HC3.3: Klinisch onderzoek van het skelet Flashcards

1
Q

osteoporose:

A
  • meest voorkomende metabole bit ziekte
  • wordt gekenmerkt door verminderde botdichtheid, wat kan leiden tot verzwakking van botten en fracturen
  • het zorgt voor morbiditeit en in enkele gevallen tot mortaliteit, wanneer het niet behandeld wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

osteopetrose:

A

tegenovergestelde van osteoporose. toegenomen botdichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oorzaken van verminderde botdichtheid:

A
  • osteoporose
  • osteomalacie
  • metastasen
  • multipel myeloom (M. Kahler)
  • hyperparathyreoïdie
  • andere oorzaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

meest voorkomende fracturen bij osteoporose:

A
  • wervel fracturen
  • heup fracturen
  • pols fracturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

osteoporose is verminderde botdichtheid in combinatie met:

A

verminderde architectuur van het bot. de bot balkjes worden minder dik en hebben minder connecties.
het is belangrijk om dit vroeg te diagnosticeren zodat fracturen kunnen worden voorkomen. door vroege behandeling kunnen pijn en hoge morbiditeit worden voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

definitie van osteoporose:

A

het is een ziekte waarbij er een lage bot dichtheid is en er verlies is van de normale bot architectuur. dit leidt tot zwakheid van botten en fracturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risicofactoren voor ontwikkelen osteoporose fracturen:

A
  • postmenopauzale vrouwen > 60 jaar
  • mannen > 70 jaar
  • mannen en vrouwen > 50 jaar die al eerder een fractuur hebben gehad
  • langer corticosteroïden gebruik
  • laag lichaamsgewicht
  • osteoporose in de familie
  • mensen die minder mobiel zijn en mensen met zittende levensstijl
  • als je vaker valt, bijvoorbeeld op oudere leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe ontstaat osteoporose?

A

meestal is er een balans tussen resorptie en aanmaak van bot. maar als je wat ouder wordt, vanaf 45-50 jaar, neemt de resorptie door de osteoclasten de overhand en ontstaat er langzaam een kleinere bot dichtheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke botten bevatten meer trabeculair bot?

A

ruggen wervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke botten bevatten meer corticaal bot?

A

lange botten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welk bot is meestal actiever, daar vindt meer bot opbouw plaats?

A

trabeculair bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar komt osteoporose vaak meer tot uiting?

A

in botten die meer trabeculair bot bevatten en dus de wervels. daar treedt eerder osteoporose op dan in de lange botten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zie je radiologisch bij osteoporose? radiologische features van osteoporose:

A
  • verminderde densiteit van het bot
  • de cortex (het corticale bot) wordt dunner
  • abnormale bot architectuur zien
  • fracturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom hoge morbiditeit bij osteoporose?

A

die fracturen zorgen vaak voor chronische pijn en daarnaast kan het tot hele afwijkende standen/houdingen van de wervelkolom leiden. en belanden mensen daarom bijvoorbeeld in een rolstoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

analyses voor osteoporose/bot dichtheid:

A
  • met DEXA scan kan botdichtheid worden gemeten
  • QCT
  • CT waarbij er software is om de botdichtheid te meten
  • echo
  • MRI
    –> maar gouden standaard is de DEXA scan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bot componenten:

A
  • botmatrix, die voornamelijk uit collageen bestaat
  • minerale componenten: hydroxyapatiet
  • magnesium, natrium en bicarbonaat
  • water
17
Q

hoe wordt de uitslag van de DEXA scan geïnterpreteerd?

A
  • aan de hand van T-score: dan wordt er gekeken naar de afwijking van de meting t.o.v. de gemiddelde waarde voor jong-volwassenen (je kijkt naar de SD’s)
  • aan de hand van de Z-score: dan wordt er gekeken naar de afwijking van de meting t.o.v. de gemiddelde waarde van mensen met zelfde leeftijd en geslacht (je kijkt naar de SD’s)
18
Q

criteria van de T-score:

A
  • normaal: T > -1 SD
  • osteopenie: T tussen -1 en -2,5 SD
  • osteoporose: T < -2,5 SD
  • ernstige osteoporose: T < -2,5 SD en osteoporotische fractuur
19
Q

meting van BMD kan worden beïnvloed door bijv. artrose, wervelinzakking of vaatverkalkingen

A