13. Geschiedenis, religie en filosofie Flashcards
historisch, geschiedkundig
storico, storica
de geschiedenis
la storia
de cultuur
la cultura
cultureel, cultuur-
culturale
het cultuurgoed
i beni culturali
ontwikkel, beschaafd
colto, colta
de tijd, het tijdperk
l’epoca
de middeleeuwen
il Medioevo
middeleeuws
medioevale
oud, antiek, van vroeger
antico, antica
de (klassieke) oudheid
l’antichità
modern
moderno, moderna
de vooruitgang
il progresso
progressief, vooruitstrevend
progressista
de koning
il re
de koningin
la regina
de prins/es
il principe, la principessa
de keizeer/in
l’imperatore, l’imperatrice
het hof, de hofhouding
la corte
de pracht, de praal
lo splendore
het geluk, het succes, het fortuin
la fortuna
vorstelijk, soeverein
sovrano, sovrana
de vorst/in, de soeverein
il sovrano, la sovrana
de invloed
l’influenza
de revolutie
ls rivoluzione
plaatsvinden
aver luogo
de erfgenaam
l’erede
erven
ereditare
de erfenis, de nalatenschap
l’eredità
onterven
diseredare
het (stand)beeld
la statua
de buste, het borstbeeld
il busto
de ruïne
la rovina
enorm, reusachtig
enorme
groot
grande
rijk
ricco, ricca
de rijkdom, de overvoel
la ricchezza
arm
povero, povera
de armoede
la povertà
de slaverij
la schiavitù
de slaaf, slavin
lo schiavo, la schiava
de (volks)stam, het geslacht
la tribù
de religie, de godsdienst, het geloof
la religione
God
Dio
de god/in
il dio, la dea
goddelijk, van God
divino, divina
de voorzienigheid
la provvidenza
het wonder, het mirakel
il miracolo
de zondvloed
il diluvio
Na mij de zondvloed!
Dopo di me il diluvio
het lot
la sorte
de geest
lo spirito
heilig, Sint
santo, santa
de heilige
il santo, la santa
de beschermheilige
il santo protettore
de patroonheilige
il santo patrono
de ziel, de geest
l’anima
bidden
pregare
het lot
il destino
bestemmen voor
destinare a
de bestemming
la destinazione
gelukkig, blij
felice
het geluk, de blijdschap
la felicità
(ver)dragen, ondergaan, doorstaan
sopportare
het perspectief, het vooruitzicht
la prospettiva
de hoop
la speranza
hopen op
sperare in
de kaars
la candela
Joods
ebreo, ebrea
het jodendom
l’ebraismo
islamitisch
mus(s)ulmano, mu(s)sulmana
de islam
l’islam
de boeddhist/e
il, la buddista
het boeddhisme
il buddismo
de sekte
la setta
geheim, verborgen
segreto, segreta
het geheim
il segreto
Christus
Cristo
christelijk, christen-
cristiano, cristiana
Jesus
Gesù
het kruis
la croce
het teken
il segno
de parabel, de gelijkenis
la parabola
verrijzen, herrijzen
risorgere
de bijbel
la bibbia
de evangelist
l’evangelista
het evangelie
il vangelo
het gebod
il comandamento
de tien geboden
i dieci comandamenti
het paradijs
il paradiso
de engel
l’angelo
zondigen
peccare
de zondaar/es
il peccatore, la peccatrice
de zonde
il peccato
de erfzonde
il peccato originale
berouw/spijt hebben van
pentirsi di
het berouw, de spijt
il pentimento
de hel
l’inferno
Loop allemaal naar de hel!
All’inferno tutti
de duivel
il diavolo
loop naar de duivel
ma va’ al diavolo
Satan
Satana
katholiek
cattolico, cattolica
orthodox
ortodosso, ortodossa
de paus
il papa
de priester
il prete
de priester
il sacerdote
tot priester gewijd worden
prendere gli ordini
de monnik/non, de kloosterzus
il monaco, la monaca
prediken, preken
predicare
de mis
la messa
zegenen
benedire
God zegene je!
Dio ti benedica
het altaar
l’altare