Geneeskunde 1C1 HC week 1 - 21-3 Flashcards
Wat is de functie van de tractus digestivus?
Opname van moleculen uit voedsel voor: onderhoud, groei en energie
En de binnenste laag is een bescherming (bijv. tegen pathogenen)
Wat betekenen de volgende begrippen:
- Ingestie
- Masticatie
- Motiliteit
- Secretie
- Chemische vertering
- Absorptie
- Eliminatie ?
- Ingestie: eten/drinken van voedsel
- Masticatie: kauwen en voedsel verdelen in kleine behapbare stukjes
- Motiliteit: spierbewegingen die het voedsel door de tractus leiden
- Secretie: door bijv. speekselklieren waar verteringsenzymen, gal, zuur, loog en beschermende mucus (slijm) in zit
- Chemische vertering: grote moleculaire structuren afbreken in kleinere absorbeerbare onderdelen
- Absorptie: opnemen van kleine moleculen en water in bloed/lymfe
- Eliminatie: uitscheiding van onverteerbare, niet-geabsorbeerde onderdelen
Uit welke 4 lagen bestaat de algemene structuur (holle buis) van de tractus digestivus?
- Mucosa: plaveiselepitheel + lamina propria (sereuze en muceuze klieren en zenuwen)
- Submucosa: bindweefsel met afweercellen, bloedvaten en soms kliertjes, plexus van Meissner tussen dit en muscularis (ganglionen)
- Tunica muscularis: circulair en longitudinaal spierweefsel, plexus van Auerbach tussen de 2 spierlagen in (ganglionen), voor transport en fragmentatie
- Serosa (bij buikholte)/adventitia (bij oesophagus): losmazig bindweefsel, voor inbedding en verankering spier- en klierweefsel
Waaruit bestaat de bekleding en submucosa van de mondholte?
Bekleding: plaveiselepitheel
- Gekeratiniseerd/verhoornd: lippen, palatum durum
- Niet-verhoornd: palatum molle, wangen
Submucosa:
- Kleine speekselklieren (continue excretie)
- Lymfoïd weefsel (achter keelholte –> antigeen presenterende cellen)
- Veel kleine perifere zenuwen (proeven, voelen, ect.)
Met welke verschillende soorten papillen wordt het oppervlak van de tong bedekt en wat zijn de eigenschappen hiervan?
- (Circum)vallata papillae: smaakorganen, achterin de tong 8 stuks in de vorm van een V, niet-verhoord, grootste papillen (1-3 mm)
- Foliata papillae: smaakorganen, zijkant tong, niet-verhoornd
- Fungiforme papillae: smaakorganen, voorkant tong, niet-verhoornd
- Filiforme papillae: mechanisch transport voedsel, hoekige puntjes (spits en smal), geen smaakorganen, verhoord epitheel
Wat zijn de kenmerken van de smaakorganen (smaakpapillen)?
Lange zenuwcellen (gustatorische cellen) met haartjes (nemen chemische samenstelling voedsel waar) aan het oppervlak (groot oppervlak) en hiertussen ook steuncellen (transitionele cellen), aan de andere kant hebben ze afvoerende zenuwbanen
Onderaan de smaakorgaantjes zitten basale cellen die beide soorten cellen nog kunnen worden
Hoe groeien plaveiselcellen normaal en wat is er bij een carcinoom veranderd?
Normaal een laag van keratinocyten die op elkaar stapelen en naar het oppervlak steeds platter worden, er is veel generatie (iedere paar dagen epitheel opnieuw gevormd uit stamcellen) en het hoort ook niet te verhoornen
Geen basale laag, verhoornde carcinomen (witte plekken in het slijmvlies), vorming van nestjes van cellen onder het basaalmembraan en er groeien cellen in de diepte
Hoeveel tanden heb je en hoe is de indeling in de 4 kwadranten?
32 vaste tanden (20 melktanden)
1. Bovenkaak rechts
2. Bovenkaak links
3. Onderkaak links
4. Onderkaak rechts
Uit welke lagen bestaat een tand?
- Glazuur/enamel: ameloblasten, hardste lichaamsmateriaal en zit aan het oppervlak
- Dentine: odontoblasten, onder het enamel namelijk het tandbeen, bepaalt de vorm, harder dan botweefsel ([calcium] hoger), geen bloedvaten –> voorziening uit pulpa
- Cementum: cementoblasten, ter hoogte van de hals gaat enamel in cementum over, bevestigt de tand aan het bot
- Pulpa: bevat bloedvaten en zenuwen
Welke onderdelen van de tand worden op welke momenten gevormd?
- Glazuurformatie: tot vlak voor doorbreken tand (door tandvlees)
- Dentine formatie: totdat de tand volgroeid is
- Odontoblasten: persisteren in de pulpa om dentine te onderhouden
- Mesenchymale cellen: zitten rond de wortel, differentiëren in cementocyten
Wat is een keratocyste en een ameloblastoom?
Zijn kaakcysten of kaaktumoren (zie afbeelding), er gaat hier iets niet goed bij de groei van de tanden
Wat zijn de 3 grote speekselklieren en wat produceren zij?
Produceren samen 0,75-1L speeksel per dag
- Glandula parotis: sereus speeksel (voor hydrolyse carbohydraten en proteïnen –> alfa-amylase)
- Glandula submandibularis: meer sereus dan mucineus speeksel (voor hydrolyse proteïnen en lysozymen –> alfa-amylase en mucus)
- Glandula sublingualis: meer mucineus speeksel met wat sereuze elementen (mucus)
–> ook nog wat kleine speekselklieren die mucineus speeksel produceren (hoe lager hoe meer mucineus speeksel)
Wat zijn de 3 belangrijkste functies van de speekselklieren?
- Excretie: mucustransport (mucineus), water en amylase voor digestie (sereus)
- Antibacteriële stoffen: immunoglobulines, lysozyme, peroxidase
- Spoelwerking, afname van tandplaques: calcium heeft een bufferwerking –> demping schommeling pH en remming ontkalking tand
Waaruit zijn de speekselklieren opgebouwd?
Opgedeeld in kleine lobuli met hiertussen bindweefsel waartussen ducten, bloedvaten, zenuwen en vetcellen zitten
Elke tubulo-acinaire eenheid (functionele cel in de lobuli) heeft acini (speeksel productie) en ducti (speeksel secretie) –> gaan van eenlagig naar meerlagig epitheel open en bevatten cilia
De mucineuze (bij PAS-kleuring donker) en sereuze (bij PAS licht) kliertjes liggen naast elkaar
Uit welke lagen bestaat de slokdarm?
- Mucosa: niet-verhoornd plaveiselepitheel (onder microscoop rafelig door celvernieuwing uit basale cellen) –> brede laag om submucosa te beschermen
- Lamina propria: bindweefsel (tot aan de muscularis mucosae) dat vaatrijk is
- Muscularis mucosae: in lengterichting van de slokdarm (kan hem verkorten)
- Tunica adventitia: bij de laatste cm van de oesophagus heet het serosa