31-Nietzsche/ongebreidelde leven Flashcards
LEVEN&WERK
Geef een overzicht van N’s leven en werk.
1844 geboren bij Leipzig; zus Elisabeth belangrijk voor hem. Was schuchter en gauche
Gymnasium; studie Theologie ingeruild voor Klass letteren.
1868 ontmoet Wagner; wordt huisvriend.
1869 benoemd tot hoogleraar klass taal-/lettkunde Basel. Tot 1879.
1872 eerste boek ‘De Geboort vd Tragedie uit de Geest vd Muziek (pleidooi voor muziek v Wagner). Fel aangevallen.
1876/8 ontgoocheld door Wagner’s toenadering tot christendom. Vriendschap slaat om in haat. Inmidd. heeft N bekendheid als schrijver en spreker.
N heeft zwakke gezondheid.
1878 vindt zijn stijl in ‘Menselijk, al te Menselijk’: heftig, poetisch, soms cynisch, wilskracht als thema.
Wil doordringen tot naakte bestaan en schone schijn en versluiering doorbreken (op maatsch, moreel en metafysisch vlak).
Raakt gefascineerd door natuurwetenschap.
1879 geeft professoraat ivm gezondheid op, reist heen&weer langs mediterr kust. Schreef als bezetene: korte aantek en teksten, later gebundeld (de ‘positivistische’ middenperiode, fascinatie voor empirische wetenschappen).
1881 ‘Morgenrood
1882 ‘De Vrolijke Wetenschap’ (verkondiging dood van God)
1886 ‘Voorbij Goed en Kwaad’
Intussen: werken aan zijn project: Aldus sprak Zarathustra (1883-5) = toekomstige mens zoals door N gedroomd, in stijl van OT-profeten. Verering van Uebermensch. Radicale wijziging moraal, want deze hield mens klein. Nwe moraal: mens mooi, krachtig en soeverein.
1887 ‘De Genealogie vd Moraal’ (beide moraaltypen to elkaar)
1888 Afgodenschemering (aforismen)
1889 gek geworden, vegeteert verder.
1900 overleden in Weimar. Moeder en zuster verzorgden hem. Elisabeth stichtte Nietzsche-archief.
p16
Nietzsche was een zeer omstreden en de meest gelezen filosoof.
Waarom?
- geannexeerd door nazi’s (Herrenras en verheerlijking geweld);
- was een elitist, had conservatieve waarden, liet zich meeslepen door retoriek v geweld en agressie;
- maar predikte radicale revolutie v alle waarden en zag nwe mensheid dagen.
- mengsel v grote fil inzichten en even grote aanvechtbaarheden op gebied kunst en pol. Potentieel gevaarlijk want verbonden met groot wijsgerig inzicht dat aantrekkelijk geschreven was.
- groot retoricus en literator.
p11
WAGNER
Wat zag N in Wagner?
- vervulling vh ideaal dat kunst id mod tijd opnieuw te verwezenlijken had;
- zelfbewuste held die zich ook voegt naar noodlot dat hem beschoren is (Gr tragedies);
- maar niet: berusting in chr zin. N boog niet voor een wereld of macht boven deze aarde: 1 wereld! (geen transcendentie, alleen immanentie).
- mens moet zich voegen/wil afstemmen naar naar krachten die sterker zijn dan hijzelf = liefde voor het noodlot / amor fati): Das Rheingold (vroeg werk W: Siegfried zoekt eigen lotsbestemming. N zag overeenkomst met Gr tragedies van voor Plato). Uitdragen v dit besef was belangrijkste roeping kunst vlgs N.
- In W’s werk vereniging van alle kunsten, maar muziek fundamenteel. Gr tragedie vlgs N ontstaan uit koorzang ontstaan (vandaar titel eerste boek).
p16
SCHOPENHAUER
Wat is de filosofie van Sch’hauer?
Welke invloed had die op N?
Sch greep terug op Kant, met eigen draai. Hij nam gedachte, dat we de wereld zoals deze in zichzelf is niet kunnen kennen, zonder kennisinstrumenten te gebruiken; deze brengen structuur aan in onze waarneming. Sch vereenvoudigde kennisschema tot tijd, ruimte en oorzakelijkheid.
Sch’s ‘voorstelling’ vd wereld = K’s ‘verschijning’.
