Kapitel 5 Sieh und lies mal 2 (woorden) Flashcards
1
Q
betreuen
A
verzorgen
2
Q
gefragt
A
gewild
3
Q
herrichten
A
in orde maken
4
Q
klauen
A
jatten
5
Q
modrig
A
muf
6
Q
der Muskelkater
A
de spierpijn
7
Q
der Rabatt
A
de korting
8
Q
riechen
A
ruiken
9
Q
das Schild
A
het bord
10
Q
sich trauen
A
durven
11
Q
die Behörde
A
de instantie
12
Q
feuern
A
ontslaan
13
Q
fieberhart
A
koortsachtig
14
Q
die Gegend
A
de buurt
15
Q
geradezu
A
welhaast
16
Q
der Imbiss
A
de snackbar
17
Q
die Quälerei
A
het getreiter
18
Q
die Steuern
A
de belasting
19
Q
überfordern
A
te veel eisen van
20
Q
vermieten
A
verhuren
21
Q
verpassen
A
missen
22
Q
verrückt
A
gek
23
Q
versprechen
A
beloven
24
Q
das Vorstellungsgespräch
A
het sollicitatiegesprek
25
Q
die Zutaten
A
de ingrediënten
