27-Kant/Esthetica Flashcards
METAF SCHOONHEID
Schoonheid vd natuur laat zich niet begrijpen als afgeleide vd wetgeving vh verstand (oorzaak/gevolg-principe). Wat kunnen we er vlgs K wel uit afleiden?
Het is een verwijzing naar een redelijke schepper, een ‘spoor’ dat leidt tot het vermoeden dat een dergelijke oorzaak aan de ervaarbare werkelijkheid aan de werkelijkheid ten grondslag zou KUNNEN liggen => metafysische betekenis.
Dus hoop op een redelijke, evt morele orde vd werkelijkh is niet helem ongegrond. Geen zekerheid.
p206
METAFYS SCHOONHEID
Welke twee verschijnselen noemt K tekenen die het bestaan van een morele/door redelijke principes bepaalde aannemelijk maken?
- doelmatigheid vd natuur (in levende, organissche natuur).
- schoonheid vd natuur.
p205
SCHOONHEID VLGS K
Welke twee categorieen bepalen K’s esthetica?
- het verhevene (het sublieme - mateloos, grandioos, overweldigend)
- het schone (door maat beheerste, harmonisch gevoegde)
p206
SCHOONH VLGS K
In welke opzichten sluit K aan bij Burke (1757)?
Overeenkomen:
- wending naar het subject. Oordeel gevoelens gebaseerd op lust/plezier.
Burke en K:
- schone terug te voeren op liefde;
- verhevene terug te voeren op vrees.
Maar K vervolgens ook:
Beleving schoonheid en verhevenheid gefundeerd op a priori beginselen.
p206
SMAAKOORDEEL: KENMERKEN
Smaakoordeel = het esthetisch waardeoordeel
Welke thesen zijn kenmerkend voor K’s benadering van het smaakoordeel?
- Bepalingsgrond vh smaakoordeel is gevoel van welgevallen/lust
- Wezen vd schoonheid kan niet worden samengevat in regel/begrip, is regelloos.
- Smaakoordeel is verbonden met aanspraak op alg geldigheid (ondanks berusten op (on)lust).
- Fil probleem luidt dus: hoe kan een oordeel dat slechts berust op een gevoel toch aanspraak maken op alg geldigheid?
- Antwoord: alg geldigheid is uitsluitend mogelijk als het esth oordeel berust op a prioribeginsel.
- Dit is beginsel v reflecterende oordeelskracht. Dus K’s oplossing is kentheoretisch: mbv een analyse vd oordeelskracht.
p207
SMAAKOORDEEL: KENMERKEN
Hoe beargumenteert K dat smaakoordelen, die op (on)lust berusten (ervaring; a posteriori, dus), relatief en subjectief zijn, toch op een a priori moeten berusten?
Het oordeel over schoonheid claimt algemene geldigheid, universaliteit en objectiviteit (schoonheid als was zij een eigenschap vd dingen, obj kenmerk).
K beroept zich op taalgebruik (verschil tussen Shakespeare en mindere dichter is niet te herleiden tot verschil in subj voorkeuren, is obj verschil in niveau.
p208
SMAAKOORDEEL: REGEL
K meent dat een begrip van schoonheid of een schoonheidsregel niet kan worden gegeven, hij keert zich tegen de regelesthetica (bv symmetrie). Hoe maakt hij dan toch aanspraak vh esthetische op algemene geldigheid?
K bakent het goede af van het schone. Argumenten:
- Om handeling of object te beoordelen zijn begrippen vereist:
- onmiddellijk / an sich goede (K ontwikkelt dit verder: zedelijk goede heeft waarde in zichzelf; ontleent waarde niet aan nut/bruikbaarh). Dit is categorisch imperatief.
- indirect-goede / nuttige (hier ook maatstaven v beoordeling - functie vh object: structuur ve fiets is voorgeschreven door functie die het dient te vervullen en van daaruit verklaarbaar.)
- Aan welk doel beantwoordt schoonheid?
- moet boeschouwer duurzaam en plezierig boeien, stimuleren tot verdere beschouwing.
