HC12.1: Lagere LWI Flashcards

1
Q

Pneumonie

A
  • Ernstig ziektebeeld
  • Belangrijkste doodsoorzaak ten gevolge van infectieuze aandoening
  • Mortaliteitspercentage 14% en op IC 37%
  • Mortaliteit nam af na ontdekking penicilline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pathogenese

A
  • Micro-organisme dat pneumonie veroorzaakt bijvoorbeeld S. pneumoniae, wordt aerogeen overgedragen
  • Bacterie dringt binnen in alveoli waar het zich gaat vermeerderen
  • Alveolaire macrofaag probeert de infectie te klaren o.a. door productie cytokinen
  • Neutrofiele granulocyten worden aangetrokken
  • Cytokinen komen ook gedeeltelijk in circulatie terecht
  • In alveoli vindt aanmaak alveolair exsudaat plaats o.a. bestaande uit debris van bacterie en neutrofiele granulocyten
  • Exsudaat zorgt voor belemmering van gasuitwisseling in alveoli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belangrijkste afweer in luchtwegen

A
  • Innate: hoestreflex, mucociliaire klaring (slijm en trilharen verplaatsen micro-organismen naar boven) en antimicrobiële eigenschappen van mucosale oppervlak (secretoir IgA)
  • Humoraal: antistoffen
  • Cellulaire immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen pneumonie

A
  • Koorts
  • Hoesten (met of zonder slijm)
  • Dyspneu
  • Pijn door prikkeling longvlies
  • Vermoeidheid/malaise
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Anamnese pneumonie

A
  • Tijdsduur
  • Ernst klachten (benauwdheid, hoesten, hoogte koorts)
  • Zoeken naar mogelijke verwekkers van pneumonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Typische verwekkers
Atypische verwekkers

A

Typisch: B-lactam gevoelig en zichtbaar op gramkleuring/kweek

Atypisch: B-lactam resistent en niet aantonen met klassieke diagnostiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

S. pneumoniae (40%)

A
  • Typisch
  • Acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen
  • Behandeling: penicilline, amoxicilline, azitromycine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

H. influenza (10%)

A
  • Typisch
  • Mild beloop, groenig sputum, minder hoge koorts, vaak bij COPD of andere pulmonale comorbiditeit
  • Amoxicilline (toenemende resistentie), ciprofloxacine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Moraxella catarrhalis

A
  • Typisch
  • Mild beloop, groenig sputum, minder hoge koorts, vaak bij COPD of andere pulmonale comorbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

S. aureus (5%)

A
  • Typisch
  • Accuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen vaak na griep
  • Behandeling: flucloxacilline, augmentin, levofloxacin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anaeroben

A

Typisch en bij risicofactoren (alcoholisme, aspiratie, tandbederf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Legionelle (5%)

A
  • Atypisch
  • Acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen, vaak in oude hotels in warme landen, sauna’s, zwembaden
  • Behandeling: ciprofloxacine, azitromycine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mycoplasma (8%)

A
  • Atypisch
  • Griepachtig beeld, hoofdpijn, spierpijn, niet erg ziek, jonge mensen (<45 jaar) zonder comorbiditeit
  • Behandeling: azitromycine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Chlamydia pneumoniae (1%)

A
  • Atypisch
  • Griepachtig beeld, hoofdpijn, spierpijn, niet erg ziek, jonge mensen (<45 jaar) zonder comorbiditeit
  • Behandeling: azitromycine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chlamydia psitacci (1%)

A
  • Griepachtig beeld, hoofdpijn, spierpijn, niet erg ziek, jonge mensen (<45 jaar) zonder comorbiditeit, geassocieerd met contact met papegaaien
  • Behandeling: Azitromycine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Veelvoorkomende virale verwekkers

