Het kwaad Flashcards
Wat is het logische probleem van het kwaad?
God is alwetend, almachtig en algoed (belichaming van het goede).
Hoe kan dit worden verenigd met al het kwaad en lijden in de wereld?
Of je moet ontkennen dat het kwaad niet bestaat. Of je moet stellen dat als het kwaad bestaat dat God niet Algoed is. Als hij alwetend is en almachtig, doet hij niets om het kwaad te voorkomen. Of god is niet alwetend of hij kan niets aan het kwaad doen. Dus: P1: Het is logischerwijs onmogelijk dat zowel God als het kwaad en ondragelijk lijden bestaan. P2: Het kwaad en ondragelijk lijden bestaan → God bestaat niet.
Wat is de theodicee van de zonde?
Het kwaad als straf voor zowel de erfzonde: kleeft aan ieder mens als gevolg van de zondeval van het eerste mensenpaar (thanks Adam en Eva) en het probleem van de verantwoordelijkheid.
Wat is de theodicee van de vrije wil?
De mens als veroorzaker van het kwaad, want de mens heeft een vrije wil gekregen van God.
Het kwaad als voorwaarde voor vrijheid en moraal, God heeft het kwaad in de wereld toegelaten.
Hoe vatten Plato en Augustinus het kwaad op?
Het kwaad als corruptie:
-Kritiek op het goed-kwaaddualisme: Het kwaad is geen bestaand iets, maar de gedeeltelijke afwezigheid of de corruptie van het goede. Dus het absolute kwaad bestaat niet.
-Onderscheid tussen moreel en natuurlijk kwaad:
Moreel kwaad: corruptie van de wil, het kwaad ligt dus niet vast in een object, maar in het verkeerde gebruik van de vrije wil.
Natuurlijk kwaad: bestraffing van verkeerd gebruik van de wil (bijv. natuurrampen).
De wil is belangrijk en goed, maar kan gecorrumpeerd worden.
Wat is de verdediging van God tegen de vrije wil?
God had verschillende werelden kunnen scheppen, maar hij heeft de beste gemaakt. Er komt wel kwaad voor. Alles dat geschapen is, is namelijk altijd minder perfect dan de schepper zelf. In deze wereld hebben we een vrije wil. Juist door de aanwezigheid van het kwaad hebben we de mogelijkheid om goed te doen.
Welk onderscheid maakt Kant over het kwaad?
Kant maakt een onderscheid tussen das Böse (het kwaad) en das Ubel (het slechte, het ongemak)
- Afwijzing van het natuurlijk kwaad.
- Het kwaad bestaat enkel in relatie tot onze wil.
- Het kwaad bestaat enkel in de vorm van en als gevolg van verkeerde of nalatige intenties.
Goed en kwaad als morele categorieën vs plezier en pijn als gemoedstoestanden.
Wat is het radicale kwaad volgens Kant?
Antwoord op de vraag: Hoe kan het dat mensen slechte of kwade maximes aannemen?
Arendt versus Kant: Radicaal verwijst niet naar extreem kwaad, maar naar de radix (wortel) van alle kwaad in de mens. Radicaal kwaad: extreem kwaad (WOII).
Leg de aanleg van het goede en de hang tot het kwade van Kant uit.
De aanleg tot het goede: rationele ontvankelijkheid voor morele wet.
De hang tot het kwade: de neiging om niet-morele maximes tot ultieme bepalingsgrond van handelen te nemen.
Waar gaat het om bij de aanleg tot het goede versus de hang tot het kwade?
- Het gaat hier niet om privatio (afwezigheid van het goede/gebrek aan goede intentie), maar om een intentie tegenovergesteld aan de goede intentie.
- Deze neiging tot het kwade is ook niet gelegen in onze lichamelijke natuur; dan zouden we er immers niets aan kunnen doen. Kant ontkent niet dat het kwade soms te maken heeft met onze lichamelijke natuur, maar het is niet de essentie ervan.
- Het is, volgens Kant, daarentegen oordeel van onze vrijheid om zelf onze maximes te bepalen.
- Kant sluit de mogelijkheid van een ‘diabolische wil’ uit: de aanleg tot het goede en de aanhang naar het kwade gaan gepaard. Dus er kan niet zoiets zijn als het absolute kwaad.
Wat is er problematisch aan Kants beschrijving van het radicale kwaad?
Volgens Kant heeft ieder mens de neiging naar kwaad. Hij beantwoord de vraag naar of het kwaad bestaat wel, maar niet waarom of waardoor. Het is dus geen rechtvaardiging van het kwaad.
Wat bedoelt Alan Wood met historische ironie?
Het idee dat juist de afkeurenswaardige eigenschappen van mensen en menselijke instituties bijdragen aan de ontwikkeling in de richting van het hoogste goed.
Het kwaad als ‘slijpsteen van de moraal’ en als voorwaarde voor het goede.