Hoofdstuk 2: begrippen Flashcards
cytoplasma =
een waterige oplossing waarin zich de biochemische verbindingen, enzymen en celstructuren bevinden
sarcolemma =
buitenmembraan van een spiervezel
glycocalyx =
laag van koolhydraatketens, specifiek voor dierlijke cellen
osmose=
beweging van watermoleculen doorheen een membraan
isotoon =
2 oplossingen die dezelfde osmotische waarde hebben
hypertoon =
oplossing die een hogere osmotische waarde heeft
hypotoon =
oplossing die en lagere osmotische waarde heeft t.o.v. een andere oplossing
passief transport =
wanneer de cel zelf geen energie levert om het transport te laten plaatsvinden
actief transport =
als voor passage van een bepaalde stof de cel energie moet leveren
vestibulair transport =
de stoffen worden in membraanblaasjes verpakt en worden in en uit de cel verplaatst
elektrochemische Gradient =
het samenspel van de chemische Gradient en de elektrische Gradient
geleide/ gefaciliteerde diffusie =
passief transport dat gemedieerd wordt m.b.v. transportproteinen
glucosetransporter (GLUT)
het transporteiwit dat instaat voor het transport van glucose
primair actief transport
de energie kan rechtstreeks tijdens het transport worden aangewend
secundair actief transport =
als energie niet rechtstreeks wordt aangewend onder de vorm van ATP