Hoofdstuk 4.1: celgroei en celdeling bij eukaryoten: de celcyclus Flashcards

1
Q

blijven cellen onbeperkt bestaan?

A

nee, ze zijn onderhevig aan veroudering en moeten uiteindelijk afsterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat gebeurt er in de interfase?

A

de inhoud van de cel wordt verdubbeld (zodat de cel kan gaan delen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit welke 2 delen bestaat de celdeling?

A
  • de kerndeling (karyokinese)

- de deling van het cytoplasma (cytokinese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de celcyclus?

A

het geheel van de interfase en de celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe lang is de celcyclus bij eencellige eukaryoten?

A

in optimale groeiomstandigheden ongeveer 1 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe veel tijd neemt de celcyclus in beslag bij snel delende cellen in een hoge organisme?

A

24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

in welke periode in de interfase treedt DNA verdubbeling op?

A

in de S-fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de G1 en G2 fase? (gap)

A

de periodes in de interfase waarin geen DNA wordt gesynthetiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doet het enzym helicase?

A

die haalt de strengen uit elkaar nadat de DNA strengen ontwonden zijn van de histonen. hij verbreekt de waterstofbruggen tussen de basen. hierdoor ontstaat een replicatievork

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar wordt de RNA primer aangelegd en door welk enzym?

A

door het enzym primase, op de plaats waar de replicatie zal starten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doet DNA polymerase?

A

DNA strengen worden verdubbeld onder invloed van DNA polymerase, dat nucleotiden aanhecht telkens in 5’–> 3’richting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 2 nieuwe strengen ontstaan na DNA polymerase?

A
  • leading streng die continu wordt gerepliceerd

- antiparallelle streng waarbij telkens korte DNA fragmenten worden gerepliceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn Ozaki fragmenten?

A

RNA primers met daarbij horende stukjes DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er na de replicatie?

A

het enzym exonuclease verwijdert de RNA primers en de DNA strengen worden opnieuw opgewonden rond de histonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebeurt er tijdens de celdeling met de verschillende chromatinedraden/chromosomen

A

dan worden ze opgespiraliseerd tot de typische X vormige structuren die je in de metafase van de celdeling kan waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

als de chromosomen in een X vorm liggen wat kun je er dan over zeggen?

A

dat het dan altijd gaat om verdubbelde chromosomen

17
Q

hoeveel chromosomen heeft een mens?

A

46 chromosomen

18
Q

welke geslachtschromosomen bepalen of je een man of een vrouw bent?

A

man: XY
vrouw: XX

19
Q

wat is er anders aan de S-fase van dierlijke cellen?

A

daar begint ook een verdubbeling van het centriolenpaar. aan het einde van de G2 fase beschikt de humane cel dus over 2 centriolenparen

20
Q

in welke 4 grote stadia wordt de kerndeling volgens de mitose onderverdeeld?

A

profase, metafase, anafase en telofase

21
Q

wat gebeurt er in de profase?

A

het chromatinemateriaal condenseert tot de X-vormige chromosomen. tijdens het condenseren verdwijnt de nucleus. aan het begin van de profase wordt het gehele cytoskelet van de cel gedepolymeriseerd waardoor een grote voorraad van tubulinedimeren ontstaat

22
Q

wat gebeurt er op het einde van de profase?

A

de kernmembraan desintegreert. de fragmenten ervan blijven tijdens de mitose verspreid liggen rond de spoelfiguur. op de centromeren van de chromosomen wordt aan weerszijden een gespecialiseerde structuur, de kinetochoor gevormd waar zich speciale kintochoor-microtubuli op vasthechten. het zijn deze microtubuli die verantwoordelijk zijn voor de beweging van de chromosomen.

23
Q

wat gebeurt er in de metafase?

A

de kinetochoor microtubuli zorgen er voor dat de chromosomen allemaal naast elkaar in het middenvlak (metafaseplaat) van de cel komen te liggen.

24
Q

wat gebeurt er in de anafase?

A

de kinetochoormicrotubuli worden plots korter waardoor de dochterchromatiden uit elkaar worden getrokken en vrij snel naar de polen van de cel bewegen. ook verlengen de microtubuli van de spoelfiguur waardoor de 2 polen ervan ook uit elkaar bewegen en zo het uiteengaan van de dochterchromatiden versnellen

25
Q

wanneer begint de telofase?

A

wanneer de chromosomen aan de polen gearriveerd zijn

26
Q

wat gebeurt er in de telofase?

A

de kinetochoor-microtubuli verdwijnen en de chromosomen desacraliseren. rond elke groep van chromosomen wordt een nieuwe kernmembraan aangelegd en ook de nucleolus verschijnt opnieuw

27
Q

mitose =

A

een kerndeling waarbij de kernen van dochtercellen identiek zijn aan de kern van de cel waaruit ze zijn ontstaan. na de mitose/gewone kerndeling ontstaan 2 dochterkernen met hetzelfde chromosomenaantal als de ouderlijke cel

28
Q

wat zijn cytostatica?

A

celdodende medicamenten

29
Q

waar dienen sommige cytostatica voor?

A

ze binden aan de microtubuli die tijdens de kerndeling zorgen voor de verdeling van de chromosomen. hierdoor kan de mitose zich niet voltooien.