3.6 Dissociatieve stoornissen Flashcards

1
Q

Cliënten met een dissociatieve stoornis zijn vaak jarenlang in behandeling in de ggz zonder dat de dissociatieve klachten herkend worden. Wat zijn hiervan de oorzaken? 4x

A

Er zijn meerdere oorzaken aan te wijzen waarom dissociatieve klachten niet herkend worden:
1) Er is sprake van hoge comorbiditeit. Cliënten melden zich doorgaans aan met andere klachten.

2) Wanneer niet expliciet naar dissociatieve symptomen gevraagd wordt, zullen cliënten deze symptomen in de regel niet spontaan rapporteren. Angst en schaamte spelen hierbij een rol.
3) In opleidingen tot psychiater, psycholoog of psychotherapeut wordt weinig of geen aandacht besteed aan dissociatieve stoornissen.
4) Er zijn verschillende opvattingen over wat er precies onder dissociatie verstaan moet worden en de twee belangrijkste psychiatrische classificatiesystemen – de DSM-5 (APA, 2014) en ICD-10 (WHO, 1992) – verschillen van elkaar in de indeling daarvan. Zonder een goede diagnose kan er echter geen passende behandeling volgen. Cliënten worden dan, doorgaans met weinig succes of met slechts kortdurend effect, behandeld voor de klacht waarmee zij zich op dat moment aanmelden. De onderliggende dissociatieve stoornis wordt niet herkend en blijft onbehandeld. Daarom zal er om tot een betere diagnostiek van dissociatieve stoornissen te komen, als standaardprocedure gescreend moeten worden op het vóórkomen van dissociatieve symptomen en stoornissen (Boon & Van der Hart, 2018).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Screening van dissociatieve symptomen zou een gestandaardiseerd onderdeel moeten zijn in een diagnostisch proces, juist omdat cliënten met een dissociatieve stoornis zich doorgaans aanmelden met andere klachten. Bij welke cliënten is het in ieder geval raadzaam om te screenen op dissociatieve symptomen? 6x

A
  1. patiënten met een voorgeschiedenis van chronische, vroegkinderlijke traumatisering
  2. patiënten met somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK)
  3. patiënten die stemmen horen
  4. patiënten met steeds wisselende somatische of psychische diagnosen
  5. patiënten met trauma- of stressgerelateerde problematiek
  6. patiënten die niet goed reageren op een ingestelde behandeling, met name bij behandeling van angst- en stemmingsstoornissen, eetstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, somatisatiestoornissen (Boon & Van der Hart, 2018).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Er bestaat wereldwijd consensus onder gespecialiseerde therapeuten dat de behandeling van de dissociatieve stoornissen een fasegericht psychotherapeutisch behandelmodel moet volgen.
Wat gebeurt er tijdens de verschillende fases van deze behandeling? 3x

A

Fasegerichte behandeling voor complexe traumagerelateerde dissociatieve stoornissen bestaat in grote lijnen uit de volgende drie fasen, elk met zijn eigen specifieke taken en uitdagingen:

1 het bevorderen van een goede therapeutische relatie, veiligheid, stabilisering, symptoomreductie en het zich eigen maken van vaardigheden

2 de behandeling van traumatische herinneringen

3 het (re)integreren van de persoonlijkheid en rehabilitatie (Boon & Van der Hart, 2018).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar is dissociatie de essentie van?

Wat laat empirische literatuur zien?

A

Dissociatie is de essentie van trauma: het tijdens en na een overweldigende ervaring uiteenvallen van de
persoonlijkheid in onderscheiden dissociatieve delen. Bv. “ik ben uit elkaar geknald”, “ik ben buiten mezelf geraakt”, …
‘Breekpunt’ is wellicht een passender metafoor voor dergelijke ervaringen dan trauma, wan ‘breekpunt’ wijst directer
naar het ontstaan en voortbestaan van een fragmentatie of dissociatie van de persoonlijkheid. Het verwijst ook naar
de visie dat alle traumagerelateerde stoornissen, dus ook PTSS en sommige vormen van depressie, dissociatief van
aard zijn.

Ook empirische literatuur toont aan dat complexe dissociatieve stoornissen in traumatische ervaringen geworteld zijn,
waarbij met name de DIS verbonden is met vroegkinderlijke chronische traumatisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar worden dissociatieve stoornissen door gekenmerkt volgens de DSM-5?

