HC 19 Vloeistofstroming 3 Flashcards

1
Q

Rheologie

A
  • tak van de fysica die een aantal stromingseigenschappen van materialen bestudeert
  • Voor Newtonse vloeistoffen is dit verband lineair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemorheologie

A
  • de studie van de mechanische eigenschappen van de bloedstroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Shear thinning

A

viscositeit niet langer constant, gradiënt heeft invloed; negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Yield stress (vloeispanning)

A

bloed kan kleine krachten weerstaan zonder te gaan stromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Invloed hematocriet

A

Niet-lineair; maximale pakking – deformatie RBCs nodig; positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fahraeus-Lindqvist

A
  • Viscositeit is een functie van de diameter van het bloedvat
  • Laagje plasma  RBCs skiën er overheen (plasma skimming)
    -Dikte plasmalaag is redelijk constant
    -Arterial cushion blokkeert plasmalaag  meer RBCs in kleine vaten
    -Lagere drukval in kleinere vaten (efficiënt transport)
    -Komt doordat de rode bloedcellen wegblijven van de wand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Balans

A
  • Balans tussen efficiënt transport op grote schaal (convectie) en kleine schaal (diffusie)
    o Grote diameter, lage drukval – convectie
    o Kleine diameter, groot totale oppervlak – diffusie
  • Ideale verhouding: r1/r2=1.26 (Murray, Young)
  • NB: capillairen zijn ‘parallel’, dus lagere drukval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

open/gesloten systeem

A

longen is open systeem
bloed circulatie is gesloten systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly