Geneeskunde 1C1 HC week 5 - 18-4 Flashcards

1
Q

Wat is de pragmatische en NHG definitie van diarree?

A

Pragmatisch: sprake van diarree bij:
- >3x per dag ontlasting en niet-gevormde ontlasting
- Of meer dan 200 gram/dag ontlasting

Plotseling optredende afwijking van het voor een persoon gebruikelijke defecatiepatroon die korter dan 14 dagen bestaat waarbij de frequentie en hoeveelheid zijn toegenomen en het meer water bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de epidemiologie van diarree?

A

20-30% maakt per jaar een diarree-episode door
- ong. 70 consultaties per jaar bij de huisarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke manier maak je onderscheid in soorten diarree?

A
  • Acute diarree: maximaal 14 dagen, bacterieel vooral H. pylori en viraal best veel spreiding en bij parasieten de giardia het meest voorkomend
  • Chronische diarree: minimaal 2-4 weken (arbitrair)
  • Reizigersdiarree: na passeren van internationale grenzen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke volgorde onderneem je welke stappen bij een patiënt met diarree?

A

In volgorde van wat je als eerste doet en je stopt als een behandeling aanslaat:
1. Altijd eerst kijken hoe ziek een kind is en hier beginnen (niet naar wat zou de oorzaak zijn)

  1. Hydratieadviezen en herbeoordeling afspreken: hydratie d.m.v. kleine porties geven (slokjes) en ook het kind na een paar uur/volgende dag weer zien
  2. Fecesonderzoek: duurt minimaal 1 week voordat het bekend is en normaal is het dan alweer beter, doe je wel bij hele ziekte patiënten (aanhoudende/hoge koorts, frequente waterdunne diarree, bloed bij ontlasting), immuun gecompromitteerde patiënten, bij een besmettingsgevaar voor anderen of meer dan 10 dagen diarree
  3. Preventief geven van antibiotica: bij een volwassen patiënt met hoge koorts en veel bloed en slijm bij ontlasting of met een gecompromitteerd immuunsysteem (er is dan nog geen uitkomst van het fecesonderzoek)
  4. Doorverwijzing naar kinderarts: als er sprake is van dehydratie moet je altijd de kinderarts inschakelen, ook bij een verhoogd risico op een ernstig beloop (immuun ziekte) en als je denkt dat het door een andere (ernstige) oorzaken dan gastro-enteritis komt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zul je zien in de anamnese bij een ongecompliceerde acute diarree?

A
  • Geen problemen met ADL-activiteiten (eetlust, alertheid)
  • Geen koorts
  • Geen bloed bij ontlasting
  • Geen buikkrampen/buikpijn continu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is er een verhoogd risico op dehydratie en wat zijn aanwijzingen hiervoor?

A

Anamnestisch aanwijzen voor negatieve vochtbalans: op basis van:
- Jonge (<2) of erg oude leeftijd (>70)
- Frequente (> 6 dd) waterdunne diarree
- Diarree en 3 dagen koorts
- Aanhoudend braken
- Opvallende dorst
- Sufheid/verwardheid
- Flauwvallen/duizeligheid
- Verminderde urineproductie

Maar GEEN aanwijzing voor dehydratie bij lichamelijk onderzoek, dat is bij:
- Stoornissen algemene toestand (verward/suf)
- Verhoogde ademhaling
- Verhoogde pols en/of verlaagde bloeddruk
- Verlengde capillaire refill
- Verminderde turgor buikhuid
- Ingezonken ogen/afwezigheid tranen
- Ingezonken fontanel
- Droge slijmvliezen
- Koude extremiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom geef je bij de volgende oorzaken van diarree liever geen antibiotica:
- Campylobacter
- Salmonella
- Shigella
- Yersinia
- EHEC/STEC
- ETEC ?

A
  • Mogelijk prolongeert het fecesdragerschap
  • Het laat de relapsfrequentie toenemen
  • Het vergroot de kans op resistentie

Dit altijd tenzij er een ernstige infectie, complicatie, endovasculair kunstmateriaal of als iemand immuun gecompromitteerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een proctitis ulcerosa?

A

Ontsteking van het rectum en kan een uiting van IBD of SOA zijn maar heeft niet altijd een oorzaak
- Klachten: rectaal bloedverlies, loze aandrang, dof en onaangenaam gevoel, vaak normale ontlasting
- Behandeling: mesalazine (zetpil of klysma) en evt. corticosteroïdklysma’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van levercirrose?

A
  • Icterus
  • Varices
  • Ascites
  • Encefalopathie –> behandelen met minder eiwitten, laxeermiddelen en veel medicijnen
  • Sacropenie/Ondervoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een TIPS shunt operatie?

A

Poortader verbinden met de lever vene waardoor een deel van het bloed niet door de lever hoeft en de druk wordt verlaagd
- Zorgt dat bloedingen bij anastomosen stoppen, echter wel hierdoor encephalopathie (toxische stoffen uit de darm komen in de circulatie) –> je kunt dan het ammoniak heel erg laag houden, dan is de encephalopathie veel minder ondanks de shunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn uitlokkende factoren voor encephalopathie?

