35-20e Eeuw Flashcards

0
Q

TAAL WENDING

Wat doet Wittgenstein in Tractatus Logico-Philosophicus (1921) en Filosofische Onderzoekingen (1953)?

A

Tractatus: bewering problemen vd fil voorgoed opgelost te hebben. Distantieert zich hier snel van.

Fil Onderzoekingen: nieuwe gedachten, tegen achtergrond v Tractatus. Weerlegging v Tractatus-denkbeelden.

Constante in beide boeken: preoccupatie met betekenis v taal, verhouding taal/werkelijkheid.
W is geen sceptisch filosoof, taal GAAT over iets: hij wil onderzoeken hoe taal zich tot de wereld verhoudt.
Vlgs W komen fil problemen uit misverstanden omstrent de betekenis v taal voort (Filosofie vd taal / Taalfilosofie).

p80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is de Linguistic Turn?

A

De grote aandacht die de filosofie begin 20eS besteedt aan taal (in analytische fil; Wittgenstein; ordinary language philosophy).

p79

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

WITT.:TRACTATUS

Welke revolutie hebben Bertrand Russell, Gottlob Frege en Wittgenstein veroorzaakt in de filosofie?

A

Onderzoek naar de grondslagen vd wiskunde; ontwierpen logica die betrokken kon worden op structuur vd werkelijkh. Logica en ontologie zijn met elkaar verweven - verband kan in taal gevangen worden (want dingen en relaties id werkelijkheid kunnen afgebeeld worden in gedachten en uitspraken = afbeeldingstheorie v Witt’st)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

WITT.: TRACTATUS

Beschrijf de afbeeldingstheorie.

A
  • taal en wereld hebben zelfde logische vorm, dus taal in staat wereld te beschrijven.
  • vgl correspondentiemodel vd waarheid: een uitspraak is waar indien deze met de werkelijkheid correspondeert en onwaar indien er geen correspondentie is.
  • Witt’st: waarheid is niet simpel correspondentie maar verklaart HOE corresp mogelijk is.
  • Afbeeldingsth voegt toe aan correspmodel: een uitspraak bezit een logische vorm, die zij gemeen heeft met de mogelijke situatie die zij afbeeldt.
    Als mogelijkheid ook actueel is, dan stemt uitspraak met feiten overeen en is zij waar.
    Waarheid is het resultaat ve vergelijking tussen uitspraken en feiten.

p80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

WITT.: TRACTATUS

Wat is de opbouw en de pointe van Tractatus?

A
  • het zijn genummerde uitspraken. Hoe meer gewicht, hoe minder cijfers bij een uitspraak.
  • zeven hoofdstellingen, met 1 cijfer.
  • eerste twee gaan over niet-talige (ontologische) werkelijkheid.
  • andere vijf gaan over afbeelding vd werkelijkheid op de taal.

Beroemdste (7) = Van dat, waarover niet kan worden gesproken, moet men zwijgen.

Pointe: aantonen dat over waarden logischerwijze niks gezegd kan worden.

W’st: belangrijkste doel Tractatus: afbakenen grenzen van zinvol taalgebruik.

W’st vond niet dat het ethische en waarden onbelangrijke waren, hij vond dat hij slechts kon motiveren waarom daar niks over gezegd kon worden. Er is nl geen afbeelding bestaat tussen een betoog over waarden en feiten id werkelijkheid.
DUS: over waarden valt niks te zeggen, maar men kan ze wel tonen.

Hij wilde waarden redden van theoretiseren op gebied vd ethiek, daar is alleen tonen mogelijk.

p82

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

WITT.: TRACTATUS

Noem een paar relevante feiten uit W’st’s leven.

A
  • bewondering voor o.m. Schopenhauer (fil vh medelijden), Augustinus en Tolstoj (mn korte weergave evangelien).
  • lijkt te hebben willen aantonen dat eenvoud, dienstbaarheid en soberheid aan medemens abs waarden zijn, bv:
  • wegschenken v zijn aandeel in familievermogen
  • beslissing om onderwijzer aan dorpsschool te zijn
  • afkeer van luxueuze en elitaire acad milieu Cambridge
  • nederig vrijwill werk in WOII.

p82

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

WITT.: INVLOED TRACTATUS

Wat deed Wiener Kreis na verschijnen Tracatus?

