HC 27 Mechanica van het respiratoir systeem Flashcards

1
Q

Absolute druk

A
  • Absolute druk kan je meten door bv. hoogte van een kolom kwik te meten
  • Meting ten opzichte van een vacuüm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Relatieve druk

A
  • Relatieve druk meten door bv. verschil in hoogte kolom water te meten
  • Drukverschil t.o.v. atmosferische druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Compliantie

A
  • in mL/cmH2O
  • Hoeveel rekt een veer uit als je er een bepaalde kracht op zet
  • Bij beademing en ademhaling gaat het altijd om cmH 2O als eenheid!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Elastantie

A
  • in cmH2O/L
  • Maat voor de neiging van een object om terug te keren naar zijn originele vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oppervlaktespanning

A
  • eigenschap van een vloeistof die ervoor zorgt dat het oppervlak van de vloeistof zich gedraagt als een elastisch membraan. Het wordt veroorzaakt door de aantrekkingskrachten tussen de moleculen aan het oppervlak van de vloeistof.
  • Bij water is de oppervlaktespanning bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het “bol” maken van druppels en het vormen van een dun laagje water op een oppervlak. Dit komt doordat de watermoleculen elkaar aantrekken en zo een min of meer gespannen oppervlak vormen. Hierdoor ontstaat een zekere weerstand tegen externe krachten die het oppervlak willen vergroten.
  • Oppervlaktespanning speelt ook een belangrijke rol in de longen. De aanwezigheid van surfactant, een mengsel van lipiden en eiwitten, verlaagt de oppervlaktespanning van de vochtige bekleding van de alveoli (longblaasjes). Dit voorkomt dat de alveoli tijdens uitademing volledig inklappen en helpt ze open te houden. Zo draagt oppervlaktespanning bij aan een efficiënte gasuitwisseling in de longen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Radius en oppervlaktespanning

A
  • Twee alveoli met verschillende radius
    o Beide zetten kracht naar binnen toe door de oppervlaktespanning
    o De negatieve pleuradruk voor beide alveoli is gelijk
    o Druk in alveoli met kleine radius het grootst
     Lucht zal dus stromen van alveoli met kleine radius naar grote radius
     Het is dus heel moeilijk om alle alveoli op te blazen
  • Ideale situatie is dat 2 alveoli verschillende afmetingen kunnen hebben
    o Maar de druk in beide alveoli moet gelijk zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Surfactant

A
  • Aantrekking tussen moleculen wordt verstoord door hydrofobe staart van surfactant
    o Hydrofobe staart zorgt ervoor dat zij niet naar beneden duiken
  • Surfactant gaat tussen de watermoleculen zitten op de lucht-water scheiding
    o Verlaagt oppervlaktespanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Spontane ademhaling

A
  • Aanspanning van spieren veroorzaakt een verandering van de elasticiteit van de spieren
  • De elasticiteit van de thorax-wand neemt af
  • De thorax-wand zet uit
  • De intrapleurale druk neemt af, de transpulmonale druk neemt toe
  • De long zet uit
  • De alveolaire druk neemt af, het drukverschil tussen buitenlucht en alveoli neemt toe
  • Lucht stroomt de alveoli in
  • Het drukverschil tussen alveoli en buitenlucht neemt weer af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly