Geneeskunde 1C1 ZO week 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn 2 belangrijke psychische uitlokkers van anorexia nervosa?

A

Afvallen en stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke achterliggende factoren dragen bij aan het ontstaan van Anorexia Nervosa?

A

Psychische oorzaken, zoals angst en controle verlies over de grootte en de vorm van het lichaam. Daarnaast een cognitieve disfunctie waarbij de eigen proporties worden overschat en mensen zichzelf ervaren als lelijk en dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke externe invloeden (in het dagelijks leven) bevestigen de gedachtes en gevoelens in de beginfase van anorexia?

A

Sociale media die slanke en gelukkige fotomodellen laat zien waardoor ze het idee hebben dat je een beter mens wordt als je minder eet en dun bent. Daarnaast kunnen ook opmerkingen uit de omgeving door bijv. klasgenootjes ervoor zorgen dat je zo’n zelfbeeld krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem vier psychische factoren waar bij de behandeling van anorexia rekening mee gehouden moet worden, aangezien ze de behandeling mogelijk bemoeilijken?

A
  1. Cognitieve disfunctie (overschatting eigen proporties, ‘ik moet perfect zijn’)
  2. Depressieve gevoelens
  3. Obsessief-compulsief gedrag
  4. Anorexia is vaak de basis voor zelfrespect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aan welke 4 anamnestische criteria moet voldaan worden om de diagnose anorexia nervosa te mogen stellen?

A
  1. Ondergewicht
  2. Gebruik van een restrictief dieet
  3. Overdreven lichamelijke activiteit
  4. Weerstand tegen een toename van het gewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke van onderstaande klachten verwacht u te horen van een patiënte met anorexia nervosa en welke zijn niet gebruikelijk
Kouwelijkheid
Honger
Hypermenorrhoe
Obstipatie
Vermoeidheid ?

A

Wel gebruikelijk: kouwelijkheid en obstipatie
Niet gebruikelijk: honger, hypermenorrhoe en vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gaat er verloren bij anorexia nervosa door een daling van het lichaamsgewicht en waardoor kan dit komen?

A

Verlies vetmassa en vetvrije massa en verminderde botdichtheid. Komt door multipele voedingstekorten, lage concentraties gonadale steroïden en een verhoogd cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de primaire doelstelling van de therapie van anorexia nervosa en op welk aspect richt de psychiatrische behandeling zich?

A

Herstel van het lichaamsgewicht tot 90% van het te verwachten gewicht + emotionele steun tijdens de periode van gewichtstoename, op basis van het zelfrespect (en de manier waarop iemand dit voor zichzelf verdient) veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onder welke vier omstandigheden zou je kiezen voor klinische behandeling van een patiënte met anorexia nervosa?

A
  1. Gewicht minder dan 75% van verwacht
  2. Somatisch niet-stabiele patiënt
  3. Ander psychiatrische problemen
  4. Thuisbehandeling niet succesvol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zal toenemen bij een toename van lichaamsgewicht met meer dan 1 kg ‘normaal weefsel’ per week en welke afwijkingen kun je dan vinden bij lichamelijk onderzoek?

A

Toename van extracellulair vocht. Kan zorgen voor perifeer oedeem, hepatomegalie, pleuravocht of cardiomegalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke elektrolytconcentraties kunnen verschillen bij een patiënt met anorexia nervosa?

A

Een verschuiving van het fosfaat van extracellulair naar intracellulair en ook hypokaliëmie (kan leiden tot cardiale ritmestoornissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor en hoe wordt anorexia nervosa veroorzaakt?

A

De oorzaken zijn multifactorieel waarbij het principe van het stress - kwetsbaarheidsmodel gehanteerd wordt (kwetsbaarheid komt tot uiting onder stress) Daarnaast spelen erfelijke factoren ook een grote rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan anorexia nervosa ontstaan?

A

Insidieus begin gekenmerkt door gestoord eetgedrag waarbij een restrictief of purgerend patroon ontstaat met als gevolg forse tekorten bij inname van nutriënten. Er is tevens sprake van ernstige angst voor verlies van controle over de grootte en de vorm van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn psychologische, biologische en sociale factoren waardoor mensen meer gaan eten dan ze verbruiken?

A
  • Lichamelijke/biologische factoren: medicijngebruik (hierdoor gewichtstoename/eetlust), comorbiditeit of genetische aanleg
  • Psychologische factoren: motivatie gezonde leefstijl laag, emotioneel eten, eetbuien, toegeven aan impuls van trek in eten, extern eetgedrag of te streng lijnen
  • Sociale/omgevingsfactoren: cultuur (zonder eten niet gezellig/mager is ongezond), ongezonde eetgewoonten binnen gezin, overvloedig aanbod ongezonde voeding of weinig kennis van een gezonde leefstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de voornaamste redenen voor de stijging van het percentage volwassenen en kinderen met overgewicht?

