HC 17 Vloeistofstroming 1 Flashcards
1
Q
Hemodynamica
A
Studie van het stromingsgedrag van bloed
2
Q
Alle stromingen (dus ook bloed, lucht, etc.) worden beschreven m.b.v:
A
- Parameters
Snelheid [m/s]: hoe snel stroomt iets
Volumestroom/flow [m3/s]: hoeveel bloed stroomt er
Druk: drukverschil nodig voor stroming
Wandschuifspanning: door de viscositeit (wall shear stress)
Zorgt dat een drukverschil nodig is
Viscositeit: eigenschap bloed
Dichtheid
(Oppervlaktespanning): speelt rol als vloeistof in contact is met lucht
(Temperatuur)
(Turbulentiegraad): laminaire vs. turbulente stroming - Massabehoud en impulsbehoud
Navier-Stokes vergelijkingen
Vergelijking bestaat, maar kan je niet oplossen!
Impuls: wetten van Newton gelden ook voor vloeistoffen
3
Q
Navier-Stokes vergelijkingen
A
- Partiële differentiaalvergelijking die de beweging van een viskeuze vloeistof beschrijven
- Vergelijking bevat behoudswetten van massa en impuls
- Alleen bij versimpelde gevallen kan je bijv. poiseuille gebruiken
4
Q
Hydrostatische druk
A
- Druk als gevolg van gewicht vloeistofkolom
o Hoe hoger je in een vat komt, hoe lager de hydrostatische druk is
o Druk lager in vat is hoger dus drukverschil met zelfde buitenkant ook: grotere flow - Zorgt in ‘gesloten systeem’ niet voor stroming
o Maar is ongeveer van zelfde ordegrootte als drukken bij het hart - Lineair verloop
- Hart is referentiepunt
o Bij stroming moet altijd hydrostatische druk van het drukverschil afgehaald worden
o Absolute druk varieert (werking hart), maar daar is hydrostatische druk nog opgeteld
5
Q
Hydrostatische druk en compliantie
A
- Hydrostatische druk zorgt voor vergroting van transmurale druk op laagste punt
- Hoge hydrostatische druk zal zorgen voor uitrekking van de wanden
o Door compliantie
o Dit heeft wel effect op de stroming! - Transmurale druk –> compliantie (elasticiteit van bloedvaten) –> diameter
6
Q
Viscositeit
A
- Fysische eigenschap van alle vloeistoffen en gassen
- Viscositeit beschrijft ‘inwendige wrijving’ van vloeistof/gas
o Viscositeit zorgt voor (visceuze) verliezen, dus drukval - Viscositeit: de constante die schuifspanningen (shear stresses) koppelt aan snelheidsverschillen (shear rates)
o Aan de wand: ‘no slip’ conditie, snelheid is nul; ‘wandschuifspanning’
Dit is slechts een aanname - Wandschuifspanning
o Gevolg van viscositeit en gradiënten
o is de definitie van de krachten op de wand