- K introduceert (was revolutionair! Ipv vaste regels/voorschriften) vrije doelmatigheid: vrije ruimte ontwerper voor inventiviteit/verbeelding. Vrijheid vd verbeelding gangbaar in 18eS. (bv Engelse tuin, barok, muz fantasie/improv).
Dus kwalitatieve vormenrijkdom. K hecht waarde aan verrassende, onvoorziene, onvoorspelbare. MAAR OOK: verbanden waardoor onnadrukkelijke eenheid; dan een bevattelijke eenheid. Vrijheid vd dwang v regels.
p210
SMAAKOORDEEL: REGEL
Waarom kan schoonheid vlgs K niet in een regel/begrip worden gevat?
Het onvoorziene, innovatieve, de overschrijding vd regel zijn wezenlijk voor de schoonheid. Daarom dus niet in een begrip vatten.
Maar structuur v schone objecten kan wel beschreven/geanalyseerd worden. Beschouwer ve schoon object kan niet teruggrijpen op een vast omschreven maatstaf.
K is echter niet een formalist:
- vrije vormfantasie is niet enige manier waarop artistieke verbeelding tot uitdrukking komt.
- in rijk vh schone domineert de verbeelding: is vereiste bij een kunstenaar die producten v zijn verbeelding het stempel vd werkelijkheid (natuur) weet op te drukken (bv ‘rechtvaardigheid’ uitdrukken). Het grote kunstwerk heeft de rijkdom aan aspecten en betekenis vd werkelijkheid in zich.
p210
SMAAKOORDEEL: OORDEELSKRACHT
Hoe komt K tot algemene geldigheid vh smaakoordeel?
Esthetische beleving benaderen vanuit domein vh kennen (gericht op objectieve).
Objectief waar = intersubjectief geldig.
Oordeelskracht is sleutel vh smaakprobleem.
Oordeelskracht = het vermogen het algemene (begrip, natuurwetensch hypothese, natuurwet, handelingsregel) te betrekken op het bijzondere/concrete (in de aanschouwing gegeven als specifiek individueel gegeven).
Oordeelskracht in twee gedaantes:
1. bepalende (bij voorbaat gegeven alg notie en zoekt bijpassend indiv geval).
2. reflecterende (omgekeerd: in vele afzonderl verschijnselen het gemeenschappelijke ontdekken; op zoek naar algemene de bijz verschijnselen op elkaar betrekken). Belangrijk voor K’s esthetica.
- refl oordeelskracht treedt in werking bij theorievorming
- dat is empirische wetenschap
- veelvoudige verschijningen systematisch beschrijven (orde aanbrengen in verscheidenheid)
= veelvoudige natuurprocessen begrijpelijk maken vu een minimum aan bep elementaire wetmatigheden/principes (vb: newtoniaanse mechanica)
Evenwel: terugvoeren tot 1/beperkt aant beginselen niet gegarandeerd.
De natuur schijnt onverwacht, te zijn afgestemd op de behoeften van onze wetenschappelijke rationaliteit = schenkt voldoening/lust.
Lust is ook context v esth oordeelsvorming. DUS: esthetisch genot is plezier vd oordeelskracht (vgl voldoening ve wetenschapper die uiteenlopende fenomenen vu 1 beginsel kan verklaren).
p211
SMAAKOORDEEL: INTERSUBJ GELDIGH
Hoe kan lustbeleving intersubjectief geldig zijn vlgs K?
Het schoonheidsoordeel is alg geldig voor zover zij de lust ve rationeel vermogen is, want het gebied vh rationele vermogen is het gebied vh intersub geldige.
Het schone verschaft een bijz soort plezier ad oordeelskracht, want in schone object is veelheid v vormen bevrijd vd dwang v nadrukkelijke regels, terwijl toch een eenheid ervaren wordt id verscheidenh v vormen.
