7. Privé-leven en maatschappelijke verhoudingen Flashcards
de familie, het gezin
la famiglia
gezins-, familie-, bekend, vertrouwd
familiare
de moeder
madre
de vader
padre
de ouders
i genitori (pl)
afhankelijk zijn van
dipendere da
de zoon / de dochter
il figlio, la figlia
de broer
il fratello
de halfbroer, de stiefbroer
il fratellastro
de zus
la sorella
de halfzus, de stiefzus
la sorellastra
de opa/oma, grootvader/grootmoeder
il nonno, la nonna
de overgrootvader/moeder
il bisnonno, la bisnonna
opzoeken, op bezoek gaan
andare a trovare
de voorouder
l’antenato, l’antenata
de kleinzoon/dochter, het kleinkind, het neefje/nichtje
il, la nipote
de neef/nicht
il cugino, la cugina
de oom/tante
lo zio, la zia
de verwant/verwante, het familielid
il, la parente
de generatie
la generazione
het paar/stel
la coppia
het samenwonende stel
la coppia di fatto
de partner
il partner
de verloofde, de vaste vriend(in)
il fidanzato, la fidanzata
de echtgenote, de vrouw
la moglie
de echtgenoot, de man
il marito
de wederhelft
la dolce metà
de ex
l’ex
ex-, voormalig
ex
het huwelijk, de bruiloft
il matrimonio
trouwen met iemand
sposare qu
het kind, het meisje/jongetje
il bambino, la bambina
het type
il tipo, la tipa
de (een of andere) vent
il tizio
de papa
il babbo
de papa
il papà
de mama
la mamma
het jongetje/meisje, het kindje
il bimbo, la bimba
legitiem, wettig
legittimo, -a
onwettig kind zijn
non essere figlio legittimo
verwennen, bederven
viziare
de tweelingbroer/zus
il gemello, la gemella
op elkaar lijken
assomigliarsi
als twee druppels water op elkaar lijken
assomigliarsi come due gocce d’acqua
de gelijkenis, de overeenkomst
la somiglianza
hecht, verbonden
unito, -a
de zwager / schoonzus
il cognato, la cognata
de schoonvader/moeder
il suocero, la suocera
oud, bejaard
anziano, -a
de schoonzoon
il genero
de schoondochter
la nuora
het jongetje
il ragazzino
ouder
maggiore
jonger
minore
zich verloven
fidanzarsi
de verloving
il fidanzamento
samenwonen, samenleven
convivere
de (echt)scheiding
il divorzio
scheiden
divorziare
trouwen
sposarsi
de bruidegom/bruid
lo sposo, la sposa
het trouwfeest
lo sposalizio
de trouwerij, de bruiloft
le nozze
de kindertijd
l’infanzia
opvoeden
educare
de opvoeding, de educatie
l’educazione
groeten, de groeten doen
salutare qu
groeten doen van mij
salutali…da parte mia
hallo, dag
ciao
zich bevinden, zijn
stare
hoe
come
de groet
il saluto
hartelijk
cordiale
hartelijke groeten
cordiali saluti
(goeden)dag, goedemorgen
buongiorno
goedenavond, goedemiddag
buonasera
welterusten, goedenacht
buonanotte
welterusten wensen
dare la buonanotte
tot ziens
arrivederci
tot ziens (beleefdheidsvorm)
arrivederLa
het afscheid
l’addio
afscheid nemen
dirsi addio
de meneer, de heer, de man
il signor(e)
de mevrouw, de vrouw, de dame
la signora
lief, dierbaar, best
caro, cara
de juffrouw, de jonge dame
la signorina
iemand ontmoeten, iemand tegenkomen
incontrare qu
het voorstellen
la presentazione
iemand voorstellen
presentare qu
het plezier, het genoegen
il piacere
iemand tutoyeren
dare del tu a qu
u zeggen tegen iemand
dare del Lei a qu
uitnodigen
invitare
de deelname
la partecipazione
deelnemen aan iets, meedoen met iets
partecipare a qc
de vriend/in
l’amico, l’amica
de vriend/in
l’amico, l’amica
intiem, vertrouwelijk
intimo, intima
de privacy, het privéleven
la privacy
de gast
l’invitato, l’invitata
de uitnodiging
l’invito
de gast, de logé, de gastheer/vrouw
l’ospite
het bezoek, de visite
la visita