MAAR: ze is ook ‘wil’.
p17
SCHOPENHAUER
Hoe gaat Sch om met Kant’s fenomenale en noumenale werkelijkheden?
Kant:
- zuivere rede kan niet over zzelf heen springen en dus kunnen we niks zeggen over werkelijkh op zzelf. Daardoor einde aan metafys speculaties
Hegel:
- (ontevreden over)
- probeert denkende rede en onbekende wereld van Dinge an sich weer bijeen te brengen: ‘geest’ die zich in werkelijkh objectiveert en door gesch objectiveert en die uiteindelijk tot zelfinzicht komt (= ‘absolute geest’).
Sch’h
- tracht dualisme van K op te heffen door principe te vinden dat zowel aan wereld als aan denkende ‘ik’ ten grondslag ligt.
- gaf aan noumenale ruimte een invulling (kon NIET vlgs K!), nl de wil.
- Wil stuwt mensen voort, is levensprincipe; ook in werkelijkheid zichtbaar (alles in beweging, verandering) = ‘wereldwil’. Is louter stuwkracht en uitsl gericht op instandhouding v voortd beweging en verandering.
p17
SCHOPENHAUER Sch sloot (pas) aan bij het Sturm und Drang-gevoel van de romantiek. Waar gaat de overeenkomst mank?
De wil en zijn drang tot rusteloze verandering zijn eerder bron van ongeluk dan van geluk. Berusting is enige dat ons rest (gebaseerd op boeddhisme: streven naar aards geluk of gewin heeft geen zin). Onze eigen wil moet opgaan in de wereldwil.
Medelijden met andermans leed is de beste weg. Muziek (beweeglijk, vergankelijk) is andere weg: mens komt dichtst bij werkelijkheid en gaat daar lett in op.
p19
SCHOPENHAUER
Wat had N met Sch’h?
- ook muziekliefhebber.
- kon zich gaandeweg minder verenigen met Sch’s pessimisme.
- nam nadruk op de wil over en hield daar aan vast.
- accepteerde Sch’s cultus vd berusting niet: verzoening met de werkelijkheid maar geen berusting of pessimisme. Door wil als wil af te stemmen op de werkelijkheid.
=> mens zal werkelijkh moeten leren aanvaarden maar ook zonder voorbehoud moeten willen en beamen. Liefde voor werkelijkh en noodlot: amor fati.
p19
PRESOCRATICI
N orienteert zich op Gr tragedies en de filosofen uit die tijd, presocratici. Waarom?
De presocratici willen vlgs N tegenstellingen niet oplossen door verdubbeling vd wereld (ondermaans vs bovenwereld).
Plato’s splitsing tussen hogere wereld van stabiliteit/zijn en lagere wereld van verandering/wording heeft vlgs N grote ethische en metafysische consequenties.
Heraclitus van Ephese:
- nadruk op vergankelijk bestaan (panta rhei). Voortd verandering ligt ten grondslag aan bestaan.
- oorlog is de vader van alle dingen: werkelijkh is geheel van tegenstrevende krachten. Dus krachtsverhoudingen regeren werkelijkh = wereld, is nooit in rust.
Dit houdt N in het hoofd: alles staat in het licht vd uitoefening van kracht/macht (‘wil tot macht’).
p20
STROOM VH WORDEN
Welke denkoperatie voert de filosoof uit die de wereld stabiliteit wil geven?
We bakenen de wereld in vaste objecten af door ze te benoemen, dan houvast aan werkelijkheid en staande kunnen houden.
‘Ik’ zeggen is dat ook: identiteit bepalen en VASTstellen. Is constructie. Punt om op te orienteren.
Stromende rivier waarin je voor tweede keer stapt is niet dezelfde. Flux.
Plato deed dat ook; ontnam aan werkelijkh het veranderlijke. Dus splitsing in wereld van stabiliteit en wereld van wording. Heraclitus en N zijn hier tegen.
p21
STROOM VH WORDEN
Heraclitus naast ‘stroom vh worden’ ook bekend om ‘oorlog is vader v alle dingen’. Kracht/macht regeren. N bouwt een wereldbeeld dat daarop is gebaseerd. Welk probleem doet zich voor?
Enerzijds flux, dus begripsmatige bepaling vd werkelijkheid daarom niet mogelijk.
Anderzijds: toch een vaststaand principe (want ‘oorlog is…’ is vaste wetmatigheid, geen flux.