A

door een verstoring van en/of discontinuïteit in de
normale integratie van bewustzijn, geheugen, identiteit, emotie, perceptie, lichaamsbeleving, motorische controle en
gedrag. Dissociatieve symptomen kunnen ieder gebied van het psychisch functioneren verstoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vanuit theorie van structurele dissociatie van persoonlijkheid wordt wat beargumenteerd wat betreft PTSS?

A

Zowel de acute stressstoornis als de PTSS bevatten dissociatieve symptomen, zoals amnesie, flashbacks,
gevoelloosheid en depersonalisatie/derealisatie ’ vanuit theorie van structurele dissociatie van de
persoonlijkheid wordt beargumenteerd dat PTSS in wezen een dissociatieve stoornis is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 5 dissociatieve stoornissen onderscheidt de DSM-5?

A
  1. Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)
  2. Dissociatieve amnesie
  3. Depersonalisatie-/derealisatiestoornis
  4. Andere gespecificeerde dissociatieve stoornis (AGDS; voorheen dissociatieve stoornis niet anderszins
    omschreven, DSNAO)
  5. Ongespecificeerde dissociatieve stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar wordt de dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) door gekenmerkt?

Wat zijn de belangrijkste symptomen? 5x

Wat zijn 2 kenmerken van mensen met DIS?

A

gekenmerkt door fragmentatie van de identiteit door twee of meer
onderscheiden ‘persoonlijkheidstoestanden’ (dissociatieve delen van de ph), wat in sommige culturen wordt
beschreven als bezetenheid.

Belangrijkste symptomen:
a. herhaalde lacunes in de herinnering van alledaagse gebeurtenissen, belangrijke persoonlijke
informatie, en/of traumatiserende gebeurtenissen die niet overeenstemmen met gewoon vergeten;
b. de ervaring om zichzelf als van een afstand buiten zichzelf (het lichaam) te zien of te horen spreken
c. het horen van stemmen (bv. een kinderstem, mannen- en vrouwenstemmen) in en buiten het hoofd
d. sterk wisselende gedachten, wensen, emoties en impulsen die als egodystoon ervaren worden
e. geen contact hebben met het eigen lichaam of het eigen lichaam anders (groter of kleiner)
waarnemen

  • aanvankelijk hebben cliënten een fobie voor de dissociatieve delen van de persoonlijkheid en kunnen
    er moeilijk over spreken
  • vaak hoge comorbiditeit: depressie, angst, zelfbeschadiging, middelenmisbruik, eetstoornissen, nietepileptische
    aanvallen en PTSS-klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is kenmerkend voor dissociatieve amnesie?

A

vorm van amnesie gekenmerkt door onvermogen om zich belangrijke
autobiografische informatie te herinneren, doorgaans van traumatische of stressvolle aard, dat verschilt van
gewoon vergeten. Belangrijk om DIS en AGDS uit te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is kenmerkend voor Depersonalisatie-/derealisatiestoornis?

A

gekenmerkt door persisterende of herhaalde gevoelens van
vervreemding van zichzelf (depersonalisatie) of van de omgeving (derealisatie) of beide. Komen ook vaak
voor als symptomen bij andere stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is kenmerkend voor Andere gespecificeerde dissociatieve stoornis (AGDS; voorheen dissociatieve stoornis niet anderszins
omschreven, DSNAO)?

A

de presentatie van de klachten voldoet niet aan de criteria voor een specifieke
dissociatieve stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is kenmerkend voor Ongespecificeerde dissociatieve stoornis?

A

categorie die wordt gehanteerd wanneer de clinicus de reden niet
specificeert waarom de presentatie van de klachten niet voldoet aan een specifieke dissociatieve stoornis, bv.
op grond van onvoldoende info.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de lifetimepevalentie van dissociatieve stoornissen?

En bij psychiatrische patiënten?

A

1.7%

5-21%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aanvankelijk werd gedacht dat dissociatieve symptomen op een continuüm geplaatst konen worden van ‘normale’
verschijnselen zoals dagdromen en de highway-trance tot aan ‘pathologische’ extreme vormen van dissociatie zoals
ernstige amnesie en identiteitswisselingen bij DIS.
De juistheid van deze gedachte wordt al lange tijd in twijfel getrokken
Welk onderscheid wordt nu gemaakt?

