15. Economie en bedrijfsleven Flashcards
de landbouw
l’agricoltura
de boer/in
il contadino, la contadina
planten, potten, zaaien
piantare
(in)zaaien
seminare
telen, verbouwen, kweken
coltivare
plukken, oogsten,rapen
cogliere
de molen
il mulino
oogsten, maaien
mietere
de tuinbouw
l’orticultura
de moestuin
l’orto
het (bloem)perk
l’ai(u)ola
de akker, het land, het veld
il campo
de tractor, de trekker
il trattore
de wijngaard
la vigna
de wijnstok, de wijnrank
la vite
de druivenpluk, de wijnoogst
la vendemmia
de oogst
il raccolto
het product
il prodotto
natuurlijk
naturale
natuurlijke producten
prodotti naturali
het fokken, fokkerij, de houderij
l’allevamento
de veehouder, de (vee)fokker/ster
l’allevatore, l’allevatrice
de (planten)kwekerij
il vivaio (piante)
de stal
la stalla
het stro
la paglia
het hooi
il fieno
het gras, het kruid
l’erba
het onkruid
l’erbaccia
de weide, het veld
il prato
het vissen, de visserij, de visvangst
la pesca
de vissersvloot
la flotta da pesca
vissen
pescare
de visser
il pescatore, la pescatrice
het net
la rete
de (gemotoriseerde) vissersboot
il (moto)peschereccio
de visindustrie
l’industria del pesce
de visteelt, de viskwekerij
la pescicoltura
de economie
l’economia
economisch, financieel, goedkoop
economico, economica
de economische crisis
la crisi economica
de economische impuls
il rilancio economico
de recessie
la recessione
de industrie, de nijverheid
l’industria
de zware industrie
l’industria pesante
de metaalnijverheid
l’industria metallurgica
de auto-industrie
l’industria automobilistica
industrieel, van de industrie
industriale
het assortiment, de collectie
l’assortimento
produceren, vervaardigen
produrre
de producent/e
il produttore, la produttrice
de techniek
la tecnica
toeschrijven
attribuire
het merk, het merkteken
la marca
het merk
il marchio
het uithangbord, het naambord
l’insegna
de handel
il commercio
opleveren, lonen
rendere
de goederen, de waar
la merce
de behoefte
il fabbisogno
zorgen voor, verschaffen
procurare
de vraag
la domanda
het aanbod
l’offerta
de leverantie, de geleverde koopwaar
la fornitura
leveren, bevoorraden
fornire
de leverancier
il fornitore, la fornitrice
de begroting, de prijsopgave
il preventivo
de bestelling, de order
l’ordine
de prijslijst
il listino prezzi
de import, de invoer
l’importazione
de export, de uitvoer
l’esportazione
toenemen, stijgen, groeien, verhogen
aumentare
verminderen, reduceren, verlagen
ridurre
het bedrijf, de onderneming, de firma
la ditta
geacht
spettabile
de vennoot, de compagnon
il socio, la socia
de vennootschap, de maatschappij
la società
de besloten vennootschap
la società a responsabilità limitata (s.r.l.)
de naamloze vennootschap
la società per azioni (s.p.a.)
de boekhouder/ster
il, la contabile
de boekhouding, de boekhoudafdeling
la contabilità
boekhouding doen
tenere la contabilità
boekhoud-
contabile
de balans
il balancio
de balans sluitend maken
bilanciare
gereed, klaar, bereid
pronto, pronta
het faillissement, de mislukking
il fallimento
liquideren, verrekenen, ontslaan
liquidare
de liquidatie, de verrekening, de uitverkoop, de opruiming
la liquidazione
de sluiting
la chiusura
het procent
il percento
het percentage
la percentuale
goedkoop, voordelig
a buon mercato
duur, kostbaar, prijzig
costoso, costosa
gratis, ongegrond
gratuito, gratuita
gratis
gratis
meer dan, over, boven
oltre
het geld
i soldi
het bankbiljet, het (bank)briefje
il biglietto
een briefje van 100 euro
un biglietto da cento euro
de munt, het muntstuk, het kleingeld, het muntgeld
la moneta
een munt van een euro
una moneta da 1 euro
monetair, munt-
monetario, monetaria
innen, incasseren
incassare
het bedrag, de som geld
la somma
de bank
la banca
bank-
bancario, bancaria
het banksysteem
il sistema bancario
de bancaire transactie
l’operazione bancaria
de pincode
il codice PIN
de geheime code
il codice segreto
de geldautomaat
il bancomat
de bankpas
la carta bancomat
wisselen
cambiare
het filiaal
la filiale
de rekening (courant)
il conto corrente
het beheren van een rekening
la gestione del conto
de cheque
l’assegno
het bankafschrift, het rekeningoverzicht
l’estratto conto
opnemen
prelevare
de geldopneming
il prelievo
de besparing
il risparmio
de spaarder/spaarster
il risparmiatore, la risparmiatrice
sparen, besparen
risparmiare
de overboeking, de korting, de reductie
il bonifico
storten, overmaken
versare
de storting, de overmaking, de (uit)betaling
il versamento
het krediet, de schuld
il credito
de schuldeiser/es, de crediteur
il creditore, la creditrice
de schuld
il debito
de debiteur, schuldenaar/res
il debitore, la debitrice
minimum, minst, miniem, minimaal
minimo, minima