HC 26 Anatomie van het respiratoire systeem Flashcards
1
Q
Respiratoire systeem
A
- Functie: uitwisseling van gassen
- Mond-, neus- en keelholte, luchtwegen, alveoli, pleura, spieren en skelet
- Aortaboog gaat over de linker hoofd bronchus
- De thorax heeft de ruimte om groter en kleiner te worden tijdens de verandering van grootte van de long
2
Q
Longen
A
- Linkerlong: bovenkwab, middenkwab en onderkwab
o De onderkwab komt tot 80% hoogte van de longen via de achterkant - Rechterkwab: bovenkwab en onderkwab
o Kleiner omdat het hart uitsteekt
3
Q
Pleura
A
- De thorax holte is omringd door de pleura
- De pleura bestaat uit het viscerale (tegen longweefsel) en pariëtale (buitenkant) pleura
- Tussen de pleura en thorax zit vloeistof zodat beide lagen kunnen glijden over elkaar
o Hier zou nooit zuurstof mogen zitten
4
Q
Trachea
A
- Trachea: een geringde kraakbeen structuur
o Hierdoor klapt de luchtpijp niet dicht - De trachea splitst zich tot twee hoofdbronchiën
- Daaruit bestaan het boven, midden en onder lob (rechterkant heeft geen midden lob)
- De luchtweg zit vóór de oesophagus
o Daarom zit er posterieur een spier zodat de luchtweg flexibel is als er brokjes eten langs de oesophagus komt - Rechterlong is de makkelijkste weg bij een verslikking
- Kraakbeenringen verdwijnen steeds meer hoe dieper je in de long gaat
o Komt doordat grote luchtwegen kraakbeen nodig hebben om ze goed open te houden
o Kleine luchtwegen worden open gehouden door longweefsel
o Dieper in de long zit ook steeds meer spierweefsel - Bronchiën bevatten kraakbeen omdat ze open moeten blijven
- Bronchiolen bevatten geen kraakbeen, maar gladspierweefsel en elastische vezels
o Flexibeler om aan te passen aan ademhalingsbehoeften
5
Q
Alveoli
A
- Uiteinde van bronchiolen
- Uitwisseling van gassen naar het bloed
- Capillairen gaan om de alveoli heen binden
- Pneumocyt I (Pannenkoekcellen): afstand zo klein mogelijk tussen aveoli en bloedvat
- Pneumocyt II: reguleren rekbaarheid middels survectant
o Survectant: verlaagt de oppervlakte spanning alveoli blijft open - Macrovaag: pathogene stoffen verwijderen
- Passief proces
- Totale oppervlak: tennisveld
6
Q
Trilhaarcellen
A
- Binnenkant van de bronchiën zijn bedekt met trilhaarcellen en slijmbekercellen
- Deze cellen vervoeren stoffen en mucus terug naar boven en uit het lichaam
- Na een aantal dagen hoest je ze uit
7
Q
3 belangrijke bloedvaatstructuren
A
- Pulmonale arterie – zuurstofarm bloed dat binnenkomt
Voorzien van zuurstof door alveoli - Pulmonale vene – afvoer zuurstofrijk bloed
- Bronchiale arterie – voorzien luchtwegen van zuurstofrijk bloed
8
Q
Oropharynx en larynx
A
Oropharynx: mondholte
Larynx: keelholte