infecties van de lagere luchtwegen Flashcards

1
Q

pneumonie definitie

A

ontsteking van longblaasjes en omliggend weefsel, vaak door infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

community acquired pneumoia

A

pneumonie die ontstaat na besmetting door een ander geinfecteerd persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mortalitieit pneumonie

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mortaliteit pneumonie op IC

A

30-40%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diagnose pneumonie

A
  • x-thorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is er te zien op een x-thorax bij pneumonie

A
  • infiltraat
    • densiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe ontstaat infiltraat bij pneumonie

A

kolonisatie door virus of bacterie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de beschermingsmechanismen van de longen tegen microorganismen

A
  • inslikken aangehoeste bacterien
  • trilhaarepitheel in trachea -> bacterien terug naar mond
  • mucosale oppervlak heeft antimicrobiele eigenschappen
    • IgA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

algemene symptomen pneumonie

A
  • koorts
  • hoesten (evt met slijm)
  • dyspneu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

belangrijke vragen anamnese pneumonie

A
  • duur van de klachten
  • ernst van de klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verwekkers pneumonie

A
  • pneumokokken
  • mycoplasmasoorten
  • heamophilus influenzae
  • legionella pneumophila
  • staphylococcus aureus
  • chlamydia trachomatis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pneumonie door pneumokokken

A

40% van pneumonien
- acute thoracale pijn
- bloederig sputum
- koude rillingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pneumonie door staphylococcen

A

5% van gevallen
- acute thoracale pijn
- bloederig sputum
- koude rillingen

vaak gaat er een eerdere infectie aan vooraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pneumonie door legionella pneumophila

A

5% van de gevallen
- acute thoracale pijn
- bloederig sputum
- koude rillingen

risico neemt toe als de patient in aanraking is geweest met zwembaden in warme landen, sauna’s en oude hotels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pneumonie door haemophilus influenzae

A

10% van gevallen
- mild beloop
- groenig sputum
- minder erge koorts

vaak COPD of andere comorbiditeit aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pneumonie door mycoplasmasoort

A

8% van gevallen
- griepachtig beeld
- spierpijn
- hoofdpijn

jonge mensen zonder comorbiditeiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

pneumonie door chlamydia trachomatis

A

1% van gevallen
- griepachtig beeld
- spierpijn
- hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

lichamelijk onderzoek bij pneumonie

A
  • bewustzijn pt
  • zuurstofsaturatie
  • mate van kortademigheid
  • bloeddruk
  • pols
  • temperatuur
  • crepitaties
  • scherp ademgeruis (bij ernstige pneumonie)
  • gedempte percussie
19
Q

aanvullend onderzoek pneumonie

A

algemeen lab:
- leukocyten met differentiatie
- CRP
- leverenzymen
- nierfunctie

x-thorax
arteriele bloedgasanalyse
ECG
cytrogram/kweek van sputum
bloedkweek
specifieke testen voor bepaalde verwekkers
serologie
pleurapunctie
bronchoscopie
CT

20
Q

met urineantigeentesten zijn de volgende bacterien aan te tonen

A
  • legionella
  • pneumokokken
21
Q

CURB-65-score

A

C: confusion - verwarring
U: ureum - hoger dan 7 mmol/L
R: respiratory rate -ademhalingsfrequentie boven 28/min
B: bloeddruk - bovendruk onder 90 of onderdruk onder 60
65: ouder dan 65

22
Q

CURB-65 interpretatie

A

0-1: thuisbehandeling
2: korte opname
3+: lange opname, soms IC

23
Q

pneumokokken reageren op:

A
  • penicilline
  • amoxicilline
  • erytromycine
24
Q

haemophilus influenzae reageert op

A
  • amoxycilline
  • ciproxin
25
Q

legionella pneumophila reageert op

A
  • ciproxin
  • erytromicine
26
Q

chlamydia trachomatis reageert op

A
  • erytromycine
27
Q

stafylokokken reageren op

A
  • flucloxacilline
  • amoxycilline + clavulaanzuur
28
Q

empirische AB bij CURB van 0-2

A

amoxicilline

29
Q

empirisch AB bij CURB 3+ niet op IC

A

cefuroxim

30
Q

empirisch AB bij CURB 3+ op IC

A
  • cefalosporine
  • ciproxin
  • moxifloxacine/levofloxacine
31
Q

maximale tijd tussen vaststellen CURB van 3 of hoger en start AB kuur

A

4 uur

32
Q

behandelduur pneumonie door pneumokokken

A

5-7 dagen

33
Q

behandelduur pneumonie door stafylococcen

A

14 dagen

34
Q

behandelduur pneumonie door mycoplasma pneumoniae

A

14 dagen

35
Q

behandelduur pneumonie door legionella pneumophila

A

7-10 dagen

36
Q

faalt de behandeling?

A
  • opnieuw kweken
  • AB uitbreiden
  • extra onderzoeken
    • bronchoscopie
    • CT
37
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij COPD patienten

A
  • streptococcus pneumoniae
  • haemophilus influenzae
  • moraxella catarrhalis
38
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij patienten met CF

A
  • pseudomonassoorten
  • staphylococcus aureus
  • burkholderiasoorten
39
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij alcoholisten

A
  • streptococcus pneuminiae
  • klebsiella pneumoniae
40
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij IV drugsgebruikers

A
  • streptococcus pneumoniae
  • haemophilus influenzae
  • staphylococcus aureus
  • mycobacterium tuberculosis
41
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij patienten met een t-cel stoornis

A
  • pneumocystis
  • mycobacterium tuberculosis
  • legionella pneumophila
42
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij patienten met een b-cel stoornis

A
  • streptococcus pneumoniae
  • haemophilus influenzae
43
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij patienten met een splenectomie

A
  • streptococcus pneumoniae
  • heamophilus influenzae