HC2.5: Diagnose en behandeling van hyperthyreoïdie Flashcards
verschil thyreotoxicose en hyperthyreoïdie:
- thyreotoxicose: teveel aan schildklierhormoon in de circulatie en weefsels
- hyperthyreoïdie: thyreotoxicose als gevolg van een overmatige schildklierhormoon productie
je noemt het dus eerst thyreotoxicose en pas als is aangetoond dat het door een probleem/ziekte van de schildklier komt, noem je het hyperthyreoïdie.
klinische beeld van iemand met thyreotoxicose:
- vermoeidheid
- warmte intolerantie
- overmatig transpireren
- warme en vochtige huid
- gewichtsverlies
- snelle en onregelmatige pols
- kortademigheid bij inspanning
- snelle darmpassage
- nervositeit
- tremor van de vingers
labwaarden TSH en FT4 bij primaire hyperthyreoïdie/thyreotoxicose:
TSH verlaagd
FT4 verhoogd
oorzaken thyreotoxicose:
- ziekte van Graves
- thyreoïditis
- Hete nodus (toxisch adenoom)
- multinodulair struma
- jodium geïnduceerd
- exogeen
- TSHoma (tumor in de hypofyse die TSH produceert)
- struma ovarii (schildkliercellen die zich in de ovaria bevinden en die schildklierhormoon maken)
- hyperemesis gravidarum (tijdens de zwangerschap, wat gepaard gaat met hoog hCG)
diagnostiek thyreotoxicose:
- bij Graves zijn er antistoffen die je kan bepalen in het bloed, de TSH receptor antistoffen
- bij ontsteking, thyreoïditis: CRP in bloed, patiënt heeft koorts en pijnlijke schildklier
- hete nodus (knobbel die te veel schildklierhormoon maakt): beeldvorming en 123-I scintigrafie (jodium 123 scintigrafie)
123-I scintigrafie:
- bij normaal en Graves: zal de hele schildklier egaal verhoogd jodium opnemen
- bij thyreoïditis: is de schildklier kapot en is er een hoge concentratie FT4 in de bloedbaan, en weinig TSH. dus gaat de schildklier geen jodium opnemen.
- bij hete nodus: 1 knobbel die heel veel schildklierhormoon maakt. dus zal alleen op die plek veel jodium worden opgenomen. het gebied daarom heen is de opname onderdrukt.
- bij multinodulair struma: meerdere knobbels met verhoogde opname van jodium en daaromheen weer onderdrukte opname.
behandeling hete nodus:
met jodium 131 therapie
klinisch beeld Graves:
- thyreotoxicose
- struma
- orbitopathie
- dermopathie (myxoedeem)
behandeling Graves:
(eerste stap) Thyreostatica:
- strumazol (thiamazol)
- Propylthiouracil (PTU)
- (bèta blokkers)
andere behandeling optie (wanneer medicatie niet werkt):
- radioactief jodium (jodium 131)
als ook dat niet werkt:
- Thyreoidectomie (verwijdering van de schildklier)
mechanisme van thyreostatica:
remmen de schildklierhormoon synthese door interferentie met het organificatieproces (de jodering van tyrosine in het thyroglubuline en de koppelingsreactie)
mechanisme van behandeling met radioactief jodium:
vernietiging van schildklierweefsel door bèta-straling.
het neemt het probleem van de antistoffen tegen TSH receptor niet weg.
bijwerkingen van thyreostatica zijn over het algemeen mild:
- wat allergische klachten (vaker bij strumazol), die dosis afhankelijk zijn en daar worden dan soms anti-histaminica voor gegeven
- misselijk en diarree
- veranderde smaak en reuk
- last van gewrichten (meestal wel pas bij hogere dosis)
ernstige bijwerking thyreostatica:
een Agranulocytose, een toxiciteit van deze middelen op de leukocyten, waarbij een verminderd aantal witte bloedcellen ontstaat.
wanneer iemand die dit gebruikt koorts en keelpijn krijgt, is het heel belangrijk dat het bloedbeeld, de neutrofiele granulocyten worden gecontroleerd.
wanneer treedt een agranulocytose meestal op?
na 3 maanden na start van de behandeling