3.8 OCS en verwante stoornissen Flashcards
Leg aan de hand van het metacognitieve model uit hoe een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) in stand wordt gehouden.
Het verschil tussen mensen met en zonder OCS is volgens dit het model de onjuiste interpretatie van intrusies, die vaak gekenmerkt wordt door overschatting van gevaar en eigen verantwoordelijkheid en door intolerantie voor onzekerheid. De metacognities die hieruit voortvloeien leiden ertoe dat OCS-patiënten te veel aandacht besteden aan hun intrusies, angstig worden en het ingeschatte gevaar onschadelijk proberen te maken door rituelen uit te voeren. De optredende angst en andere negatieve emoties worden zelf weer geïnterpreteerd als een signaal van controleverlies of als een bewijs van gevaar. Emotionele reacties vergroten bovendien de kans op het optreden van meer intrusies, onder meer omdat ze de kans op het opmerken van obsessieve stimuli vergroten. Dwanghandelingen worden beschouwd als vermijding van irreële angst die niet kan uitdoven zolang de patiënt het uitblijven van de gevreesde ramp toeschrijft aan de dwanghandeling (Visser & Van Oppen, 2018)
Hoe verloopt de behandeling van een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) via het stepped-care-model?
Het stepped-care-model voor de behandeling van OCS, schrijft voor om eerst psycho-educatie over de stoornis en de behandelmogelijkheden te geven en dan, in overleg met de patiënt, te kiezen voor CGT of farmacotherapie. Als er al eerdere behandelingen hebben plaatsgevonden, is het (uitblijven van) effect daarvan medebepalend voor de keuze voor CGT of farmacotherapie. Wordt er voor CGT (zie ook hoofdstuk 7) gekozen, dan start men met exposure in vivo met responspreventie (ERP) gedurende gemiddeld twintig sessies. Als de patiënt niet (voldoende) herstelt door deze behandeling, dan kan vervolgd worden met cognitieve therapie (CT), eveneens gedurende twintig sessies. Is er dan nog onvoldoende herstel, dan kan medicatie (zie ook hoofdstuk 4) of een combinatie van CGT en medicatie overwogen worden (Visser & Van Oppen, 2018)
De categorie ‘obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen’ is nieuw sinds DSM 5, in DSM-IV stonden deze nog
onder het hoofdstuk angststoornissen. De nieuwe indeling is gekozen omdat.. 4x
- de stoornissen fenomenologisch veel gemeenschappelijke kenmerken hebben
• er overlap is wat betreft respons op behandeling, comorbiditeitspatronen, ontstaansleeftijd en familiair
voorkomen en genetica
• dezelfde neurale circuits en neurotransmitters van invloed lijken te zijn
• het de clinicus moet aansporen om wanneer er sprake is van één van deze stoornissen, ook de andere
systematisch uit te vragen, omdat deze stoornissen vaak gezamenlijk voorkomen
OCS, ook wel dwangstoornis genoemd, wordt gekenmerkt door 2x
- Obsessies: hardnekkige, steeds terugkerende gedachten, impulsen of voorstellingen – patiënt kan deze niet,
of slechts met zeer veel moeite van zich afzetten.
ð Obsessies veroorzaken lijdensdruk (angst, maar ook walging, ‘just not right’-belevingen, …) - Compulsies (dwanghandelingen): handelingen (bv. handen wassen) of mentale activiteiten (bv. tellen)
waartoe de patiënt zich gedwongen voelt in reactie op een obsessie, of volgens regels die rigide moeten
worden toegepast.
ð Gericht op het voorkomen/verminderen van angst, walging, of andere lijdensdruk of zijn gericht op het
voorkomen van een bepaalde gebeurtenis. De handelingen hebben echter geen reëel verband met datgene
wat voorkomen moet worden of zijn duidelijk excessief
De obsessies en compulsies veroorzaken een aanzienlijke lijdensdruk, zijn tijdrovend (minimaal één uur per dag in
beslag), en zijn niet het gevolg van medicatie of een somatische aandoening.
Realiteitsbesef/inzicht in klachten onderzoeken. Wanneer heeft pt …
- goed of redelijk realiteitsbesef?
- gering realiteitsbesef?
- ontbrekend realiteitsbesef en/of waanovertuigingen?
wanneer patiënt denkt dat zijn opvattingen die horen bij de OCS…
- zeker niet of waarschijnlijk niet waar zijn
- waarschijnlijk waar zijn
- zeker wel waar zijn
Wat is een tic?
Wanneer is OCS ticgerelateerd?
: wanneer patiënt denkt dat zijn opvattingen die horen bij de OCS
OCS is ticgerelateerd wanneer er sprake is van een actuele ticstoornis of een ticstoornis in de voorgeschiedenis.
Ontstaansleeftijd van OCS heeft 2 pieken. Welke 2?
- Kinderleeftijd
2. Vroege volwassenheid (22 jaar)
Wat zijn aan OCS verwante stoornissen? 4x
Hoe heet als een van deze stoornissen het gevolg van een middel/medicatie is?
En als het het gevolg is van een somatische aandoening?
