HC1.1: Het centrale zenuwstelsel en de endocriene organen Flashcards

1
Q

multicellulair organisme:

A

onze organen hebben een hoge mate van specialisatie van cellen en celsystemen en tussen die cellen en celsystemen moet gecommuniceerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

twee belangrijke systemen voor communicatie:

A
  • zenuwstelsel: netwerk van cellen met uitlopers die contact maken
  • endocrien systeem: hormonen via de bloedsomloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn hormonen?

A
  • circuleren in het bloed
  • werken op doelwitcellen op afstand
  • doelwitcellen reageren op hormonen waarvoor zij receptoren hebben
  • effect is afhankelijk van geprogrammeerde respons van de doelwitcel (dit kan per type cel verschillen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

belangrijkste soort receptoren:

A
  • kern receptoren
  • membraan gebonden receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kern receptoren:

A

elementen in het DNA, in de kern van de cel, die in staat zijn om hormonen te binden en die in staat zijn om een signaal te genereren, nadat dat hormoon aan een receptor in de kern is gebonden.
hiervoor moet het hormoon natuurlijk wel het celmembraan kunnen passeren.
2 voorbeelden: schildklierhormoon en steroïdhormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

membraanreceptoren:

A

die receptoren zijn gelegen/verankerd in het membraan van een cel.
hormonen, die vaak geladen zijn en daardoor niet het celmembraan kunnen passeren, binden aan die receptor.
er treedt conformatie verandering op van de receptor, waardoor er binnen de cel een signaal wordt geactiveerd. dit gaat vaak via G-eiwitten en die activeren allerlei enzymen in de cel. dat leidt tot cAMP en dat leidt tot activatie van andere eiwitten in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

endocriene communicatie:

A
  • cel geeft hormoon af aan de bloedbaan
  • via de bloedbaan bereikt het de doelwit cel
  • het hormoon bindt aan de specifieke receptor op de target cel
  • het hormoon zorgt binnen die target cel voor een reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 andere vormen van communicatie via hormonen en receptoren:

A
  • paracrien: communicatie tussen verschillende cellen die heel dicht bij elkaar liggen. daarbij wordt het hormoon afgegeven aan de interstitiële vloeistof (tussen de cellen in) waarbij het direct op de target cel kan binden.
  • autocrien: hierbij is een cel die zelf het hormoon afgeeft ook in staat om zichzelf te reguleren. de cel heeft receptoren voor het hormoon dat hij zelf produceert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belangrijkste endocriene klieren:

A
  • (hypothalamus)
  • hypofyse
  • schildklier
  • bijschildklieren
  • bijnieren
  • testis
  • ovarium
  • pancreas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbeeld van een endocriene as:

A
  • hypothalamus –> hypothalaam hormoon naar
  • hypofyse voorkwab –> hypofyse voorkwab hormoon naar
  • perifere endocriene klier –> perifeer hormoon naar
  • doelwit orgaan
    negatieve feedback van perifeer hormoon naar hypofyse en hypothalamus. en negatieve feedback van hypofyse naar hypothalamus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

in gezond systeem is er hormonaal evenwicht, maar bij hormonale disbalans ontstaat…

A

endocriene ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorbeelden van endocriene ziektes:

A
  • acromegalie
  • ziekte van Cushing
  • ziekte van Addison
  • ziekte van Graves
  • ziekte van Hashimoto
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hypofyse achterkwab:

A

bestaat uit zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hypofyse voorkwab:

A

bestaat uit kliercellen die hormonen produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hypothalamus:

A
  • in de hypothalamus zie je 2 soorten neuronen:
  • neuronen met grote cellichamen en lange uitlopers die naar de hypofyse achterkwab lopen. de hormonen die in de hypofyse achterkwab aan het bloed worden afgegeven zijn dus afkomstig uit de hypothalamus.
  • en je hebt neuronen met kleine cellichamen en die geven al in het verbindingsstuk tussen hypofyse en hypothalamus hun hormonen af. en die bereiken via de bloedbaan de hypofyse voorkwab, waardoor de hormoon productie wordt beïnvloed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypofyse voorkwab hormonen:

A
  • TSH
  • ACTH
  • FSH en LH
  • Groeihormoon
  • Prolactine (PRL)
  • Endorfines
17
Q

hypofyse achterkwab hormonen:

A
  • Oxytocine
  • ADH
18
Q

de hypofyse voorkwab en achterkwab zijn van elkaar gescheiden door…

A

een soort bindweefsel laag

19
Q

histologie voorkwab:

A

allemaal eilandjes van hormoon producerende cellen

20
Q

histologie achterkwab:

A

kleine celletjes, wat uitlopers zijn van zenuwcellen die uit de hypothalamus komen.

