33-Nietzsche/genealogie & moraalkritiek Flashcards
MORALIST
Welke twee verwijten maakt N aan de gangbare moraal?
- ontkenning mensel werkelijkh, die spel van kracht en verlangen naar macht is.
- Predikers maken van deze moraal misbruik door het als dekmantel voor hun eigen machtshonger te gebruiken.
N’s bezwaren:
a) moraalpredikers strijden niet met open vizier, door hun kracht te ontkennen en maken daar gebruik van.
b) zij bederven mensheid en haar gezondheid daarmee: men vertrouwt niet meer op eigen instincten.
Gevolg (van mn laatste) is dat kuddemens niet meer zal geloven en geen enkele waarde zal erkennen: modern nihilisme
= niemand durft nog in te staan voor authentiek, gezond bestaan, waarin mens met eigen driften en inborst samenvalt en waarbij erkend wordt dat wereld een strijdveld van krachten is.
p48
MORALIST
Waarom verwijt N Socrates, Plato en volgelingen van onoprechtheid?
Zij sluiten ogen voor werkelijkh EN trachten mensen rad voor ogen te draaien (valse hoop en onjuiste denkbeelden). Fnuiken eigen verlangen vd mensen (uit op kracht en macht), buigen dat af naar hiernamaals of sublieme moraal.
‘Priesterkaste’: uitdragen ve moraal en nastreven macht gaan hierin samen.
p47
GENEALOGISCHE METHODE
Waar gaat het vlgs N om bij historisch onderzoek?
Onderzoek naar de vooronderstellingen en hist functie vd moraal. Pleidooi voor tegendraadse en kritische kijk daarop.
1 vraag leidend: hoe heeft mensheid zich laten verleiden tot de moraal die ze nu kent en welke waarde heeft deze moraal zelf (wie dient ze en uit welk belang/machtswil komst het voort?)
N noemt dit genealogie: vooronderstellingen en machtseffecten v morele stelsels.
‘ De Genealogie vd Moraal’ (1887): interpretatieschema om moralen te ontmaskeren, blootleggen verborgen vooronderstellingen en machtseffecten vd moraal.
N heeft nwe moraal niet meer kunnen ontwikkelen, wel aanzetten.
N’s kritische uitspraken over christendom en pervertering vd moraal zijn ook wel opgevat als tekenen van diepe religiositeit (“…een tot waanzin opgezweepte godsbehoefte…”).
p49
GENEALOGIE
Waren werden bovenwerelden bedacht, vlgs N?
N wees bovenwerelden resoluut van de hand, want er is maar 1 onbestendig domein (vgl Schopenhauer, beh dat N niet pessimistisch is en medelijden afwijst). Geen afkeer vd wereld.
Bovenwerelden bedacht om het lijden en mensel onbehagen te kunnen uithouden. Lijden was daardoor niet weggenomen, maar zinloosheid ervan wel.
N vroeg zich daarom af: wat is waarde van moraal zelf, waarde van tegenstelling goed/slecht die aan elke moraal ten grondslag ligt?
p50
KRITIEK MORAALFILOSOFEN
Hoe gaat N om met de vraag wat de waarde is van de moraal zelf, goed vs slecht?
Zette zich mn af tegen Eng moraalfilosofen/utilisten (goed = prettige gevolgen ve bep daad, nut).
Moraalfil gaan vlgs N uit van onbewezen vooronderstelling, nl dat kwalificeren ve handeling als goed/slecht toekomt aan degenen die aar voorwerp van zijn. Maar dat is niet vanzelfsprekend (immers: benoemen/kwalificeren werkelijkh is uitoefening kracht). Komt dus toe aan de actieven die krachtig genoeg zijn om te handelen (voor eigen verhevenheid/suprematie); niet aan passieven, die lijd/meew voorwerp zijn.
‘Engelse’ benadering heeft definitie goed/kwaad veranderd: gaat uit van een soort morele revolutie, omwenteling van ethische waarden.
p51
GOEDE/SLECHTE/KWADE
Hoe typeert N ‘het goede’?
Voldoend aan aristocratische criteria:
- sterk, uit sterken voortgekomen
- zelfbewust,
- stelt zzelf voorop,
- schroomt niet ander te bestrijden (riddermoraal)
- sluit hoffelijkheid of verering ander niet uit,
- strijdt niet uit winstbejag of zelfbehoud,
- eigen goed doel of leven op te geven ter wille van anderen.