Verlichting vd werkzaamheid vd oordeelskracht: werk v oordeelskracht en kennen gewoonlijk zwaar, maar het schone object maakt eenheid onmiddellijk aanschouwelijk. Eenheid wordt geschonken door oordeelskracht, niet resultaat van wetensch arbeid.
p212
SMAAKOORDEEL: EXPRESSIVITEIT
De op het expressieve gerichte categorieen vd kunsttheorie sluiten niet aan bij zuiver cognitieve ervaringen, maar meer bij mens als handelend en lichamelijk wezen. Waarom gaf K geen aandacht aan dit aspect?
Hij zocht maar algemene geldigheid vh smaakoordeel, door esth ervaring te verbinden met domein vh wetensch kennen.
p213
SMAAKOORDEEL: EXPRESSIVITEIT
Welk probleem ontstaat als K ‘expressieve’ begrippen hanteert?
Hij verlaat het kentheoretisch kader, waardoor strikt alg geldigheid v interpretaties in geding komt.
K heeft vraag naar alg geldigh vh begrijpen v expressieve eigenschappen niet meer uitdr onderzocht. Was terrein v toevallige, subj indruk bij versch personen.
Vraag naar intersubj geldigh vd ervaring v expressieve eigenschappen wordt nauwelijks aangeroerd door K.
p213
LEER VH VERHEVENE
Zoals in de esthetica is ook in de leer vh verhevene een belangrijk(er) verband met de mensel vrijheid.
Hoe beschrijft K het verhevene?
Verhevene is primair een categorie vd natuurervaring (niet kunsttheorie).
Twee typen:
1. mathematisch verhevene (uitgebreidheid vd dingen in ruimte en tijd. Het grenzenloze, mateloze, kolossale, dat zintuigelijk bevattingsvermogen te boven gaat, kan niet in geheel worden samengevat). Dus tegenstelling tot schone: is niet te bevatten voor oordeelskracht (schone = bevattelijk en in zich besloten geheel).
Vb uitgebreidh oceaan, oneindig heelal, monotonie woestijn)
- dynamisch verhevene (natuurkrachten, natuurgeweld: vulkaanuitbarstingen, storm, lawine) Zie landschapsschilderkunst.
Beide vormen: mens voelt zich verloren, machteloos. Is niet alleen negatief. Mens is natuurwezen (vernedert, geen fys houvast) en vrij persoon (houvast vinden in zedelijke bestemming en zijn vrijheid die aan natuurcausaliteit is onttrokken).
Ervaring verhevene is wezenlijk zelfervaring, verheven boven natuur.
p214
LEER VH VERHEVENE
K’s en Burke’s theorie vh verhevene had invloed op moderne schilderkunst. Vertel.
Barnett Newman (1905-1970) Gericht op grenzenloze, het waarlijk onbevattelijke. Monochroom doek is onbegrensd geheel, kleuratmosfeer die op bezoeker afkomt en hem verblindt. Beschouwer heeft geen obj houvast en wordt teruggeworpen op zichzelf. Mens vindt waarachtig verhevene in zichzelf.
Caspar David Friedrich (1774-1840): overeenkomst met K’s domein van het kenbare.
p214
K’s METAFYSICA
Beschrijf het verband tussen de systematiseerbaarheid en de schoonheid vd natuur.
- Systematiseerbaarheid v natuur en schoonheid wordt door mens ervaren als onverwachte gunst vd natuur: natuur komt tegemoet aan menselijke rationaliteit.
- Overeenstemmen v ervaring en behoeften v zijn rationaliteit niet beschouwen als toeval: mens ontwerpt hypothese ve wereldscheppende instantie/godheid, die hiervoor verantwoordelijk is.
- Verwantschap tussen het ware, het goede en het schone: op elk gebied gelden rationele beginselen. Door deze ervaring kan er hoop zijn op een morele wereldorde. Is analogie-redenering.
- Bewijs voor bestaan wereldorde is hieruit niet af te leiden.
- Morele godsbewijs: niet overtuigend.
=> resultaat poging metafysica te herstellen is beperkt. Terughoudendheid geboden. - God, onsterfelijkh en vrijheid (metafysische ideeen) zijn niet bewijsbaar maare vormen leidraad voor handelen.
p216