A

dissociatieve verschijnselen die meestal traumagerelateerd zijn en duiden op een opdeling van de
persoonlijkheid, en andere vormen van bewustzijnsveranderingen, zoals dagdromen, highway-trance, … Symptomen
als dagdromen hebben te maken met een vernauwing of vermindering van het bewustzijn, maar wijzen niet
noodzakelijkerwijs op een opdeling van de persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pathologische dissociatieve symptomen kunnen grofweg ingedeeld worden in…? 4x

A

• Positieve dissociatieve symptomen: tijdelijke intrusieverschijnselen, afkomstig van een of meer dissociatieve
delen, die kunne komen en gaan, bv. het horen van stemmen, ervaren van misselijkheid of pijn

• Negatieve dissociatieve symptomen: afwezigheid of het verlies van functies die theoretisch aanwezig
zouden moeten zijn

  • Psychoforme (cognitief-emotionele) symptomen
  • Somatoforme (sensorimotorische) symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat je ook onder het concept dissociatie verstaat, het is belangrijk om wat uit te vragen van dissociatieve symptomen?

A

een onderscheid te maken tussen (pathologische) dissociatieve symptomen en de overige bewustzijnsveranderingen
en goed door te vragen naar de kwaliteit en betekenis van een symptoom

17
Q

Verwarring over de diagnose DIS doet zich vooral voor bij welke stoornis?

A

persoonlijkheidsstoornis, vooral borderline

18
Q

Wat zijn fugues?

Is het psychoform of somatoform?

Positief of negatief?

A

Er wordt gesproken van een dissociatieve fugue als iemand plotseling weggaat van huis of werk met het aannemen van een nieuwe identiteit en het vergeten van het verleden.

Psychoform, negatief

19
Q

Behandelingen van complexe dissociatieve stoornissen duren doorgaans lang, ook als cliënten eenmaal goed zijn
gediagnosticeerd. \
Wat is de wereldwijde consensus wat betreft behandeling?

A
behandeling dissociatieve stoornissen moet en fasegericht psychotherapeutisch
behandelmodel volgen (de standard of care). Vaak ondersteund met aanvullende behandelingen zoals medicatie en
non-verbale modules (bv. creatieve therapie of lichaamsgerichte therapie).

• gecontroleerd effectonderzoek ontbreekt echter, literatuur betreft bijna alleen de complexere stoornissen
DIS en AGDS
• wanneer stoornis minder complex is => nog steeds fasegericht model volgen, maar dan kortdurend (vooral
eerste fase van stabilisatie – maar te snel beginnen aan fase 2 kan tot decompensatie leiden!)

20
Q

Fasegerichte behandeling voor complexe traumagerelateerde dissociatieve stoornissen bestaat in grote lijnen uit 3
fasen, met elk zijn eigen specifieke taken en uitdagingen. Welke 3 fasen?

A
  1. bevorderen goede therapeutische relatie, veiligheid, stabilisering, symptoomreductie en eigen maken van
    vaardigheden
  2. de behandeling van traumatische herinneringen
  3. het (re)integreren van de persoonlijkheid en rehabilitatie
21
Q

FASE 1: BEVORDEREN VAN THERAPEUTISCHE RELATIE, VEILIGHEID, STABILISERING,
SYMPTOOMREDUCTIE EN EIGEN MAKEN VAN VAARDIGHEDEN
Fasegerichte behandeling kent doorgaans twee complementaire benaderingen.

Welke 2?

A
  1. relationele benadering: gericht op therapeutische relatie. Richt zich op overwinnen van de angst van cliënt –
    c.q. van de onderscheiden dissociatieve delen van zijn persoonlijkheid – voor het aangaan van een
    samenwerkings- en vertrouwensrelatie met de therapeut
  2. probleemoplossende benadering: cliënt leert vaardigheden om beter met klachten en symptomen om te
    gaan, maar leert ook inzien dat deze vaak een uiting zijn van de poging van de dissociatieve delen om
    bepaalde problemen op te lossen
22
Q

FASE 1: BEVORDEREN VAN THERAPEUTISCHE RELATIE, VEILIGHEID, STABILISERING,
SYMPTOOMREDUCTIE EN EIGEN MAKEN VAN VAARDIGHEDEN

Bij patiënten met een dissociatieve stoornis worden 2 hoofdcategorieën van dissociatieve delen onderscheiden?

A

• delen die zich voornamelijk bezighouden met het functioneren in het dagelijks leven en die de
herinneringen aan de traumatische ervaringen zoveel mogelijk vermijden

• delen die veelal vast zitten in de oorspronkelijke verdedigingsmodi (vechten, vluchten, verstarren, verlammen
of totale onderwerping) ’ ‘bewaren’ de herinneringen, emoties en lichamelijke sensaties aan de
traumatiserende gebeurtenissen; verkeren doorgaans in ‘traumatijd’ in ‘toen-en-daar’ en zijn derhalve niet
goed georiënteerd in het heden; zijn zeer kwetsbaar om, geactiveerd door triggers, herbelevingen te ervaren

23
Q

FASE 1: BEVORDEREN VAN THERAPEUTISCHE RELATIE, VEILIGHEID, STABILISERING,
SYMPTOOMREDUCTIE EN EIGEN MAKEN VAN VAARDIGHEDEN

Waar helpt de therapeut de cliënt bij? 3x

A

samenwerking tussen de delen te bevorderen en meer als een team te gaan functioneren.