A

Zij hebben getracht ideeen toe te passen voor uitwerking ve wetensch wereldbeeld (‘logisch positivisme’).

Echter misinterpretatie van Tractatus door positivisten: m.n. verhouding tussen zegbare en onzegbare:

  • positivisten: alleen pos gegevene is van belang (waarneemb met zintuigen). Het enige wat v belang is, is waarover we kunnen spreken - dus niets om over te zwijgen.
  • Witt: onzegbare is onzegbaar, maar niet onbelangrijk (geloofde dat al wat in mensel leven v belang is, precies is waarover men moet zwijgen. Spant zich in het onbelangrijke af te grenzen MAAR niet kustlijn vh eiland in kaart brengen, maar vd oceaan).

Positivisten hebben veel invloed gehad in VS en Eng.

p83

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

WITT.: TAALSPELEN

Welk belangrijk verschil maakt Witt in Fil Onderzoekingen tov Tractatus?

A

Ipv als afbeelding beschouwt hij betekenis nu als gebruik van woorden in taalspelen.

Augustiniaans beeld vd taal:

  • woorden hebben betekenis doordat zij dingen benoemen;
  • ieder woord heeft 1 betekenis;
  • de betekenis vh woord is het object waarvoor zij staat
  • zinnen zijn verbindingen van woorden.

Witt wil aantonen (in FilOnderz) dat aug beeld twee functies vd taal eenzijdig benadrukt:

  • benoemen v dingen en
  • beschrijven v situaties.

p83

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

WITT.: TAALSPEL

Wat bedoelt hij met ‘taalspel’?

A

Deze notie staat centraal.
Is geheel vd taal zelf + activiteiten die met de taal zijn verweven. Onlosmakelijk verband tussen taal en mensel handelen. Taal is instrument, verbonden met een bep gebruik.

Taalspel is verbinding. Vb’en:

  • bevelen
  • rapporteren over verloop
  • vloeken
  • raadsel oplossen
  • bidden
  • hypothese opstellen
  • verhaal bedenken
  • verhaal lezen
  • lied zingen
  • voorwerp beschrijven
  • mop vertellen
  • groeten
  • bedanken

Betekenis woord dus afh v context. Taalspelen hebben geen gemeenschappelijke regels.

Taalspelen geen afspiegeling vd essentie vd werkelijkheid, maar zijn ook niet willekeurig: hangen samen met onze mensel context (Witt: levensvorm = feiten die natuurl en cult geraamte vormen waarbinnen wij onze taalspelen spelen. Taalspelen dus binnen een levensvorm; onze taalspelen zijn niet enige ware of denkbare).

p85

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

WITT.: TAALSPELEN

Welk verschil maakt Witt tussen de Tractatus en FilOnderz tav het zoeken naar de essentie vd taal en werkelijkheid?

A

Keert zich er in FilOnderz tegen. Woorden ontlenen hun betekenis aan het taalspel, dat verbonden is met levensvorm. Dus woorden niet beschouwen als op zzelf staande essenties (Witt ging in Tractatus uit van 1 specifieke vorm v taalgebruik, ic beschrijvingen, maar beschrijvingen zijn maar 1 taalspel).

Ipv essenties spreekt Witt liever van familiegelijkenissen: tussen versch manieren waarop woord gebruikt wordt en tussen versch taalspelen bestaan familiegelijkenissen.

p85

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

WITT.: TAALSPELEN

Zijn denken over taal en nadruk op taalgebruik als vorm van handelen is zeer invloedrijk. Vertel.

A

Bv: wetenschapsfilosofie. Thomas Kuhn werkte uit dat taal niet rechtstreeks de werkelijkh afbeeldt maar een min/meer onafh taalspel vormt.