- belangeloos.
Vanuit moraal van eer en grootsheid.
p51
GOEDE / SLECHTE / KWADE
Hoe typeert N het slechte?
- volkse, slaafse moraal.
- het minderwaardige, het minne,
- voor aristocraat: tegenovergestelde vh goede,
- ‘slechte’ volk laat niet lijdzaam over zich heen gaan: in opstand door subtiele omvorming vd moraal en morele terminologie: duldzaamheid en onderworpenheid werd ‘goed’ genoemd, ‘slecht’ het tegenovergestelde (aristocraat; is niet ‘slecht’ in zin van ‘plat’)
DUS: volk noemt hen bij andere naam: kwaad/böse. Moraal ontworpen, aangepast aan deze omkering van waarden. Spoorde keurig met metafysische omkering van waarden die eerder in bovenwereld en de belonende, rechtvaardige God in het leven had geroepen.
p51
GOEDE / SLECHTE / KWADE
Geef samenvatting van de twee ‘moralen’ die N tegenover elkaar stelt en benoem de verschilpunten.
- aristocratisch vs slaafs
- actief vs passief
- goed/slecht vs goed/kwaad.
Hij schetst hist ontwikkeling: ontstaansgesch vd moraal.
- Aristocratie (kracht in zichzelf). De dominante kracht, die werkelijkh bepaalt en daarmee beaamt.
- Volk (laat zich bepalen door iets van buitenaf: aristcr herenmoraal). Reageert daartegen, door nee te zeggen tegen datgene dat wel de kracht had om bestaan te beamen.
Verschil tussen volk en aristocratie is in
- kracht
- scheppend vermogen.
Aristocratie vlgs N besef van haar eigen kracht en scheppend vermogen. To zichzelf en werkelijkh is arist pos ingesteld. Kijkt over negatieve (volk) heen.
Volk is machteloos want eigen kracht overvleugeld door arist. Strijd om erkenning, afzetten tegen arist. Houding vh volk in eerste plaats neg (ressentimenten en wraakgevoelens). Bepaald door ‘andere’/heersers. Dat is vertrekpunt vh volk om tot omwenteling te komen (REvolutie - tegenbeweging, REactie). Vanuit reactieve positie wordt volk scheppend.
Volk keert deze waarden om (= schepping). Maar is niets meer dan overnemen van wat de tegenstanders reeds hadden voortgebracht, en dan met een min-teken.
Volk heeft voor werkelijke schepping geen kracht: kracht moet van elders afgetapt worden.
p54
MORAAL & RESSENTIMENT
N stelt dat het subject-begrip is ontstaan vanuit het denken vh ressentiment. Formuleer en verbind met N’s analyse vh denken in twee werelden.
Ressentiment: achter handelen ve persoon gaat een oorsprong schuil die voor dat handelen verantw is.
Subject is neutrale instantie die niet met handelen samenvalt maar daarvoor kiest.
N: handelen niet losmaken van persoon zelf.
Persoon
- is in handelen aanwezig, geen tweede werkelijkh.
- IS de uitoefening v zijn kracht, niet abstract, neutraal.
N ontmaskert de notie ‘subject’ als een illusie.
Omdat zwakkeren bestaan vd persoon losmaken van zijn daden, op moreel vlak, blijft een kern over die los lijkt te staan v alle handeling.
Het zijn vd mens dan niet meer zijn handelen maar abstract en onbewogen punt ih universum (subject/ziel), dat tot een handeling kan beslissen (zwakken: ‘goed’ of ‘kwaad’). N vindt dat mens daardoor van zijn ‘wezen’ beroofd is, doordat hij op afstand van zijn dir bestaan id wereld is geplaatst.
Mens daardoor makkelijke prooi voor een moraal die hem leert zijn krachten en aandriften te wantrouwen, zijn wil te beteugelen en in te snoeren in ascetisme en wereldverzaking. Priesters: ‘ter wille vd hemel’.
p55
MORAAL EN RESSENTIMENT
Waarom wil N boven de hemelpoort liever de spreuk ‘Ook mij schiep de eeuwige haat’ zien?
