Kapitel 4 Examentraining (woorden) Flashcards
1
Q
die Anforderung
A
de eis
2
Q
aufschieben
A
uitstellen
3
Q
die Aussicht
A
het vooruitzicht
4
Q
betrachten als
A
zien als
5
Q
damals
A
toen
6
Q
die Ehe
A
het huwelijk
7
Q
keineswegs
A
helemaal niet
8
Q
langfristig
A
op de lange termijn
9
Q
reizvoll
A
aantrekkelijk
10
Q
im Schnitt
A
gemiddeld
11
Q
schon
A
al
12
Q
die Sehnsucht
A
het verlangen
13
Q
sinken
A
dalen
14
Q
stattdessen
A
in plaats daarvan
15
Q
zuletzt
A
tenslotte