- Morfodysfore stoornis (stoornis in lichaamsbeleving) gepreoccupeerd zijn met misvormingen/onvolkomenheden in
het uiterlijk die voor anderen niet waarneembaar zijn of door hen als onbeduidend worden beschouwd. - Hoarding (verzamelstoornis): moeite hebben bezittingen weg te doen of er afstand van te nemen, ongeacht de
werkelijke waarde. Deze moeite komt voort uit de behoefte om voorwerpen te bewaren. Er ontstaat lijdensdruk als voorwerpen weggedaan worden. Dit leidt tot een verzameling en zorgt voor excessief veel rommel. - Trichotillomanie (haaruittrekstoornis): herhaaldelijk de eigen haren (hoofd-, gezichts-, schaam-, of ander lichaamshaar)
uittrekken, met haarverlies als gevolg. Vaak worden de haren opgegeten – hierdoor kunnen haarballen (trichobezoar)
ontstaan die soms operatief verwijderd moeten worden. - Excoriatiestoornis (huidpulkstoornis): recidiverend huidpulken waardoor er beschadigingen van de huid ontstaan.
obsessieve-compulsieve of verwante stoornis door een middel/medicatie
obsessieve-compulsieve of verwante stoornis door een somatische aandoening
Wat zijn factoren die kwetsbaarheid voor OCS vergroten? 4x
• Erfelijkheid komt 2x zo vaak voor in families van patiënten, de kans dat de helft van een tweeling OCS
heeft als de andere helft het ook heeft is 57% bij monozygote en22% bij dizygote tweelingen
• Streptokokkeninfectie in de kindertijd
• Veranderde structuur in de parallelle corticostriatothalamocorticale (CSTC) circuits, frontolimbische en
frontopariëtale verbindingen
• Serotonerge, dopaminerge en glutamaterge systeme
Wat zegt de twee-factoren theorie?
Dit is een leertheoretische verklaring voor dwanggedrag
klassiek geconditioneerde angst zou leiden
tot het ontstaan van vermijdingsgedrag, zoals dwanghandelingen. Vermijdingsgedrag leidt tot angstreductie, en
angstreductie bekrachtigd op zijn beurt weer het vermijdingsgedrag. Door het optreden van vermijdingsgedrag kan de
angst niet uitdoven.
Rachman en DaSilva vonden dat normale intrusieve gedachten (ongewenste, opdringende en zich
herhalende gedachten) en obsessieve gedachten qua inhoud niet van elkaar verschillen + dat intrusies onder
90% van de algemene populatie voorkomen
.Salkovskis koppelde deze bevindingen van het aan Becks emotietheorie (emotie = resultaat van interpretatie stimuli)
en stelde dat de angst bij OCS geen klassiek geconditioneerde angst is maar angst die voortkomt uit een
onjuiste interpretatie van op zichzelf normale intrusies legde basis voor metacognitieve model. Wat zegt dit model?
Gebruikt de metacognitie (de interpretatie van de intrusie), i.p.v. de obsessieve cognitie (de intrusie zelf) als
aangrijpingspunt van behandeling. Dit model is het uitgangspunt van de huidige CGT-behandelaanbod.
Basale aanname: intrusies hebben is een normaal, niet pathologisch verschijnsel – het verschil tussen mensen met
OCS is de onjuiste interpretatie van deze intrusies (vaak overschatting van gevaar en eigen verantwoordelijkheid, en
intolerantie voor onzekerheid). Hieruit vloeien metacognities voort die leiden tot te veel aandacht besteden aan hun
intrusies, angstig worden het ingeschatte gevaar onschadelijk proberen te maken door rituelen uit te voeren. De
optredende angst en andere negatieve emoties worden op hun beurt weer geïnterpreteerd als een signaal van
controleverlies of bewijs van gevaar. Emotionele reacties vergroten weer de kans op het optreden van meer intrusies,
omdat ze de kans op het opmerken van obsessieve stimuli vergroten.
Dwanghandelingen worden beschouwd als vermijding van irreële angst die niet kan uitdoven zolang de patiënt het
uitblijven van de gevreesde ramp toeschrijft aan de dwanghandeling.
Wat zegt het meer recente model van o’connor?
Welke behandeling werd ontwikkeld om aan te grijpen op de specifieke redeneerprocessen die ten grond liggen aan de haperende realiteitstoetsing?
Het meer recente model van O’Connor gaat uit van een haperende realiteitstoetsing stelt dat dwanghandelingen
worden verricht omdat beangstigende en onjuiste conclusies worden getrokken over de werkelijkheid van het
moment. Men bedenkt naar aanleiding van een prikkel hoe er sprake is vaneen ongewenste toestand (zoals dat het
gas nog aan is) en integreert vervolgens de waarnemingen niet die erop wijzen dat er op dit moment niets aan de
hand is. Men baseert zich dus niet op de realiteit die hij waarneemt, maar op zijn verbeelding.
Inference based approach
In hoeveel % van de gevallen is OCS chronisch?
Hoeveel jaar zit er tussen ontstaan OCS en behandeling?
60%
17 jaar
Wat is het stepped-care model voor OCS?
Stepped-care model schrijft voor om eerst psycho-educatie te geven, en dan te kiezen voor CGT of farmacologische
therapie. Bij CGT wordt gestart met exposure in vivo met responspreventie (ERP) voor voorbeeld zie casus 24.2 blz. 280,
bij onvoldoende effect volgt cognitieve therapie (CT), en indien dan nog steeds onvoldoende effect, dan medicatie
(serotonineheropnameremmers of combi van medicatie en CGT.