A
  • Influenza A/B
  • SARS-CoV-2
  • Para-influenzavirus
  • Adenovirus
17
Q

Bij LO letten op

A
  • Bewustzijn van patiënt (helder <-> verward): als ernstig ziek, moet men aan een infectie met Legionella denken
  • Kortademigheid (indicatie voor ernst pneumonie)
  • O2 saturatie
  • Bloeddruk
  • Pols
  • Temperatuur
18
Q

Passend bij pneumonie

A
  • Crepitaties
  • Verscherpt ademgeruis (ernstig pneumonie)
  • Gedempte percussie
19
Q

AO

A
  • Lab: leukocyten + diff, CRP, leverenzymen, nierfunctie
  • X-thorax
  • Arteriële bloedgasanalyse
  • ECG
  • Sputum: grampreparaat, kweek
  • Legionella/pneumokokken urine antigeen sneltest
  • Bloedkweken
20
Q

Norm

A

Bij alle patiënten 2x bloedkweek en sputumkweek en bij ernstige pneumonieën ook urine legionella/pneumokokken antigeentesten

21
Q

Optioneel AO bij atypische verwekkers

A
  • Serologie: mycoplasma, chlamydia, legionella, viraal
  • Pleurapunctie bij pleuravocht: gramkleuring, kweek
  • Bronchoscopie
  • CT: zegt iets over de uitgebreidheid, betrokkenheid van longvlies en aanwezigheid van empyeem
22
Q

Pneumonia Severity index (PSI)

A
  • Model voor inschatting van ernst van ziekte (hiermee prognose)
  • Classificatie gebeurt o.b.v. veel verschillende factoren, waaronder de bevindingen bij LO en eventueel aanwezige comorbiditeit
  • Uitslag geeft indicatie over waar patiënt beste behandeld kan worden
23
Q

CURB-65 score

A
  • Eenvoudige methode om ernst van pneumonie te beoordelen
  • Confusion
  • Ureum >7
  • Respiratoire frequentie (AF) >28/min
  • BD systolisch <90 of diastolisch <60 mmHg
  • 65 jaar

0 of 1 punt: thuis behandelen
2 punten: opname verpleegadeling
3 of meer punten: langere opname, mogelijk op IC

24
Q

Behandeling pneumonie

A
  • AB afhankelijk van gevonden verwekker
  • Koppelen aan CURB 65
  • 1 of 2 punten: amoxicilline
  • 3-5 punten: IC augmentin en ciprofloxacine of monotherapie moxifloxacine/levofloxacine
  • Buiten IC: cefalosporine
  • Bij ernstige pneumonie (3-5 punten) binnen 4 uur
  • S. pneumoniae: 5-7 dagen
  • S. aureus: 7-14 dagen
  • M. pneumoniae: 7-14 dagen
  • Legionella: 7-21 dagen
25
Oorzaken therapiefalen Beleid
Oorzaken: - Verwekker anders - Resistentie - Toch geen pneumonie Beleid: - Opnieuw kweken - AB uitbreiden - Switchen van AB - Bronchoscopie - CT thorax
26
Pleuravocht
- 9% van patiënten met CAP heeft pleurale effusie - 1-2% heeft empyeem
27
Empyeem
- Geïnfecteerd pleuravocht - Risicofactor voor mortaliteit in PSI-score - Bij pleuravocht is er verhoogd risico op mortaliteit (3.4x groter, mortaliteitsrisico 5-49%) - Als behandeling van pleuravocht kan een punctie of drainage uitgevoerd worden
28
Punctie
- Gramkleuring en pH meten - pH <7.2 is sensitief in voorspellen lokettering
29
Lokettering
Pockets in longweefsel die worden afgesloten door fibrinedraden, komt vaak voor bij empyeem
30
Drainage is nodig bij
- pH <7.2 - Empyeem - Lokettering - Grote hoeveelheden vocht Verder kunnen fibrinolytica de loketten oplossen of chirurg kan keer goed schoonmaken Behandelingsduur met AB neemt toe van enkele dagen tot weken