Geluk en welzijn Flashcards

1
Q

Wat is de hoofdvraag van taxonomie?

A

Wat is geluk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee vragen vallen onder taxonomie?

A
  1. Klopt het om te zeggen dat ‘geluk’ ‘X’ betekent? Is het zinvol om ‘geluk’ als ‘X’ te definiëren?
  2. Welke definitie van ‘geluk’ klopt beter, werkt beter? X,Y of Z?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel en de voordelen van taxonomie?

A

Het ontwikkelen van een juiste of handzame ethische theorie: hoe word ik gelukkig? Hoe kunnen we geluk het beste begrijpen? En het kritisch vergelijken van theorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie theorieën over geluk volgens Parfit/Sumner?

A
  1. Subjectief.
  2. Objectief.
  3. Hybride.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat behoort tot de subjectieve theorie over geluk?

A
  1. Hedonistische theorie:
    - Sensorisch.
    - Attitude.
  2. Verlangentheorie:
    - Eenvoudige: het gaat gewoon om de verlangens van iemand.
    - Geïnformeerde: men heeft bepaalde verlangens, maar zijn niet goed genoeg geïnformeerd over het verlangen. Dan is het geen oprecht verlangen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat behoort tot de objectieve theorie over geluk?

A

De objectievelijsttheorie van Martha Nussbaum: dus 10 factoren van welzijn waaraan je moet voldoen, die geluk zouden moeten opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat behoort tot de hybride theorie over geluk?

A

De authentieke tevredenheidstheorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is het voorbeeld van de vos Aesopus kritiek op de verlangentheorie?

A

Voorbeeld van Aesopus’ vos. De vos ziet een lekker druiventrosje hangen en verlangt er sterk naar. Het verlangen is zo sterk dat de vos niets anders kan denken aan het lekkere trosje. De vos doet er alles aan om het te bemachtigen. Eenmaal bij de druiventros aangekomen, blijken de druiven helemaal niet lekker te zijn: ze zijn super zuur. Dus je enkel richten op je verlangens is geen juiste manier om te handelen: het kan vies tegenvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem twee belangrijke problemen rondom de verlangentheorie.

A
  1. Emancipatie: mensen die in een achtergestelde maatschappelijke positie zitten, kunnen sommige verlangens nooit ontwikkelen.
  2. Autonomie, vrijheid en gelijkheid: het probleem van adaptieve voorkeuren heeft niet zozeer te maken met geluk. Deze waarde zijn bij emancipatie meer aanwezig dan de rol van welzijn of geluk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een kritiekpunt op de objectievelijsttheorie.

A

De grassprietjes-teller: in hoeverre zijn sommige activiteiten nuttig/zinvol? Is problematisch voor de objectievelijsttheorie: je kunt niet zomaar een lijst met voorwaarden om gelukkig te worden opstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het onderscheid tussen attitude hedonisme en subjectieve verlangenstheorie?

A

Is iets welzijnsconstutuerend, omdat we ernaar verlangen en dat verlangen wordt ingewilligd of verlangen we naar iets omdat we geloven dat het ons welzijn zal verhogen? Of je het een of het ander kiest, is afhankelijk van hoe je je verhoudt tegenover je verlangens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de grondvraag van de Ideeëngeschiedenis?

A

Welke functie vervult geluk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee vragen worden er gesteld in de Ideeëngeschiedenis?

A
  1. Waarom wordt ‘geluk’ gedefinieerd als ‘X’? Wat vertelt de functie van geluk ons over deze manier van denken?
  2. Is het mogelijk om X,Y,Z te vergelijken? Wat vertellen Y en Z ons over onze eigen definitie van geluk als X?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de doelen en voordelen van de ideeëngeschiedenis?

A
  1. Voorkomt anarchisme.

2. Relativeren en openstellen van verschillende perspectieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt geluk beschouwd in de klassieke oudheid?

A

-Geluk (fortuna, lot) en geluk (gelukkig zijn, genot, welzijn).
-Sensorisch geluk (genot) versus innerlijk genot.
-Lust versus rede.
-Alledaagse geluk versus tevredenheid.
Ataraxia (gemoedsrust) versus eudaimonia (welzijn, voldoening, gelukzaligheid).

De nadruk ligt op de innerlijke houding: het ordenen van verlangens!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is geluk volgens Epicurus (Epicurisme)

A

Geluk in de vorm van ataraxia als hoogste goed.

  • Vrijheid van lichamelijk lijden (aponia)
  • Vrijheid van mentale onrust (ataraxia m.n. vrijheid van vrees)
  • Hedonistische theorie of verlangenstheorie?
17
Q

Wat is geluk volgens de Stoa?

A

Leven in overeenstemming met de natuur als hoogste goed.

  • Door redelijkheid via apatheia (vrijheid van emoties) naar een toestand van ataraxia.
  • Ataraxia/geluk als gevolg.
18
Q

Waar leggen Plato en Aristoteles de nadruk op binnen hun ethiek?

A
  • Het verband tussen een gelukkig en een goed leven: geluk bestaat uit het doen van het Goede.
  • Geluk als (mentale) activiteit.
  • Leven in overeenstemming met de eigen natuur.
19
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen Plato en Aristoteles?

A
  • Geluk als een (in dit leven onbereikbaar) ideaal, Plato.

- Geluk als bereikbaar in dit leven, Aristoteles.

20
Q

Wat is ethiek/geluk volgens Aristoteles?

