Service zou mogen verwachten dat Quick Service een rekening zonder btw zou uitschrijven. Dat zou betekenen dat Verstegen zou mogen verwachten dat Quick Service bereid zou zijn zich schuldig te maken aan belastingfraude. Dat lijkt ons niet voor de hand liggend. Verstegen zou dan moeten bewijzen dat hem bekend was dat Quick Service vaker auto’s overspuit zonder btw in rekening te brengen. Nu de casus niet aangeeft dat Quick Service zich regelmatig schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude, moeten we ervan uitgaan dat zulks niet het geval is. Daarmee staat vast dat de uitleg die Quick Service geeft aan de zin: ́Is het niet mogelijk de auto zwart over te spuiten? ́ doorslaggevend is. Verstegen zal de rekening van € 3500 (incl. btw) alsnog moeten betalen.
Wat zijn Aanvullingsfactoren?
artikel 6:248, eerste lid
We kunnen uit dit citaat afeiden dat weliswaar de inhoud van de overeenkomst in de eerste plaats wordt bepaald door de partijafspraak, maar dat we er daarmee nog niet zijn omdat deze afspraken in de meeste gevallen niet volledig zullen zijn. In dat geval zal de inhoud van de overeenkomst moeten worden aangevuld. De
overeenkomst heeft namelijk, aldus artikel 6:248, eerste lid, ook nog die gevolgen, welke, naar de aard van de overeenkomst voortvloeien uit de wet, de gewoonte en de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Wat zijn benoemde overeenkomsten?
overeenkomsten die expliciet in de wet zijn geregeld
De door de wetgever opgestelde regels met betrekking tot de hier vermelde overeenkomsten zijn zowel regels van aanvullend recht – regels waarvan door partijen kan worden afgeweken – als regels van dwingend recht – regels waarvan door partijen niet kan worden afgeweken
Wat betekent:
Regels van aanvullend recht zijn dus aanvullingsfactoren van een overeenkomst?
De regels van aanvullend recht moeten geraadpleegd worden en geacht worden tot de inhoud van de overeenkomst te behoren als de afspraken die partijen hebben gemaakt geen uitsluitsel geven.
Voorbeeld van aanvullend recht
Consument A koopt van B die een meubelzaak heeft, een boekenkast. A en B komen overeen dat B de boekenkast bij A zal a”everen. De boekenkast wordt inderdaad door een van de chauffeurs van B bij A afgeleverd.
De chauffeur deelt A mede dat door A de transportkosten ten bedrage van € 50 betaald moeten worden.
A stelt zich echter op het standpunt dat hij de transportkosten niet behoeft te betalen, daar hem daarover niets is medegedeeld.
In deze biedt artikel 7:13 de oplossing. In dit artikel wordt onder andere bepaald dat kosten slechts gevorderd kunnen worden voor zover zij bij het sluiten van de overeenkomst door de verkoper afzonderlijk zijn opgegeven. Aangezien daarvan in casu geen sprake is, behoeft koper A niet de transportkosten voor zijn rekening te nemen.