In wetenschapsfil nu aandacht voor regels die wetenschappers volgen bij opstellen v hun experimenten en inbedding vd wetensch praktijk in bep levensvorm ipv vraag of een theorie wel de essentie vd werkelijkh weergeeft.

p85

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

WITT.: ANALYTISCHE FIL EN ORD LANGUAGE PHIL

Wat wordt verstaan onder de analytische filosofie?

A

Stroming die zich richt op analyse vh fil taakgebruik (Witt, Russell).

  • scherp onderscheid tussen
  • fil pseudoproblemen: zijn principieel niet met logische en wetensch middelen oplosbaar, bv zin vh mensel bestaan. Te ruim/vaag/misleidend geformuleerd.
    a) Moeten eerst teruggebracht worden tot helder en specifiek geformuleerde vragen (zuiveren).
    b) Dan specificeren hoe vragen met logisch en wetenschappelijke middelen beantwoord kunnen worden.
    c) Filosofen moeten mbv systematische en logische analyse echte problemen van pseudoproblemen onderscheiden. en
  • echte fil problemen (zie a/b/c)

Analytische fil was dominante stroming in Angelsaks en Scand fil wereld.

p86

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

WITT.: ANALYTISCHE FILOSOFIE EN ORD LANGUAGE PHIL
Welke rol speelde de taalfilosofie bij het zuiveren vd legitieme fil problemen (kleiner, overzichtelijker en hanteerbaarder veld)?

A

De analytische filosofen meenden dat onhelder denken samenhing met onhelder taalgebruik. Dus voorwaarden voor helder taalgebruik. Twee richtingen:

  1. (Russell e.a.): streven naar ideale, nieuwe taal, waarin uitspraken exact en logisch geformuleerd zouden kunnen worden.
  2. ordinary language philosophy: uitgaan van gewone omgangstaal ipv abstr kunsttaal. Was invloedrijker, mn door pionierswerk Witt.

=> taalspelen maken duidelijk dat betekenis verweven is met allerlei handelingen en praktijken. Vaak over hoofd gezien door wetenschappers. Fil problemen ontstaan niet doordat met logische vorm vd taal niet ziet maar doordat men gebruik vd taal niet kent. Fil moet deze misverstanden opruimen.

Bekende analytische filosofen (Oxford): John Austin, Gilbert Ryle, Peter Strawson.

Bekende ord language filosofen: Stanley Cavell en John Searle (beide VS).

p86

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

WITT.: ANALYTISCHE FIL EN ORD LANGUAGE PHIL

Tegenwoordig wordt analytische fil vaak in bredere betekenis gebruikt. Welke?

A

Iha: manier van filosofie bedrijven die zich kenmerkt door exact taalgebruik, heldere wijze v argumenteren en waar mogelijk gebruik van wisk of wetensch technieken.

Staat tegenover ‘continentale (mn Dtse en Fr) fil, die zeker speculatief, persoonl en literair karakter heeft.

Taalfilosofie en Philosophy of Mind worden tegenw tot anal filosofie gerekend.

p87

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CONTINENTALE FILOSOFIE

Welke stereotiepe beelden noemen de auteurs van analytische en continentale filosofie?

A

Analytische fil (‘erg bezig met vorm en minder met fil inhoud’): hele dag bril poetsen zonder op te zetten; messen slijpen maar geen vlees hebben.

Continentale fil (‘hang naar gouden greep’, ambitie, durf, speelsheid. Minder wetenschappelijk, meer speculatief. Literaire vorm van fil): bijziende man zonder bril, kok met vlees maar geen messen.

p87

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

FENOMENOLOGIE

Omschrijf fenomenologie.

A

Husserl verzette zich tegen empirisme en rationalisme. Streven naar een zuivere aanschouwing v hetgeen in ons bewustzijn gegeven is. Dus bewustzijn ontdoen van storingsbronnen (vooroordelen, denkgewoontes, theorie etc). Fenomenen zelf laten spreken.

Is mn methode: ‘wezensschouw’. Hsrl wilde methode ontwikkelen, grondslag voor fil onderzoek; doel was een strikt obj, onbevooroordeelde en exacte methode. Fenomenologie richtte zich (itt analytische fil, immers taal) op bewustzijn.

