Kapitel 5 Examentraining (woorden) Flashcards
1
Q
das Alter
A
de leeftijd
2
Q
der Anlass
A
de aanleiding
3
Q
anwenden
A
toepassen
4
Q
berücksichtigen
A
rekening houden met
5
Q
der Blödsinn
A
de onzin
6
Q
die Kneipe
A
de kroeg
7
Q
lächerlich
A
belachelijk
8
Q
sich langweilen
A
zich vervelen
9
Q
das Merkmal
A
het kenmerk
10
Q
offenbar
A
blijkbaar
11
Q
der Schluss
A
de conclusie
12
Q
seltsam
A
vreemd
13
Q
der Stau
A
de file
14
Q
das Vergnügen
A
het plezier
15
Q
der Widerspruch
A
de tegenstelling