2. Het menselijk lichaam Flashcards
het lichaam
il corpo
lichamelijk
corporale
het bot, been
l’osso
bot-, been-
osseo, ossea
de huid
la pelle
het (lichaams)haar
il pelo
op een haar na
per un pelo
de haar
il capello
de wenkbrauw
il sopracciglio
het ooglid
la palpebra
de wimper
il ciglio
het bloed
il sangue
bloedonderzoek
l’analisi del sangue
de spier
il muscolo
spier-, musculair
muscolare
de ader
la vena
de zenuw
il nervo
stalen zenuwen hebben
avere i nervi saldi
het zenuwstelsel
il sistema nervoso
het hoofd
la testa
de hersenen
il cervello
het gezicht
la faccia
de wang
la guancia
gezwollen, dik
gonfio, gonfia
opblazen, doen (op)zwellen
gonfiare
het voorhoofd
la fronte
de slaap
la tempia
de mond
la bocca
de tand, de kies
il dente
weghalen, trekken
togliere
de lip
il labbro
de tong
la lingua
de bovenkaak
la mascella superiore
de onderkaak
la mandibola
de kin
il mento
het gezicht
il viso
het gezicht
il volto
bruin (van de zon)
abbronzato, -a
de hals, de nek
il collo
de keel, de hals
la gola
de schouder
la spalla
achter; achter de/iemands rug
alle spalle di
de borst
il petto
de rug
la schiena
de wervelkolom
la colonna vertebrale
de borst, de boezem
il seno
de borstkas
il torace
de arm
il braccio
op de arm
in braccio
in je armen
fra le bracia
de hand
la mano
de vinger, de teen
il dito
de duim
il pollice
de wijsvinger
l’indice
de middelvinger
il (dito) medio
de ringvinger
l’anulare
de pink
il mignolo
de vuist
il pugno
de elleboog
il gomito
de nagel
l’unghia
het been
la gamba
de knie
il ginocchio
de knieën buigen
piegare le ginocchia/i ginocchi
de voet
il piede
blijven staan
stare in piedi
de teen
il dito del piede
het zitvlak, het achterwerk
il sedere
de heup, het heupgewricht
l’anca
de heup, de zij
il fianco
het middel, de taille
la vita
de dij
la coscia
het scheenbeen
la tibia
het kuitbeen
il perone
het dijbeen
il femore
de hiel
il calcagno
het organisme
l’organismo
het orgaan
l’organo
het hart
il cuore
hart-
cardiaco, -a
de buik
il ventre
de lever
il fegato
de maag
lo stomaco
vol gevoel in de maag
sentirsi lo stomaco pesante
de nier
il rene
de darm
l’intestino
darm-
intestinale
de buik, het buikje
la pancia
buikpijn
mal di pancia
de long
il polmone
long-, pulmonair
polmonare
ademen
respirare
de adem
il respiro
stikken
soffocare
de liefde
l’amore
het gevoel
il sentimento
liefdes-, romantisch, sentimenteel
sentimentale
op iemand verliefd worden
innamorarsi di qu
verliefd
innamorato, -a
heteroseksueel
eterosessuale
homoseksueel
omosessuale
homo-, gay
gay
lesbisch
lesbica
de man
l’uomo
de vrouw
la donna
het geslacht, de seks
il sesso
vrijen, met iemand naar bed gaan
far l’amore con qu
het condoom
il preservativo
de anticonceptie
la contraccezione
de (anticonceptie)pil
la pillola (contraccettiva)
de abortus
l’aborto
zich laten aborteren, een miskraam krijgen
abortire (isc)
het veilig vrijen
il sesso sicuro
de zaadbal, de testikel
il testicolo
de eierstok
l’ovaia
de penis
il pene
de vagina
la vagina
de geslachtsorganen
gli organi genitali
de baarmoeder
l’utero
het kind, het jongetje
il bambino
het (jonge) meisje
la bambina
de jongen
il ragazzo
het meisje
la ragazza
jong
giovane
de jongere
il giovane, la giovane
de jeugd
la gioventù
de ouderdom
la vecchiaia
volwassen
adulto, -a
de volwassene
l’adulto, -a
oud
vecchio, -a