Hemel is vlgs N uitvinding vh ressentiment, dat de sterken gestraft wil zien. Illusie vh hiernamaals komt zodoende allereerst voort uit haat tegen de sterken.
Heersers zullen gestrafd worden voor hun wandaden, begaan uit vrije wil, uit slechtheid. Vergelding, gedelegeerd aan almachtige bovenwereld.
N demonstreert haatdragendheid met Th v Aquino (het zien lijden vd zondaars id hel is geneugte vd hemel zelf: ook perspectief van haat, niet liefde).
Zwakken/slavenvolk leven altijd in minne sentimenten, want kennen ‘pathos vd distantie’ (afstandelijkheid, niet-berekenendheid) vd aristocratie niet. Alleen aristocr handelen vanuit hun gevole van eer en kracht zonder zich te bekommeren om de gevolgen (voor zzelf/anderen) v hun handelingen.
p55
TWEE INTERPRETATIES MORAALKRITIEK
Wat is de hypothetische interpretatie?
N’s genealogie is niet een waarheidsgetrouw relaas vd geschiedenis, maar is als provocerend en tegendraadse fictie bedoeld, die ons ertoe aanzet claims van morele stelsels niet zonder meer te geloven.
Goede bedoelingen zijn (onbewust) zelfbedrog uit eigenbelang en bewuste leugens meer met elkaar verstrengeld dan ze gescheiden zijn.
p56
TWEE INTERPRETATIES MORAALKRITIEK
Wat is de realistische interpretatie?
N’s genealogie is in grote lijnen waarheidsgetrouw en bruikbaar als recept voor het heden. Moraal = recht vd sterkste.
Daardoor held van allerlei ideologieen die geweld verheerlijkten (mn nazisme).
p56
TWEE INTERPRETATIES MORAALKRITIEK
Welke interpretatie vind de auteur aannemelijker en waarom?
De hypothetische benadrukt het samenstel v krachten waarin het individu is opgenomen:
- mens moet wereld beamen en accepteren als spel der krachten en wil tot macht;
- in het dionysische wordt het individuele prijsgegeven en gaat op in iets groters;
- individu geen eenheid, maar samengesteld uit drijfveren (dus uitgaan van een indiv eenheid is niet coherent);
- zou niet consequent zijn om wantrouwen (door N aanbevolen) jegens elke waarheid, te laten varen in omgang met waarheden die N aanprijst.
Ons ‘ik’ verdeeld over allerlei krachten en ingebed in een mondiaal krachtenspel waarin voortdurend wisselende ‘quanta’ de overhand hebben.
Dus: hyp interpretatie ziet N’s werk eerder als kosmische mystiek dan gewelddadige, protofascistische ideologie. Hyp interpretatie ook interessanter dan realistische om hedendaags belang te zien.
p58
PARADOXALE KRITIEK
Waardoor ondergraaft N’s kentheoretische kritiek voortd zijn eigen fundament?
- Door het retorische karakter van zijn werk.
- N’s kritiek op cultuur en moraal niet los te zien van zijn perspectivisme, waarin geen vaste standaard voor waarheid.
- Kritiek en bezwering (net als schijn en zijn) bij N niet goed te scheiden. N wil beide laten opgaan in een nieuw denken, waarin waarheid, net als reflectie daarop, wordt opgeheven.
p58
N vraagt zich af ‘wat betekenen ascetische idealen’? Beantwoordt in N’s trant.
Ascese = afzien van leven, driften en behoeften vh lich tbv hogere, geestel waarheid.
N: levenskracht keert zich hierin tegen zzelf, idealen ontkennen werkelijkh van macht/kracht. Bouwen andere wereld op, waarin slaven kunnen leven: leven van houvast.
Ascese gaat dus gepaard met geloof in waarheid voor eens en altijd vastgestelde betrouwb bodem. Opbouwen wereld van relatieve rust en gerechtigdheid, prettig voor zwakken, die zich passief en onderworpen opstellen.
Onderworpenheid aan heren verdragen zij niet, daarom onderwerpen ze zich aan priesters (maar eigenlijk tirannieker dan aristocraten).
Ascese eigenl verminking van natuurl drift en kracht en die kracht wordt gebruikt om ‘metafysisch-gelovig complex’ steeds meer te versterken.
p59/212 zelftoets1