21
Q

verdeling van hormoon producerende cellen in de hypofyse voorkwab:

A
  • 50%: groeihormoon
  • 15%: prolactine
  • 20%: ACTH
  • 5%: TSH
  • 10%: LH en FSH
22
Q

hypothalamus-hypofyse bijnier as:

A
  • hypothalamus produceert CRH en vasopressine
  • die stimuleren de hypofyse voorkwab om ACTH te produceren
  • ACTH stimuleert de bijnier schors voor de productie van cortisol en bijnierandrogenen.
  • die hormonen die de bijnier produceert hebben negatieve feedback op de hypothalamus en hypofyse
23
Q

hypothalamus-hypofyse schildklier as:

A
  • in de hypothalamus wordt het hormoon TRH gemaakt
  • dat hormoon stimuleert in de hypofyse voorkwab de productie van TSH
  • het TSH stimuleert de schildklier bij de aanmaak van het schildklier hormoon T4.
  • ook hier negatieve terugkoppeling naar hypothalamus en hypofyse
24
Q

hypothalamus-hypofyse groeihormoon as:

A
  • in de hypothalamus worden 2 hormonen gemaakt, het somatostatine en GHRH
  • die hormonen bepalen samen hoeveel groeihormoon er door de hypofyse voorkwab wordt afgegeven.
  • het GH (groeihormoon) bereikt de lever
  • het stimuleert in de lever de productie van het insulin-like growth factor 1 (IGF-1)
  • daarnaast heb je nog ghreline, uit de maag, wat direct de hypofyse voorkwab kan stimuleren in de aanmaak van GH en het kan het GHRH stimuleren
25
Q

hypothalamus-hypofyse gonaden as:

A
  • in de hypothalamus wordt het hormoon GnRH gemaakt.
  • dat stimuleert de hypofyse voorkwab in de afgifte van LH/FSH
  • LH en FSH hebben een werking op de testis en ovarium
  • LH zorgt voor vorming van progesteron
  • LH zorgt voor productie van testosteron
  • FSH zorgt voor productie van oestradiol
  • die 3 hormonen hebben weer dezelfde negatieve terugkoppeling
26
Q

prolactine afgifte (1):

A
  • prolactine wordt geproduceerd door lactotropen cellen
  • prolactine is een stof die de melkproductie stimuleert
  • bij zoog reflex (borstvoeding) gaat er een signaal via CZS naar de hypothalamus
  • wanneer er melkproductie nodig is, wordt in de hypothalamus het hormoon dopamine geremd
  • daardoor worden de prolactine producerende cellen minder geremd en gaan ze meer prolactine afgeven, wat leidt tot melkproductie
27
Q

prolactine afgifte (2):

A
  • naast dat het signaal zorgt voor remming van dopamine
  • zorgt het ook voor stimulatie van het hormoon oxytocine, wat via dia achterkwab loopt
  • oxytocine zorgt voor spiercontractie, zodat de melk ook daadwerkelijk uit de borst komt
28
Q

vasopressine:

A
  • anti-diuretisch hormoon (ADH)
  • stimuleert reabsorptie van water in de nier
  • belangrijk bij regulatie bloeddruk
29
Q

oxytocine:

A
  • baarmoeder contractie
  • borstklier bij zogen
30
Q

afgiftes van hormonen over de dag:

A
  • Prolactine, GH en TSH vooral in de nacht afgegeven
  • ACTH wordt met name in de ochtend afgegeven
  • doordat cortisol wordt gereguleerd door ACTH, is cortisol ook hoog in de ochtend en laag rond middernacht
31
Q

het grootste deel van de cortisol en schildklier hormoon is in de circulatie gebonden aan bindende eiwitten. maar een klein deel is vrij hormoon.

A

het vrije hormoon is het enige deel van het hormoon dat in het lichaam biologisch actief is.

32
Q

gebonden hormoon kan dus niet aan receptoren binden en effect hebben, maar het heeft wel als voordeel dat het minder makkelijk wordt uitgescheiden.

A
33
Q

er zijn bepaalde situaties waardin de hoeveelheid gebonden eiwit kan veranderen.

A
34
Q

voorbeeld de pil:

A
  • in de pil zitten oestrogenen
  • pil gebruik leidt tot een stimulatie van de hoeveelheid bindend eiwit
  • als die hoeveelheid bindend eiwit toeneemt, dan zal enkele uren de hoeveelheid vrij hormoon afnemen en de hoeveelheid gebonden hormoon toenemen
  • doordat de hoeveelheid vrij hormoon afneemt, zullen er terugkoppelingsmechanismen zijn, waardoor een signaal gaat naar de hypothalamus en de hypofyse om meer hormoon te produceren zodat er weer genoeg vrij hormoon komt.