A
  • Minder beweging en calorierijk eten
  • Stijgende welvaart; overvloed aan eten, eten relatief goedkoop
  • Meer ongezond eten (=hoog in vet, hoog in calorieën) beschikbaar in o.a. supermarkten, kantines en automaten
  • Sedentaire leefstijl: technische ontwikkelingen (veel is geautomatiseerd), computerspelletjes en de tv.
  • Reclames over ongezonde voeding en frisdranken
  • Door de evolutie heeft het fenotype overleefd dat van vet houdt en energiezuinig is; de mens is van nature beter beschermd tegen gewichtsafname dan tegen gewichtstoename.
  • Mensen roken minder, waardoor vertraagd metabolisme en meer eten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de lichamelijke, psychosociale en maatschappelijke gevolgen van obesitas?

A
  • Lichamelijke: lagere levensverwachting, kwaliteit van leven lager, vaker ziek, comorbiditeit (diabetes, hart- en vaatziekten), gewrichtsklachten en verminderde conditie
  • Psychosociale: negatief zelfbeeld, minder zelfvertrouwen, schaamte, terugtrekken, eenzaamheid, pesten, minder vriendschappen/relaties, minder succes school/werk, later lager salaris en kans op arbeidsongeschiktheid
  • Maatschappelijke: hoge zorgkosten, hoge maatschappelijke kosten (vroegtijdig uittreden werkproces) en solidariteitsprincipe komt in het gedrang
17
Q

Op welke manieren kan obesitas behandeld worden?

A
  1. Leefstijlverandering: gezond voedingspatroon + meer lichamelijke activiteit + psychologische begeleiding voor ondersteunen en volhouden
  2. Emotieregulatie therapie bij emotionele eters voor de leefstijlverandering
  3. Geen resultaat –> maagband/gastric bypass chirurgie –> levenslang streng dieet en supplementen
18
Q

Welk advies kun je geven aan de mensen met de onderstaande soorten obesitas:
- Lijngericht eten
- Extern eten
- Emotioneel eten ?

A
  • Lijngericht: regelmatig eten, educatie over stofwisseling, vetopslag en hongergevoel, eetdagboek + gevoel erbij
  • Extern: aan boodschappenlijstje houden, niet langs de snackbar lopen, weinig tussendoortjes, eetdagboek, kleiner bord, minder opscheppen, restjes eten opruimen
  • Emotioneel: afleiding zoeken, eetdagboek, ontspanningsoefeningen, toegeven aan eten uitstellen
19
Q

Wat zijn de 5 functies van speeksel?

A
  • Glijdbaar maken van voedsel/vergemakkelijken van het wegslikken van voedsel
  • Mogelijk maken/vergemakkelijken van smaakregistratie
  • Vergemakkelijken van het spreken
  • Afbraak van suiker of zetmeel (via het enzym amylase)
  • Antibacterieel effect (door in het speeksel aanwezige lysozymen of immunoglobulinen)
20
Q

Wat zijn de 4 speekselklieren?

A
  • Parotisklier (glandula parotis)
  • Submandibulaire speekselklier (glandula submandibularis)
  • Sublinguale speekselklier (glandula sublingualis)
  • Kleine speekselkliertjes die verspreid in de mondholte voorkomen
21
Q

Hoe wordt de speekselproductie gereguleerd

A

Voornamelijk via parasympathische zenuwstelsel –> prikkels die leiden tot verhoogde parasympathische activiteit zijn vooral reuk- en smaakprikkels

22
Q

Welke infectieziekte van de kinderleeftijd doet typisch de speekselklieren aan?

A

Bof (bofvirus)
–> dik gezicht (ontsteking parotisklieren)
–> soms ook orchitis (ontsteking testis), pancreatitis (alvleesklierontsteking) of meningitis (hersenvliesontsteking)

23
Q

Wat zijn de onderstaande complicaties/klachten en passen ze bij een verminderde speekselproductie:
- Candidiasis (schimmelinfectie mond)
- Cariës (aantasting gebit door bacteriële infecties)
- Halitosis (stinkende adem) ?

A
  • Candidiasis: door afname van weerstand tegen infecties, verminderde uitscheiding immuunglobulinen via speeksel
  • Cariës: verminderde uitscheiding van immuunglobulinen via speeksel
  • Halitosis: chronische ontsteking door ontstekingscellen (leukocyten) en toegenomen hoeveelheid bacteriën
24
Q

Wat is kenmerkend aan onderstaande ziektebeelden:
- De bof
- Hypothyreoïdie
- Sarcoïdose
- Ziekte van Sjögren ?