Hsrl later: zuivere aanschouwing nooit helem mogelijk, want altijd kleuring door vanzelfsprekendheden. Verschuiving naar leefwereld (vanzelfsprekendheden die onze ervaring stempelen).

Grote invloed op hermeneutiek (Heidegger, Gadamer): niet zozeer willen zuiveren van ervaringen (fenom) of logisch ordenen (analy), maar expliciteren en interpreteren v onze ervaring.

p88

16
Q

EXISTENTIALISME

Het existentialisme is een vervolg op de fenomenologie (subject en bewustzijn centraal). Hoe onderscheid het zich?

A

Exist richt zich op zelfervaring vh subject.
Past fenom methode toe om auth ervaringen vd indiv mens te analyseren (bv angst, verveling, haat, verliefdheid, eenzaamheid).

Gaat om

  • manier waarop ervaringen zich aan zuivere bewustzijn vh subject voordoen;
  • processen die zich in diens bewustzijn afspelen;
  • indiv mens in concrete situaties.

Keert zich tegen rationalisme en positivisme: gaat om menselijk bewustzijn en vrijheid. De mens is uit op zelfverwerkelijking (Sartre). Het zijn vrijheid en persoonlijkheid die mens tot mens maken (Dostojevski).

p89

17
Q

EXISTENTIALISME

Noem enkele vertegenwoordigers van de existentiefilosofie.

A

Aandacht voor individu en diens tragische bestaan.

Literair exist: Kafka, Dostojevski

Fil exist, reli variant: Soren Kierkegaard

Fil exist, niet-reli variant: Heidegger (nadruk op concrete, alledaagse bestaan)

Bekendste: Camus, De Beauvoir en Sartre (S: romans en fil boeken; was gezichtsbepalend).

Sartre: exist niet alleen beschrijving vd menselijke conditie, maar ook doel nastreven: auth zelfverwerkelijking.
=> mens komt als niets id wereld en wordt pas iemand door zijn beslissingen en handelingen. Exist benadrukt speelruimte: mens vrij om zichzelf en leven vorm te geven.
Vrijheid gepaard aan verantwoordelijkheid: verantw voor aanrekenbare keuzes.
Mens ook speelbal van toeval en krachten die hem te boven gaan (daarom aandacht in exist voor vervreemding en het absurde, bv Kafka).

p89

18
Q

STRUCTURALISME

Waarom is het struct een reactie op het exist?

A

Geloof in mensel vrijheid staat onder druk. Struct wijst op mensel gedrag dat bepaald wordt door structuren:

  • mentaal/inwendig
  • uitwendig (soc, econ, maatsch).
Structuren worden geanalyseerd in termen van
regels
systemen
relaties
functies
etc
Cultuur = verzameling regels.

Taal speelt bel rol: onderliggende structuren in taal ipv concr taaluitingen (De Saussure). Mens en mensel cultuur gezien als taal waarbij hun gedrag wordt geanalyseerd obv wetten die afgeleid zijn van linguistiek.

Vertegenwoordigers: C Levi-Strauss, R Barthes, J Lacan, (vroege) M. Foucault.

p90

19
Q

STRUCTURALISME

Waardoor wordt het handelen van de mens bepaald?

A

Mens is niet autonoom, dus handelen niet bepaald door vrije wil, maar structuren waarin ingebed (‘dood van het subject’).
‘De autonome mens’ is een dwaalspoor (Foucault) en concept zal verdwijnen.

Struct was invloedrijk in sixties want:
- suggestie van wetensch benadering
- had emancipatorische kracht (Levi-Strauss: gelijkheid van alle mensen en culturen want delen dezelfde mentale structuren. Irrationele v andere culturen bevat een verborgen ratio, die door studie onthuld kan worden).
Tijdperk van cultuurrelativisme: westen bekritiseert zzelf vanwege recente verleden v kolonialisme, imperialisme en grote oorlogen.

p91

20
Q

FRANKFURTER SCHULE

Op welk stanpunt stellen zij zich?