• overwinnen van de fobie voor de andere delen (vooral die vastzitten in de ‘traumatijd’) is een hoofdopgave
• Cliënt moet gaan inzien dat delen zijn ontstaan om hem als kind te beschermen voor nog meer geweld door
de dader(s). Deze delen ‘bewaren’ vaak de moeilijkste gevoelens en hebben een heel negatief zelfgevoel en zijn bang dat de behandelaar, wanneer hij hen leert kennen, de behandeling zal stoppen.
o daarom goede werkrelatie met alle delen essentieel en voorwaarde voor overgang naar fase 2
24
Q

FASE 2: BEHANDELING/INTEGRATIE VAN TRAUMAGERICHTE HERINNERINGEN

Wat wordt hierin gedaan?

Wanneer gaat men over naar fase 3?

A

• verschillende delen hebben vaak een heel andere kijk op het verleden en veel onderlinge strijd daarover
• overwinnen fobie voor traumatische herinneringen en geleide synthese: stap voor stap integreren daarvan
• geleidelijk en zeer gestructureerd worden de ‘pathogene kernen’ (aspecten die absoluut aan bod moeten
komen wil de integratie ervan slagen) van bepaalde traumatische herinneringen die horen bij de
‘traumatijd’-delen, sensorisch, emotioneel en cognitief gedeeld met andere delen (vooral de delen uit het
dagelijks leven)
• de delen worden deelgenoot in de ervaring zonder overspoeld te raken
• ervaringen worden aan therapeut verteld, zorgt voor sterkere realisatie bij cliënt wat hij heeft meegemaakt
• bij integratie gaat het om de transformatie van traumatische herinneringen, die de vorm van herbelevingen
hebben, in autobiografische narratieve herinneringen, die gepaard gaan met de realisatie dat de
traumatische ervaring voltooid verleden tijd is.
ð Ook EMDR is mogelijk, maar wat de benadering ook is: een zorgvuldige voorbereiding incl. het samenwerken
met de dissociatieve delen, is noodzakelijk.

Wanneer de dissociatieve delen de traumatische ervaringen hebben gedeeld, gaat men naar fase 3.

25
Q

FASE 3: (RE)INTEGRATIE VAN DE PERSOONLIJKHEID

Wat wordt gedaan in deze fase?

A

De dissociatieve delen van de persoonlijkheid (die nu zijn ontdaan van hun traumatische herinneringen) kunnen nu
geleidelijk aan één worden: de (re)integratie van de persoonlijkheid.
• Overwinnen van de fobie van voor het gewone leven en intimiteit
• Cliënt is steeds beter in staat om een leven in het heden op te bouwen en blik op de toekomst te richten,
maar cliënt realiseert ook steeds meer wat hem is aangedaan en wat de gevolgen daarvan zijn geweest en
nu nog zijn’ dit realisatieproces kan gepaard gaan met intense rouwreacties

26
Q

Er kunnen vaak heftige overdrachts- en tegenoverdrachtsprocessen plaatsvinden. Daarom is supervisie en intervisie
belangrijk.

waardoor komt dit?

  • vooral delen die veel boosheid en schaamte ‘bewaren’ reageren zeer afwijzend, kritisch of vermijdend
  • jongere delen kunnen juist enorm appel doen op de behandelaar, hoe heet dit laatste?
A

De meeste cliënten met een dissociatieve stoornis zijn onveilig gehecht. De relatie met de therapeut kan
daardoor in belangrijke mate bepaald worden door wantrouwen, angst, boosheid en controlebehoefte.
Er kan sprake zijn van steeds wisselende overdracht ’ verschillende dissociatieve delen gaan elk op hun eigen
manier het contact met de therapeut aan.

attachment cry

27
Q

Wat zijn factoren die prognose beïnvloeden?

A

o.a.: huidige functioneren, ego-sterkte en reflectief vermogen, aard
en ernst van gehechtheidsproblematiek, aard en ernst van comorbiditeit, effecten van langdurige
hospitalisatie, chroniciteit, sociaal netwerk, motivatie, doorgaand misbruik