1.2 Indicatiestelling Flashcards
Wat is indicatiestelling?
Indicatiestelling omvat het besluitvormingsproces dat uitmondt in een behandelaanbod aan de cliënt.
Wanneer vindt indicatiestelling meestal plaats?
Aan het eind van de diagnostische cyclus.
Wat is het doel van indictiestelling?
Het doel van indicatiestelling is te komen tot een verantwoord, wetenschappelijk gefundeerd voorstel met betrekking tot een behandeling die leidt tot een optimaal behandelingsresultaat.
In de literatuur worden vier modellen beschreven met betrekking tot besluitvorming voor behandeling. Noem deze modellen en geef van elk model een korte beschrijving.
1 Het expertmodel: binnen dit model is de clinicus de expert, die de kennis en het overzicht heeft over de behandelmogelijkheden voor de klachten van deze individuele cliënt. De clinicus is een hoogopgeleide professional van wie verwacht kan worden dat hij deze kennis heeft en ook bijhoudt. De clinicus neemt de verschillende opties voor behandeling in overweging en zal het uiteindelijke voorstel aan de cliënt meedelen. Het besluitvormingsproces speelt zich voornamelijk af in het hoofd van de clinicus.
2 Het vertegenwoordigersmodel: net als bij het expertmodel heeft de clinicus kennis van de verschillende behandelopties en neemt hij ook de beslissing, maar heeft hij ook oog voor het cliëntenperspectief, dus de ideeën en mogelijke theorie van de cliënt over zijn eigen klachten. Binnen dit model kan ook de cliënt een oordeel geven in hoeverre de verschillende behandelopties aansluiten bij zijn levensstijl, voorkeuren en verwachtingen.
3 Het consumentenmodel: binnen dit model is de clinicus degene die aan de cliënt alle mogelijke relevante informatie geeft die van belang is voor de besluitvorming. De clinicus is dus voor de cliënt de informatiebron wat betreft de verschillende behandelmogelijkheden en de afweging hiervan binnen de individuele situatie van de cliënt. De informatie-uitwisseling is eenzijdig, namelijk van de clinicus naar de cliënt en de cliënt neemt uiteindelijk de beslissing.
4 Het overlegmodel: het laatste model is in de huidige tijd het meest populair. Hierbij is eerst overleg tussen de clinicus en de cliënt, eventueel met belangrijke anderen. Gezamenlijk bespreken en onderzoeken zij de verschillende behandelopties, waarbij ze rekening houden met de individuele context van de cliënt. Dit wordt ook wel ‘collaborative care’ en ‘shared decision making’ genoemd. De clinicus is ook hier degene met de kennis en de informatie, maar in gezamenlijk overleg met de cliënt wordt consensus bereikt welke behandeloptie het meest passend is. Dit overlegmodel doet het meest recht aan het cliëntenperspectief, dat ook in de zorgstandaarden een centrale rol heeft (Visser & Scholing, 2018)
Door wie en wanneer werd het initiatief genomen om een multidisciplinaire richtlijnen in de geestelijke gezondheidszorg op te stellen?
Door het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) werd in 1999 een landelijke stuurgroep multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de ggz ingesteld, die de taak kreeg om multidisciplinaire richtlijnen voor diverse clusters van stoornissen te ontwikkelen.
Wat omvat een richtlijn?
Een richtlijn bevat aanbevelingen voor eerstekeusbehandelingen en zogeheten best practice.
Wat is het uitgangspunt voor een richtlijn?
Uitgangspunt voor een richtlijn vormt de mate van wetenschappelijke bewijs voor bepaalde interventies: dit betreft zowel psychologische, psychotherapeutische, farmacologische, verpleegkundige en vaak therapeutische interventies.
Waar verschenen er in eerste instantie richtlijnen voor?
Voor de meest voorkomende groepen psychische stoornissen: angststoornissen, stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, verslaving en somatoforme stoornissen, waarna ook minder voorkomende stoornissen als ADHD of chronische-vermoeidheidssyndroom werden beschreven.
Waarom werden de richtlijnen in de afgelopen jaren in de klinische praktijk weinig toegepast, onanks de overzichtelijke systematiek? 2x
- Deels werd dit veroorzaakt doordat ze niet in alle behandelsettings goed toepasbaar bleken.
- Verder was er kritiek op het feit dat het cliëntenperspectief grotendeels ontbrak (Visser & Scholing, 2018).
Door wie en wanneer en waarom werd het initiatief genomen om de zorgstandaarden in de geestelijke gezondheidszorg op te zetten?
Het ministerie van VWS stelde als reactie op de geringe toepassing van de richtlijnen in 2013 het Kwaliteitsinstituut Nederland in. Vanuit dit instituut zijn voor de verschillende stoornissen zogeheten zorgstandaarden ontwikkeld.
Waar baseert de zorgstandaard zich op?
Wat wordt er gedaan als wetenschappelijk bewijs ontbreekt of nauwelijks aanwezig is?
Op de (update) van de multidisciplinaire richtlijn maar neemt ook het cliëntenperspectief mee.
Daar waar wetenschappelijk bewijs ontbreekt of nauwelijks aanwezig is, wordt het oordeel van experts op het desbetreffende terrein mee gewogen.
Wat is de bedoeling van de zorgstandaard t.o.v. de richtlijnen?
De bedoeling is dat de zorgstandaarden beter aansluiten bij de dagelijkse klinische praktijk dan de richtlijnen.
Zijn zorgstandaarden stoornisspecifiek?
Naast stoornisspecifieke zorgstandaarden zijn er ook generieke zorgstandaarden verschenen. Dit zijn zorgstandaarden die over de stoornissen heen (transdiagnostisch) toepasbaar zijn. Bijvoorbeeld: de generieke zorgstandaard psychotherapie beschrijft het psychotherapeutisch proces in algemene zin, zonder dat dit aan bepaalde specifieke stoornissen is gekoppeld (Visser & Scholing, 2018).
Sinds januari 2014 is in Nederland de geestelijke gezondheidszorg opgesplitst in een aantal onderdelen. Benoem deze onderdelen en geef kort toelichting. 3x
Sinds 2014 bestaat de ggz in Nederland uit de volgende onderdelen:
- Praktijkondersteuner huisarts geestelijke gezondheidszorg (afgekort tot POH-GGZ): gericht op cliënten die last hebben van lichte psychische problematiek zonder dat hierbij sprake is van een stoornis volgens de DSM-5.
- Basis ggz, ook wel generalistische basis ggz genoemd: binnen dit onderdeel worden de lichtere stoornissen behandeld.
- Specialistische ggz: bij ernstige en complexere problematiek, kunnen de cliënten terecht bij de specialistische ggz.
Wat zijn de inclusiecriteria voor behandeling in de basis GGZ? 5x
1) Er is sprake van een stoornis volgens DSM-5 criteria.
2) Er is sprake van lichte tot matig-ernstige problematiek.
3) Het risico (op suïcide, geweld of psychotische decompensatie) is laag tot matig,
4) Het is een enkelvoudig beeld met lage complexiteit.
5) De klachten zijn aanhoudend en persisterend.