A
  • Ethiek als de leer van het goede/gelukkige leven: eudaimonia (eu=goed, daimon=ziel). Eudaimonia is het streven naar een goede ziel (een soort gevoel van tevredenheid).
  • Ethiek als karakterleer: ethos is karakter.
  • ‘Geluk’ in het doen van het goede en is het gevolg van een levenshouding of levenswijze.
  • Geluk is de toestand van het hebben van en handelen als ‘goede ziel’.
21
Q

Behoort Aristoteles’ ethiek bij de objectievelijsttheorie of bij de authentieke tevredenheid?

A

Aristoteles benoemt een aantal voorwaarden om een goede ziel te krijgen (objectielijsttheorie). Als je kijkt naar eudaimonia als tevredenheid past het beter bij authentieke tevredenheid, want het gaat vooral om het bereiken van een toestand van tevredenheid. Kortom geen concreet antwoord tot welke theorie Aristoteles hoort.

22
Q

Wat vindt Augustinus van geluk?

A

Neo-Platonisme.

  • Geluk als onbereikbaar in dit leven.
  • Onderscheid aardse, alledaagse, sensorische geneugten en geluk als ‘hemelse’ toestand van gelukzaligheid.
  • Geluk van juiste levenswijze verwordt tot ‘louter verlangen’ genieten van het in het verwachte geluk.
  • Aardse geluk mag enkel een middel zijn voor het hemelse geluk.
  • Ascetisme (streven naar een rein/zuiver leven) en celibaat: aards geluk als afleiding en zonde.
23
Q

Wat vindt Thomas van Aquino van geluk?

A

Heropleving Aristoteliaanse geluksbegrip.

Het rijk God’s op aarde.

24
Q

Hoe werd geluk beschouwd vanuit de oudheid en de middeleeuwen (terugblik)?

A
  • Afwijzing (deels of volledig) van sensorisch geluk, de nadruk op innerlijke (en vooral rationele) toestanden.
  • Geluk ligt in belangrijke mate buiten onze handen (afhankelijk van het lot, omstandigheden, een ander bestaan).
  • Geluk an sich is nooit een belangrijke drijfveer; daarentegen altijd een gevolg, bijkomstigheid of een beloning!
  • Geluk is onlosmakelijk verbonden met een levenswijze, een houding en een manier van handelen.
25
Q

Hoe werd geluk beschouwd in de moderne tijd?

A
  • Rationalisering of verwetenschappelijking van het geluksbegrip.
  • Subjectivering of individualisering gelukservaring: het enige waar we zeker van het kunnen zijn, is het geluk zoals individuen het ervaren.
  • Problematisering van het gelijkstellen van ‘het (moreel) goede leven’ met het ‘gelukkige leven’.

Traditie, bijbelteksten, God, metafysische speculaties of autoriteit als uitgangspunten voor het denken (scholastiek), maken plaats voor zelfstandig denken, gebruik van de rede en empirische wetenschap. Baseren theorieën op eigen werk, niet meer op de voorgaande filosofen.

26
Q

Wat zijn de twee invloedrijke reacties tijdens de moderne tijd?

A
  1. Nieuw geluksbegrip tot uitgangspunt van recht en moraal (bijv. Bentham, Mill en liberalisme).
  2. Afwijzing van geluk als moreel richtsnoer (bijv. Kant en Hegel).
27
Q

Vertel kort iets over Jeremey Benthams theorie van geluk (1748-1832).

A
  • Geluk als maatstaf en leidraad voor moraal, met natuur en wetenschap als uitgangspunt.
  • Geluk als persoonlijke ervaring; niet als specifieke levenswijze.
  • Samenvallen van geluk met vrijheid.
28
Q

In welk opzicht wordt geluk betrokken tot egoïsme?

A

Herwaardering materieel geluk (via eerzucht, winstbejag, hebzucht, maar ook jaloezie, na-ijver).

  • Mandeville (1670-1733): tevredenheid, de vloek van de nijverheid.
  • Idee van hebzucht als motor van culturele en economische ontwikkeling:
  • Zonder streven naar materieel geluk, geen ontwikkelde maatschappij.
  • Zonder ontwikkelde maatschappij, geen geluk.
29
Q

Vertel iets over de afwijzing van geluk door Kant.

A
  • De plicht en categorische imperatief als universele maatstaf voor het handelen.
  • Tegenstelling sensorisch/alledaagse geluk en moreel handelen. (vb: moordenaar aan de deur)
  • Tegenstelling eudaimonia en moreel handelen.
  • We kunnen slechts hopen op geluk, maar mogen geluk nooit tot doel nemen.
  • Moreel handelen betekent handelen omdat het goed is, niet omdat we er gelukkig van worden.
30
Q

Hoe beschouwd men tegenwoordig geluk?

A

Prestatiemaatschappij, neoliberalisme: geluk als sociale (of zelfs morele) plicht en het zelf als bedrijfje.

Pascal Buckner: herwaardering van geluk als lot, als (on)geluk (chance, accident).
Dirk de Wachter: herwaardering van ongeluk en Stoa.

31
Q

Wat houdt het eigentijdse perspectief van Robeyns in?

A

-In hoeverre doen de tekst en taxonomie van Robeyns recht aan het contrast tussen ‘klassieke’ en ‘moderne’ duidingen van geluk?
-Terugkerende maatstaf is de vraag of een theorie recht kan doen aan het verschil in subjectieve ervaringen van
geluk.
-Hoe seculier is Robeyns’ welzijnsopvatting?
-Geluk/Welzijn als ‘centrale waarde’ in ons leven?