Kapitel 1 Sieh und lies mal 2 (woorden) Flashcards
1
Q
außerdem
A
bovendien
2
Q
die Beziehung
A
de relatie
3
Q
die Faulheit
A
de luiheid
4
Q
keine Ahnung
A
geen idee
5
Q
die Lust
A
de zin
6
Q
obwohl
A
hoewel
7
Q
der Quatsch
A
de onzin
8
Q
schließlich
A
tenslotte
9
Q
verstehen
A
begrijpen
10
Q
die Zuversicht
A
het vertrouwen
11
Q
allerdings
A
echter
12
Q
altmodisch
A
ouderwets
13
Q
die Angst
A
de angst
14
Q
auslösen
A
veroorzaken
15
Q
einschlagen
A
aanslaan
16
Q
der Erfolg
A
het succes
17
Q
fleißig
A
ijverig
18
Q
genügen
A
voldoende zijn
19
Q
die Gewissheit
A
de zekerheid
20
Q
prägen
A
kenmerken
21
Q
rüsten sich gegen
A
zich beschermen tegen
22
Q
schwer
A
moeilijk
23
Q
die Staffel
A
de reeks
24
Q
veröffentlichen
A
publiceren
25
Q
zudem
A
bovendien