A
  • Shunts
  • Eiwitrijk dieet (eiwitafbraak –> ammoniak)
  • TIPS shunt operatie
  • Bloedverlies
  • Excessief vochtverlies
  • NO
  • Infectie
  • Medicatie (diuretica)
  • Sedativa (bijv. roesje)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is encephalopathie te behandelen?

A
  • Onderliggende factor wegnemen
  • Medicamenteus: lactulose (laxeermiddel) en rifaximine
  • Beinvloeden ureum-cyclus: benzoëzuur, citrulline, levocarnitine, glycerolfenylbutyraat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is belangrijk bij het opstellen van een differentiaal diagnose voor een patiënt?

A
  • Epidemiologie (wat komt vaak voor)
  • Context patiënt: voorgeschiedenis, risicofactoren, patiënt karakteristieken (leeftijd, geslacht, etc.) en familie geschiedenis
  • Aanvullend onderzoek: bloedonderzoek en beeldvorming (wat levert het op en hoeveel schade geeft het voor de patiënt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen stille en pijnlijke icterus/cholestase?

A

Stil: extrahepatische cholestase; probleem met de galuitscheiding (tumor, stenen, strictuur)
Pijnlijk: intrahepatische cholestase; probleem met de galvorming (auto-immuun, virus, genetisch, medicatie/alcohol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soorten carcinomen kunnen zich in de lever/galblaas/pancreas regio ontwikkelen?

A

Incidentie per 100.000 (neemt toe met leeftijd):
- Levermetastasen: 5-100
- Pancreaskopcarcinoom: 13,5
- Hepatocellullair carcinoom: 2,9-3,7 (bij levercirrose)
- Cholangiocarcinoom: 0,35-2 (in lever of in choledochus)
- Papil van Vater carcinoom: 0,4-1
- Duodenum carcinoom: <1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ga je te werk bij een patiënt met icterus?

A
17
Q

Wat is een auto-immuun pancreatitis?

A

Geeft dezelfde klachten als een pancreatitis behalve dat er geen buikpijn speelt
- Goedaardige afwijking die met prednison te behandelen is
- In 2,6% blijkt het dit te zijn i.p.v. pancreatitis bij een Whipple

18
Q

Wat kun je met de Gamma GT waarde in bloedonderzoek?

A

Aspecifieke bloedwaarde voor cholestase –> alkalisch fosfatase en bilirubine belangrijker

19
Q

In welke 3 stadia wordt een pancreaskopcarcinoom ingedeeld?

A
  • (Bordeline) resectabel: 10-20%, start behandeling met chemo en mogelijk een operatie om het te verwijderen later, 5jaars overleving 1 op 5 (dus 5-10%), met chemo ervoor naar 6,5-20,5%
  • LAPC (lokaal gevorderd): 30%, hangt af van hoe de tumor in de vaten groeit (hoe groot deel (in graden) van de vaat door de tumor is aangedaan), behandeling met chemo en mogelijk een operatie later (bij 10-20% geschikt), prognose zonder behandeling ong. 1 jaar (afhankelijk van leeftijd, pijn, albumine, grootte tumor en tumormarker), met chemo ong. 35 maanden te leven
  • Gemetaseerd: 50%, behandeling met palliatieve chemo (zelfde chemo als bij de andere 2 soorten), normaal overleving <6,8 maanden en met chemo naaf 11,1 maanden

–> zelfs met operatie is 80% na 5 jaar overleden

20
Q

Welke toegevoegde waarde hebben tumormarkers bij de diagnose van een pancreaskopcarcinoom?

A

Markers:
- Ca19.9: voor pancreas en CCA
- CEA: voor CCA
- AFP: voor HCC

–> als je deze prikt krijg je een bevestiging van je diagnose en je kunt hem tijdens de behandeling volgen en kijken of hij daalt

21
Q

Wat is kenmerkend aan een pancreascarcinoom op de CT-scan?

A

Double duct sign (red flag):
- Dilatatie van ductus choledochus
- Dilatatie van ductus pancreaticus

Daarnaast een hypodense laesie in de pancreaskop

22
Q

Wat is een gastric-outlet obstruction en wat kun je er nog aan doen?

A

Obstructie bij pylorus maag of duodenum die de gehele tractus digestivus afsluit en laat ophopen, behandeling (palliatief):
- Chirurgische GJ: standaard, chirurgische bypass, jejunum aan maag hechten
- Duodenum stent: door de tumor een stent plaatsen, je moet er met een voerdraad door kunnen, alleen bij korte levensverwachting door verplicht aangepast dieet
- Endoscopisch GJ: stent tussen maagwand naar jejunum door een sonde door de tumor naar het jejunum en hier vocht in injecteren, dag erna weer eten