HC3.6: Risicofactoren voor osteoporose Flashcards

1
Q

definitie osteoporose:

A

is een afwijking van het gehele skelet gekenmerkt door een verlaging van de botmassa en een verlies in de onderlinge samenhang van botbalkjes resulterend in een verhoogde kans op een fractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

epidemiologie in Nl:

A
  • 800.000 vermoedelijke osteoporose patiënten (vrouwen:mannen = 80:20)
  • 160.000 gediagnosticeerde patiënten
  • 32.000 adequaat behandelde gevallen van osteoporose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

meest voorkomende osteoporotische fracturen:

A
  • wervel
  • heup
  • pols
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klinische gevolgen van een wervelfractuur:

A
  • acute en chronische pijn
  • standsveranderingen in de ruggenwervel, waardoor mensen krom gaan lopen en er dus lengteverlies kan optreden
  • afname beweeglijkheid
  • door die kromme houding, klachten van de maag zoals reflux en andere gastro-intestinale klachten
  • kortademigheid
  • depressie
  • verlies van onafhankelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

risicofactoren voor osteoporose/osteoporotische fractuur:

A
  • leeftijd
  • geslacht
  • botmineraaldichtheid
  • positieve familie anamnese
  • gewicht/lengte
  • corticosteroïdgebruik
  • immobiliteit
  • vallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

maar ook (risicofactoren):

A
  • lichamelijke activiteit
  • hyper (para)thyreoïdie
  • vroege menopauze
  • hypogonadisme
  • medicatie
  • roken, alcohol, koffie
  • calcium en vitamine D
  • m. Kahler, mastocytose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risicofactor leeftijd:

A
  • in eerste 20-25 levensjaren is bot vorming hoger dan botresorptie
  • op je 30e bereik je ongeveer piek botmassa
  • vanaf 30e neemt de bot resorptie steeds meer de overhand boven de bot vorming
  • (bij vrouwen gaat na het begin van de menopauze de daling opeens sneller)
  • op een leeftijd van ongeveer 80 is de botmassa al zodanig verlaagd, dat de kans op osteoporose steeds groter wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeeld: er spelen meer factoren een rol bij kans op fracturen bij lage BMD. want iemand van 25 met dezelfde BMD als iemand van 80, heeft nog steeds een lagere kans op een fractuur van de oudere patiënt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

factoren verborgen in de leeftijd:

A
  • botverlies
  • vermindering van de kwaliteit van het bot (verhoging botombouwactiviteit, vermindering van de onderlinge samenhang van botbalkjes, verandering samenstelling botmatrix)
  • skelet onafhankelijke factoren (vallen, reactie op vallen, absorptie val)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

risicofactor geslacht:

A
  • je ziet dat vooral de menopauze een belangrijke rol speelt in de afname van de botdichtheid bij vrouwen
  • op het moment van de menopauze, is er afname van oestrogeen
  • dat zorgt voor overproductie van het RANKL, wat er dan weer voor zorgt dat meer osteoclasten actief worden, langer leven en je krijgt dus veel meer botresorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom hebben mannen over het algemeen minder fracturen? / wat verklaart de lagere fractuurincidentie bij mannen?

A
  • kortere levensverwachting
  • hogere piek botmassa
  • grotere botten
  • ander patroon van leeftijd gerelateerd botverlies
  • ontbreken van versneld botverlies tijdens menopauze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

osteoporose bij mannen:

A
  • veel vaker een secundaire factor dan bij vrouwen (<50%)
  • belangrijkste:
    1. overmatig alcohol gebruik
    2. gebruik corticosteroïden
    3. testosteron deficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

risicofactor BMD:

A
  • WHO criteria osteoporose:
    normaal: T > -1
    osteopenie: T tussen -1 en -2,5
    osteoporose: T < -2,5
    ernstige osteoporose: T< -2,5 en osteoporotische fractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

versneld botverlies door:

A
  • vroege menopauze
  • secundaire oorzaak
  • lagere piek botmassa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

risicofactor prevalente fractuur:

A

wanneer iemand al eerder een fractuur heeft gehad, is de kans op een nieuwe fractuur verhoogd.
een nieuwe fractuur treedt meestal vrij snel op na een eerdere fractuur (voornamelijk in het eerste jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

risicofactor corticosteroïden gebruik:

A
  • het zorgt vooral voor remming van de botaanmaak door versterkte apoptose osteoblasten en osteocyten
  • steroïden worden vaak voorgeschreven voor inflammatoire aandoeningen en dat heeft ook weer effect op verhoging van de botresorptie
  • er is een snel verlies van de BMD na start met deze steroïden, die deels kan herstellen na staken van de behandeling
  • effecten zijn afhankelijk van: dagelijkse dosis, duur therapie, cumulatieve dosis.
17
Q

vervolg Glucocorticoïd Geïnduceerde Osteoporose: (GIOP)

A
  • voornaamste secundaire oorzaak van osteoporose
  • gebruik van GC bij 0,5 - 2,5 % van de volwassenen
  • reden gebruik: astam, COPD, huid en reumatische aandoeningen, orgaantransplantatie
  • 50% krijgt een fractuur bij chronisch GC gebruik
18
Q

effecten van GC op verschillende doelwitorganen:

A

heel veel verschillende effecten, maar de belangrijkste:
daling bot formatie/aanmaak
stijging bot resorptie
–> leidt tot botverlies

19
Q

bij wie is aanvullend onderzoek naar fractuur risico nodig?

A
  • personen ouder dan 50 jaar met een recente fractuur (<2 jaar geleden)
  • personen die behandeld worden met glucocorticoïden
  • personen met risicofactor voor een fractuur, zonder fractuur in het afgelopen jaar en zonder gebruik van GC
20
Q

welk aanvullend onderzoek bij personen > 50 jaar met recente fractuur (< 2 jaar geleden)?

A

zo snel mogelijk aanvullend onderzoek door middel van:
- DEXA scan en VFA (Vertebral Fracture Assesment)
- laboratoriumonderzoek
- evalueer het valrisico bij vrouwen en mannen > 50 jaar met een recente fractuur

21
Q

welk laboratoriumonderzoek bij personen > 50 jaar met recente fractuur?

A
  • BSE (bezinking), calcium, albumine, creatinine, TSH en 25(OH)D (vitamine D), alkalisch fosfatase
  • bij mannen jonger dan 70 jaar: serum testosteron bepalen
  • op indicatie: eiwitspectrum, coeliakieserologie, PTH (bij hypercalciëmie), 24 uurs urine calcium en creatinine
22
Q

aanvullend onderzoek bij personen die GC gebruiken:

A

indien prednison dosis > 2,5 mg bij personen ouder dan 40 jaar:
- verrichten DEXA scan en VFA

23
Q

aanvullend onderzoek bij personen met risicofactoren zonder fractuur in het afgelopen jaar > 60 jaar:

A

risicofactoren scorelijst invullen en als iemand dan ouder is dan 60 en 4 of meer punten heeft, dan wordt aangeraden om DEXA scan te maken.

24
Q

FRAX:

A

een score die wordt gebruikt om het risico te bepalen dat iemand in de komende 10 jaar een osteoporotische fractuur krijgt