A

Kritische filosofie (Fr Sch) keert structuralisme om: onthullen vh verborgen irrationele en donkere zijde vd westerse rationaliteit (Horkheimer en Adorno)

Westerse cultgesch verschoof geleidelijk in begrip vd mensel rede: phronesis (praktische component vd rede, Aristoteles) omvat ook element vd levenservaring en gezond verstand.
=>
Dat laatste verdween uit het begrip vd rede, slachtoffer geworden van Verlichting (bevrijding en emancipatie) want daardoor geketend aan puur theor rede, rationalisme, in dienst van utilitaire doeleinden.
=>
wetenschap en technologie zijn doelen op zichzelf geworden ipv in dienst staan v mensel doeleinden.
=>
rede repressief geworden, en instrumenteel. Dogma’s van reli ingeruild voor tirannie vd instrumentele rede.
=>
resultaat 1: vervreemding vd mod eendimensionale mens (Marcuse), in wereld waarin mens middel ipv doel is geworden.

resultaat 2: misbruik rationaliteit om macht over andere culturen te verwerven (ontmaskering van struct als westerse, onderdrukkende manier van denken; gereedschap is niet neutraal, maar westers. Dus struct volg kritische filosofen slechts schijnbaar cultuurrelativistisch, maar eigenlijk imperialistisch).

Vertegenwoordigers:
Horkheimer
Adorno
Marcuse
Habermas (aanvankelijk beinvloed door Marx en Fr Sch, later afstand: het verlichtingsproject, ondanks ontsporingen, wel juiste weg; moet zzelf in aantal opzichten opnieuw uitvinden: Theorie vh Communicatieve Handelen, 1981).

p92

21
Q

POSTSTRUCTURALISME

Beschrijf het poststruct

A

Een aant struct filosofen bekeerden zich tot poststruct.

Vertegenwoordigers: Barthes, Foucault, Deleuze, Derrida.

Sterk beinvloed door Nietzsche, Heidegger, Fr Sch.

Handhaafde cultuurrelativisme (struct);
Verwierp wetensch orientatie.
Afwijzing idee ve autonoom en vrij indiv (struct), maar om andere redenen:
- het subject bestaat niet: geen coherende identiteit (mens veranderl en instabiel, geen centrum). dus geen mensel ego en autonomie (is ook opvatting vh postmodernisme).

p92

22
Q

DECONSTRUCTIEFILOSOFIE

Beschrijf

A

Combineert:

  • taalscepticisme dat relatie tussen woord en wereld problematiseert met
  • nietzscheaanse genealogische benadering (eth, esth en andere waarden gezien als symptomen, herleidbaar tot achterliggende drijfveren als ‘wil tot macht’).

Er is geen betekenis/waarheid, slechts eindeloos veel interpretaties, waarover geen controle. Er is slechts taal, begrippen die verwijzen naar andere begrippen, woorden die verwijzen naar andere woorden etc etc.

Lit en kunst nooit ‘onschuldig’: metafys, pol en soc belangen spelen op achtergrond altijd een rol.

Deconstr bekritiseerd logocentrisme vd westerse cultuur: gepreoccupeerd met rede en ‘het woord’ en aanname ve relatie tussen woord/wereld. Verband tussen logocentrisme en westers etnocentrisme: rede benadrukt het universele, verschil/anderszijn wordt ontkent en onderdrukt.

p93

23
Q

POSTMODERNISME

Wat wordt bedoeld met ‘Grote Verhalen’?

A

Lyotard: ‘postmoderne conditie’ = afwijzing van de Grote Verhalen.

