HC 31 Longfunctie Flashcards

1
Q

TV – teugvolume (tidal volume)

A

Normale ademteug; verschil tussen maximaal en minimaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

IC – inspiratoire capaciteit

A

Maximale volume dat ingeademd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

IRV – inspiratoir reservevolume

A

IRV = IC – TV (inademing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ERV – expiratoir reservevolume

A

maximale uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

VC - vitale capaciteit

A

hoeveel maximaal inademen/uitademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

RV – restvolume (lastig te meten)

A

Volume na maximale uitademen (1.8 L)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

FRC – functionele residuale capaciteit

A

Normale longvolume na een rustige uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

TLC – totale longcapaciteit

A

Hoeveel lucht zit er na maximale inademing in je longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

FEV – Forced expiratory volume

A
  • Niet een maat voor het volume, maar ook voor de weerstand
  • Volume dat je na maximale inademing binnen 1 seconde kan uitademen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Spirometrie

A
  • Volumina en capaciteiten
    o Teugvolume
    o Residuale capaciteit
    o Vitale capaciteit
  • Weerstand (of afgeleiden)
    o FEV1
    o FEV1/vitale capaciteit goede maat voor de weerstand (door normalisatie naar VC)
    o Flow-volume curves
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ouderdom longfuntie

A
  • Door ouderdom stijgt het RV van 1.2 naar 2.5 L
    o Verandering van fysiologie van longen en afname van buikspierkracht
  • TLC daalt maar een klein beetje
    o VC wordt dus ook steeds kleiner
  • FRC stijgt ook
    o Verandering in elasticiteit van je thoraxwand
  • Thorax wil meer naar buiten en is stugger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Afwijkende waardes

A
  • Vitale capaciteit lager dan 80% voor jouw leeftijd, geslacht en lengte is afwijkend
    o Categorisatie in normaal, mild, matig en ernstig
  • GOLD stadiëring op basis van FEV1
    o Stadia I, II, III en IV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Helium-dilutie techniek

A

o Spirometer vullen met helium (met bekende concentratie)
 Dan ademen door spirometer
o Uiteindelijk equilibreren de concentraties
 Helium helemaal verdeel over spirometer en longen
o Dan concentratie meten en vergelijken met het totale volume
 (gelijk aan beginhoeveelheid)
o Helium verdeeld over groter deel, maar hoeveelheid helium constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stikstof-washout methode

A

o Meten hoeveel N2 in de longen zit en je weet hoeveel concentratie stikstof is (normaal 78%) maakt berekenen normaal longvolume mogelijk
o Meten concentratie uitademing N2
o Inademen van pure zuurstof en uitgeademde lucht opvangen
o Stikstof wordt verplaatst, maar hoeveelheid blijft constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Plethysmografie

A

 Bodybox
 Persoon in cabine en ademt door buis
o Op de buis zit een drukmeter en een klep om de flow te stoppen
o Spirometer registreert veranderingen in longvolume
 Klep dicht: borstkas zet wel uit, maar er stroomt geen lucht naar binnen
o Volumeverandering in bodybox (toename) en drukverandering (afname) over buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

F/V-loops

A

 Laat iemand maximaal uitademen
o Meten volume dat iemand uitademt en de flow waarmee dat gebeurt