A
  • De bof: virale infectieziekte bij joneren en voorbijgaand karakter
  • Hypothyreoïdie (verminderde werking schildklier): uiting op verschillende manieren, geen droge mond of ogen
  • Sarcoïdose: kan alle organen aandoen, geen typische klachten als droge mond of ogen
  • Ziekte van Sjögren: chronische aandoening, droge mond, droge ogen, zandkorreltje in het oog, vooral bij vrouwen, combinatie met bijv. gewrichtsklachten
25
Q

Benoem de onderdelen aangegeven met de streepjes

A

Zie afbeelding!

26
Q

In welke stappen verloopt het slikproces?

A

Tong tegen het harde verhemelte, voedsel naar achteren in orofarynx door bewegen van de tong. Nasofarynx wordt gesloten door het zachte verhemelte, er treedt een contractie van de larynx spieren op, glottis wordt gesloten door omklappen van de epiglottis terwijl de larynx omhoog gaat

27
Q

Wat betekenen de volgende termen in de afbeelding:
- Afferente vagal pathways
- Efferent vagal pathways
- Striated muscle
- Smooth muscle
- Plexus myentericus ?

A
  • Afferente vagal pathways: sensorische afferenten via het autonome zenuwstelsel
  • Efferent vagal pathways: motor sturing van de gladde en dwarsgestreepte spiervezels
  • Striated muscle: dwarsgestreepte spieren
  • Smooth muscle: gladde spieren
  • Plexus myentericus: zenuwplexus gelegen in de wand van de oesophagus
28
Q

Wat betekenen de volgende termen:
- Primare en secundare peristaltiek
- Reflux
- Onderste oesophagale sphincter (LES)
- Hiatus hernia
- Vagal cholinergic fibers ?

A
  • Primare en secundare peristaltiek: primair is de door de slikbeweging in gang gezette contracties. Secundaire treedt op bij vulling of rek van de slokdarm
  • Reflux: Voedsel vanuit de maag komt terug in de oesophagus
  • Onderste oesophagale sphincter (LES): Overgang tussen oesofagus en maag
  • Hiatus hernia: bovenste deel maag komt door een opening in het diafragma
  • Vagal cholinergic fibers: zenuwvezels van n. vagus die acetylcholine als neurotransmitter gebruiken, maken synaptisch contact met plexus myentericus die de gladde spiervezels innerveert
29
Q

Wat zullen lengtespieren en kringspieren doen tijdens het slikproces?

A

Voor de bolus: ontspanning van kringspieren en contractie lengtespieren

Na de bolus: ontspanning van lengtespieren en contractie van kringspieren

30
Q

Welke neurotransmitters werken op de oesofageale sfincters en wat zijn 2 defecten die kunnen optreden?

A

Neurotransmitters: NO en VIP

Defecten:
- UES: Dysfagie en met name oropharyngeale verlamming
- LES: gastro-oesophagale reflux (GERD) en achalasie

31
Q

Wat zijn mechanische en motorische problemen die de hoofdoorzaken van dysfagie zijn?

A

Mechanisch:
- Luminale problemen (grote bolus, vreemd voorwerp)
- Intrinsieke vernauwing (eosofagitis, pharyngitis, tumoren)
- Extrinsieke compressie (cervical spondilytis, pancreas tumor, vergrote schildklier)

Motorisch:
- Moeite met het initiëren van de slikreflex (Sjögren, lesies van de n vagus en/of glossofaryngeus)
- Ziektes van de dwarsgestreepte spieren
- Ziektes aan het gladde spierweefsel. (achalasie, chagas, lymfoma, toxines, myotone dystrofie, scleroderma)

32
Q

Hoe is het drukverloop in de oesophagus veranderd t.o.v. normaal bij de volgende ziektebeelden:
- Patiënt met achalasie
- Patiënt met diffuus oesophagus spasme
- Patiënt met tweezijdige verlamming van pharynx spieren ?

A

Zie afbeelding!

Gezond persoon: bij UES en LES-zones hoge druk, bij start slikproces relaxatie in sfincters en contractiegolf in pharynx
- Achalasie: onderste deel oesofagus contracties met verminderde amplitude maar welk op juiste tijdstip, LES constant gespannen en bolus kan hier moeilijk langs
- Diffuus oesophagus spasme: onderste deel oesofagus verlengde contracties en verhoogde amplitude die worden herhaald, ontspanning LES moeizamer
- Tweezijdige verlamming: gladde spieren normaal, maar skeletspierweefsel contracties met kleinere amplitude (bij UES). UES kan niet goed relaxeren