Grote Verhalen zijn

  • wetenschap
  • vooruitgangsgeloof
  • marxisme
  • communisme
  • kapitalisme
  • liberalisme
  • humanisme

Afwijzing door:
- nietzscheaans kentheoretisch perspectivisme (elk verhaal maar 1 perspectief)
- hist en cult context Europa.
Kritiek op Grote Verhalen en systemen gepaard met afwijzing v univ waarden en principes. Postmod vervangt univ noties van vooruitgang, emancipatie en menselijkh door relativistische benadering van waarheid en rechtvaardiging (past beter bij pluralist en tolerante samenleving).
=> Westen dient zich open te stellen voor rede van anderen. Modernismen als verlichtingswaarden (rede, wetenschap, vooruitg, autonome vrije mens) zijn achterhaald.

p94

24
Q

POSTMODERNISME

Wie noemde Ricoeur de meesters van het wantrouwen?

A

Marx, Freud en Nietzsche. Invloed van N, Mx en Heidegger groot.

Fr: belangrijkste centrum v struct, poststruct en postmod fil. Grote Dts invloed Dtse denkers. Fr ideeen in veel opzichten geradicaliseerde Dtse ideeen. Vraag ‘doen deze stromingen recht aan Nietzsche’ blijft.

p94

25
Q

POSTMODERNISME

De stromingen hebben een sterk veranderde opvatting van mens en cultuur gemeen. Want?

A

Het postmod mens-/cultuurbegrip ontkent en ontmaskert hogere waarden en reduceert deze tot motieven als natuurl driften, ec belangen of wil tot macht.

Trad fil vragen (Goede, Ware, Schone) zijn onzinnig, want zijn relatief tov historisch, cult en econ omstandigheden en machthebbers. Zijn ficties/constructies die ontmaskerd moeten worden.

p95

26
Q

POSTMODERNISME
Het veranderde modernistische mensbeeld (mensel autonomie en vrijheid) is ondergraven. Ook door ontwikkelingen op andere gebieden ontstond een naturalistischer mensbeeld (onderscheid mens/dier is gradueel). Voorbeelden?

A
  • evolutiebiologie
  • genetica
  • neurologie
  • neurowetenschappen.

Soc gedrag en cultuur zijn gewoon onderdeel vh evolutieproces (Dawkins).

Ons ‘zelf’, bewustzijn en persoonl identiteit zijn illusies, ficties (puur lich, chem fenomenen, bijproducten van 100 milj neuronen) (Dennett, Swaab).

p95

27
Q

KRITIEK POSTMOD

Welke paradoxen doen zich voor in het postmodernisme?

A
  • Deconstruct: het is niet mogelijk om een tekst eenduidig te interpreteren. MAAR: dan geldt dat voor alle teksten (ook postmod).
  • Als alles relatief is, is dan het standpunt dat alles relatief is, dat zelf niet ook ook zijn?
  • Is perspectivisme dan niet ook maar 1 perspectief? Maar als perspectivisme juist is, dan bestaan er kennelijk hogere criteria op grond waarvan stellingnamen met elkaar vergeleken kunnen worden. Maar postmod ontkennen dergelijke criteria nu juist.
  • Alles is ideologisch gekleurd: dus postmod teksten ook?

p95

28
Q

KRITIEK POSTMOD

Wat zijn de opvattingen vd criticasters van het postmod in de afgelopen decennia?

A

Houden vast aan een meer trad opvatting over mens en cultuur (‘modernistisch of humanistisch’).

Bestrijden

  • postmod stellingnamen en ook
  • wetensch reducties vd mens.
Vertegenwoordigers:
George Steiner
Luc Ferry
Tzvetan Todorov
Alain Finkielkraut
Roger Scruton
Martha Nussbaum

Accepteren dat mens deels bepaald wordt door biol en genetische eigenschappen en door soc, ec en cult omgeving
MAAR ook dat mens (binnen de cirkel, getrokken door deze bepalende factoren) een zekere vrijheid heeft eigen lot te smeden.

Scruton: niet weg te redeneren/doorgronden door wetensch of postmod theorie = eth en esth domein en dat vd liefde.

p96

29
Q

PRAGMATISME

Wat is dat?

A
Richard Rorty (aanvankelijk analytisch filosoof): uitspraken en handelingen niet beoordelen op hun theoretische fundamenten, maar op hun consequenties en bruikbaarheid. 
Bewering is waar en handeling juist als zij in het gebruik voldoet.

p96