23. Structuurwoorden Flashcards
deze, dit
questo, questa
die, dat
quello, quella
dat, dit
ciò
zelf, (de)zelfde, (het)zelfde
stesso, stessa
zekere, iemand
tale
die, dat (betrekkelijk vnw), wat, hetgeen (na een hele zin + il)
che
die, dat (in formeler taalgebruik, kan ook volgen na vz)
il, la quale
die, dat, wie, wat (bet. vnw na een vz, in spreektaal meestal in plaats van il/la quale)
cui
die, dat
codesto, codesta
wie
chi
wat
(che) cosa
wat voor, welk(e)
che
welk(e)
quale
ander, nog een
altro, altra
andermans
altrui
sommige(n)
certo, certa
ieder(een), eenieder
chiunque
ieder(een), eenieder
ciascuno, ciascuna
iedereen
ognuno, ognuna
een paar, enig, enkel
qualche
iets, wat
qualcosa
iemand
qualcuno, qualcuna
welk/wie ook maar, zomaar een, ieder willekeurig
qualsiasi
welke dan ook, wie ook maar
qualunque (cosa)
zekere, iemand
tale
opdat
affinché (+cong.)
tension, behalve wanneer
a meno che +cong
zodra
appena
(al)hoewel, ondanks (het feit) dat
benché +cong
dat
che
gezien het feit dat, aangezien
considerato che
gezien het feit dat, aangezien
dato che
nadat
dopo che
en
e, ed
en toch, maar toch
eppure
zolang, tot(dat) (in zinnen met ontkenning)
finché
zolang er leven is, is er hoop
finché c’è vita, c’è speranza
zodat
in modo che +cong
tenzij
salvo che +cong
maar
ma
terwijl
mentre
en ook
nonché
of
o
of(wel)
oppure
op voorwaarde dat, mits
a patto che +cong
omdat, want
perché
opdat, zodat
perché +cong
vooropgesteld dat
premesso che +cong
daarom
perciò
echter, maar, evenwel, toch
però
aangezien, omdat
poiché
voordat
prima che +cong
mits
purché +cong
wanneer, als, toen
quando
als, indien
se
hoewel, ook al
sebbene +cong
zonder dat
senza che +cong
zowel…als, en…en
sia…sia, sia…che
aangezien, omdat, daar
siccome
en toch, niettemin
tuttavia
gezien het feit dat, omdat
visto che
niet
non
non…più
niet meer
nooit
non…mai
nooit meer
non…mai più
niets
non…niente
niets meer
non…più niente
nooit iets
non…mai niente
niets
non…nulla
noch…noch, niet…en ook niet
non…né…né
ook niet, zelfs niet, niet eens
non…neanche, non…nemmeno, non…neppure
niemand
non…nessuno/nessuna
helemaal niet, echt niet
non…mica
zelfs, maar liefst, gewoonweg, geheel en al
addirittura
plotseling, opeens
ad un tratto
ook
anche
sterker nog, integendeel, of liever
anzi
net, pas, nauwelijks, amper
appena
wat…betreft, trouwens, à propos
a proposito
als geroepen komen
arrivare a proposito
juist, precies
appunto
eventueel, desnoods, mocht
caso mai
dus, dat wil zeggen, namelijk, of liever, (of) beter gezegd
cioè
in elk geval, toch
comunque
zo
così
echt, werkelijk
davvero
stiekem
di nascosto
opnieuw, weer
di nuovo
gewoonlijk, meestal
di solito
dus, goed, toch, nou
dunque
over/in het algemeen
in genere
in elk geval, hoe het ook zij
in ogni caso
in elk geval, hoe dank ook
in ogni modo, ad ogni modo
vergeefs
invano
maar, daarentegen
invece
toch, evengoed
lo stesso
gelukkig maar
meno male
natuurlijk, uiteraard, logischerwijs
per forza