Oplossing in denken vd Grieken:
het voortdurende worden, de eeuwige wet en de rechtvaardigheid zijn 1 en hetzelfde. Wereld kon niet haar eigen doel/vervulling zijn. Dus bestaan met oog een onveranderlijk beginsel/einddoel.
Heraclitus: geen verdubbeling van werkelijkh maar rechtvaardiging in worden zelf. N: die moeten we beamen. Niet uitzien naar een ander beginsel dat ons van werkelijkh vervreemdt.
Maar: ‘wet’ vd wereld is worden = blijvende wet.
N: wet van verandering staat niet haaks op de gang vd wereld v voortd verandering (vgl Plato), voegt niets aan werkelijkheid toe (is noodz illusie).
p22
NOODZ ILLUSIE
Kennelijk heeft de mens behoefte aan het vangen vd werkelijkh in vaste begrippen en spreken over ‘de waarheid’. Wat gaat er achter ‘de waarheid’ schuil vlgs N?
- Niets is bestendig, mens heeft nergens duurzaam houvast.
- Dus geven we dingen een naam, gepaard aan een begrip.
- Begrip blijft steeds gelijk, daarom doen we alsof ding, waarop begrip betrekking heeft, ook gelijk blijft.
- Doen ook alsof alle dingen die onder begrip vallen, hetzelfde zijn.
- Ondanks verschillen doen we alsof deze indeling van nature gegeven is (= vervorming vd werkelijkheid door namen en begrippen).
N: dat is leugen die ten grondslag ligt aan alle kennis (starre begrippen waarmee wereldbeeld opgebouwd wordt).
p24
NOODZ ILLUSIE
Wat is het verschil met Kant’s Dinge a sich?
N benadrukt dat wij belanghebbende zijn; begrippen zijn op onze behoeften afgestemd (‘antropomorfisme’: wereld op onszelf laten lijken en naar onze hand zetten). Dus macht over de werkelijkheid => kenproces ook proces van uitoefening van kracht.
p24
NOODZ ILLUSIE
Waarom zijn de illusies noodzakelijk en onontkoombaar?
Ze zijn illusoir en metaforisch maar onmisbaar om te overleven. Vergroven vd werkelijkh en vereenvoudigen.
Daarom richt N’s kritiek zich niet, maar wel op het denken dat de vereenvoudiging een echtere en meer betrouwbare werkelijkheid vormt dan de materiële wereld om ons heen. Ze vallen NIET samen met werkelijkheid.
p25
NOODZ ILLUSIE
N is een (middeleeuwse) nominalist (‘begrip is aanduiding in taalgebruik en kent geen corresponderend object in de werkelijkheid). Maar er is een verschil: welk?
N beschouwt begrippen als product v onze behoeften en verbeeldingskracht => esthetische relatie, want uitkomst ve creatief proces. Bij vorming v begrippen niet mn rede ah werk maar verbeeldingskracht (intuitief, obv indrukken van wijze waarop de dingen zich tonen en associaties wakker maakt).
P25
PSYCHOLOOG
Hoe komt het dat N zich ook vaak psycholoog noemde?
Kennis is overlevingsinstrument, vervormt werkelijkheid zodat het acceptabel en leefbaar wordt. Leven in illusies is onontkoombaar.
N koppelt kennis aan behoeften: psycholoog. Tracht mechanismen bloot te leggen die denken, gewoonten en morele oordelen veroorzaken.
Onze grootste ziekte vlgs N: dat we vergeten ten prooi zijn aan illusies en de illusies voor waar te houden.
Moraal: achter illusie vd deugd ligt verborgen wil tot macht, onbekommerd om het goede.
We geloven oprecht in onze eigen deugdzaamheid, dat versterkt dat streven.
N bedoelde het doorvorsen vd mensel psyche naar verborgen maar werkelijke drijfveren om verheven denkbeelden over ons eigen gedrag (kennen en oordelen) te ontmaskeren.
Ricoeur: Nietzsche, Marx en Freud waren de meesters vh wantrouwen.
Inhoudelijke verwantschap N/Freud: notie van onbewuste id mens, die mens niet doorziet of in de hand heeft. ‘Ik’ is effect vh psych leven, niet meester daarvan.
Illusie vh ‘ik’ dient alleen maar om al deze krachten onder 1 noemer te vereniging (Freud: ‘Es’).
p27