Behandelingsmogelijkheden type 1 en 2 diabetes Flashcards

1
Q

Behandeldoelen diabetes

A
  1. normaliseren bloedsuikerspiegel en daarmee behandelen van symptomen
  2. voorkomen chronische complicaties
  3. voorkomen hyper/hypoglycemie
  4. zorgen voor normaal leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dieet diabetes

A

verschilt niet van normale personen, relatief weinig snel absorbeerbare suikers, langzame koolhydraten en veel vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lichamelijke activiteit diabetes

A

insulineresistentie neemt af door beweging, het verhoogt de insulinegevoeligheid en reduceert progressie type 2 met 30-60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tabletten type 2

A

metformine eerste keus; activeert AMP kinase en reduceert de gluconeogenese en vermindert daarmee glucose output van de lever en verhoogt insuline gevoeligheid; geen gewichtstoename

speelt een sleutelrol bij type 2 en HbA1c 11-22 mmol/mol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sulphonylureum derivaten

A

insuline secretagoguen en zetten eilandjes Langerhans aan > meer insuline afgifte bij stijging glucosespiegel; alleen bij mensen die nog insuline maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

meglitinide

A

insuline secretagogue, stimuleert insulineafgifte door sluiten K afhankelijke ATP kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

thiazolidinediones

A

maken het lichaam insulinegevoeliger en verbeteren werking insuline, verminderen de resistentie en stimuleren PPAR-y, verminderen glucoseproductie lever en verbeteren perifere glucoseopname
- verlagen HbA1C met gemiddeld 5,5-11 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DDP4 remmers

A

versterken werking endogeen GLP-1 en hebben matig glucose verlagend effect, vaak in vroege fase type 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

injecties

A
  • insuline: subcutaan
  • GLP1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer wordt kortwerkende insuline gebruikt?

A

voor de maaltijd, IV, insulinepomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor is absorptie kortwerkende humane insuline uit de subcutis vertraagd?

A

vormt in een oplossing hexameren en gaat klonteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kortwerkende insuline die sneller uiteenvallen zonder verandering in effect?

A

aspart en lispro, werken na 15 min voor ongeveer 2-4 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

NPH insuline

A

middellang, werkt langer door teovoeging zink of NPH
- piek na 4-12 uur en 18-24 uur werkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

langwerkende insuline

A

vertraagt opname uit subcutis en verlengt werking, geven min der een piek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

indicaties insulinebehandeling

A
  • diabetische ketoacidose presentatie
  • als het C-peptide < 1ng/ml is
  • als frequent nuchter glucose >12 mmol/L is
  • als na een bepaalde tijd niet het doel-HbA1c bereikt wordt bij maximale dosis tabletten
  • patienten met recividerende infecties
  • patienten in het ziekenhuis voor operatie of ernstige ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

basale injectie

A

wordt gegeven om glucoseproductie uit de lever te controleren en om voldoende glucoseopname uit perifere weefsels te garanderen wanneer iemand nuchter is

17
Q

bolus injectie

A

voor elke maaltijd om de glucose schommelingen na maaltijd te controleren

18
Q

Waar moet je je bewust van zijn?

A

er is een grote intra-individuele en interindividuele variatie in werking verschillende insulinepreparaten

19
Q

Waarvan is insulineopname afhankelijk?

A

plaats injectie, huid temperatuur, vethypertrofie, per ongeluk IM

20
Q

Waar hebben diabetespatienten met insuline een hogere insulinespiegel

A

systemische bloedbaan, normaal poortader doordat het eerst naar lever gaat en daarna pas naar perifere weefsels. maar bij zelf prikken eerst systemische en dan pas naar lever

21
Q

GLP agonisten

A

stimuleren insuline afgifte, remmen glucagon release, verminderen eetlust en leging maag en daarmee stijging glucosespiegel

22
Q

basisbehandeling diabetes

A

dieet en leefstijladvies, goede controle BD en cholesterol

23
Q

GLP agonisten bijwerkingen

A

misselijkheid, pancreatitis, hyperplasie C-cellen bijschildklier