Zesde college: Hegel Flashcards
Wat betekent politie bij Hegel?
Politie betekent bij Hegel niet alleen wat wij blauw op straat noemen. Het is een breder begrip. Het is wat wij overheidsingrijpen en overheidsbeleid noemen. Het gaat over stoplichten, GGD, RIVM, keuringsdienst van waarden, subsidie op basismiddelen als brood, etc. Corporatie gaat over de organisatie van de standen in samenwerking met de overheid. Denk aan de orde van advocaten etc. Het zijn organisaties die door beroepsgroepen zelf in leven worden geroepen, maar ze moeten officieel gemaakt worden door de samenleving (erkennen).
Hoe krijgt het algemeen goede concrete invulling in corporatie en de geborgenheid van familie?
Stel je hebt een vereniging van fysiotherapeuten. Dan vormt die vereniging in afstemming met de overheid de opleiding fysiotherapie. Het garandeert het netwerk, de geldigheid van diploma’s etc. Het vormt een soort tweede familie: mensen waarmee je verband voelt. Bij een beroepsvereniging voel je je verbonden. Onder vakgenoten voel je je thuis. Thuis: tehuis, in het huis. Je bent vanuit de familie (eerste onmiddellijke sfeer waarin je op een natuurlijke manier) ben je via de kille (burgerlijke) samenleving teruggekeerd in een nieuwe familiesfeer. Het is een situatie van eenheid en algemeenheid. De burgerlijke samenleving kan echter geen familiesfeer toegankelijk maken los van die beroepsgroepen. Dus er is meer nodig. Er is een werkelijke zedelijke gemeenschap/eenheid nodig: een staat. De staat heeft een algemene vorm (politeia) die alles omvat en insluit. Die algemeenheid is een vorm van de samenleving zelf en is in potentie het algemeen goed. Het kan realiseren waarvoor een menselijke gemeenschap staat.
Wat vormt het grondmotief voor Hegels systeem?
De beweging die plaatsvindt in de burgerlijke samenleving bevindt een grondmotief van Hegels filosofische denken. De hele werkelijkheid is gericht op een proces van zuivere idee die zich als volledig ontplooide volledige werkelijkheid wil realiseren. Alles is daar onderdeel van: ook willekeur, toeval.
Leg het voorbeeld van de Franse revolutie uit.
het was een manifestatie van een gelijk principe van vrijheid voor alle (feitelijk gericht op mannen). Een vent stierf ook onder de guillotine, want hij wilde dit ook voor vrouwen. Dat principe van gelijkheid voor alle is volgens Hegel positief. De mens is een vrij subject. Maar het is eenzijdig. Het vrije subject staat tegenover de bestaande werkelijkheid. Het regime van voor de Franse revolutie moet helemaal weg. Dan ontstaat er een leegte. Er is een noodzakelijk negatief element (de oude orde). BIj de Franse revolutie schiet dat door, het maakt alles kapot (zelf destructie). Het veegt alles van tafel om helemaal opnieuw te beginnen. Er moet iets gebeuren volgens Hegel: de terreur van Robespierre en de dictatuur van Napoleon. Het zijn gewelddadige gebeurtenissen, maar met hoeveel geweld dat is toevallig. Maar dat er strijd moet zijn is noodzakelijk, want er moet een nieuwe orde in de plaats van de oude komen. Dat er mensen sterven is noodzakelijk: er moet een einde gemaakt worden aan de vorige maatschappelijke orde. Maar hoeveel mensen er moeten sterven is toeval. De guillotine is een manifestatie van gelijkheid. Mensen van adel mochten eerst kiezen hoe ze dood gingen. Arme werden gemarteld. De koning en de koningin worden onthoofd en de rest van het volk ook, dus het wordt een symbool van gelijkheid.
Leg het voorbeeld van de oktoberrevolutie uit.
Het is dus noodzakelijk dat er iets moet gebeuren. De oktoberrevolutie in Rusland volgt hetzelfde symbool. Het toevallige is zelf toeval, maar dat er toeval is is niet toevallig. Als je de werkelijkheid als een ontwikkelend geheel ziet dan kun je zeggen dat de Franse natie en het Franse volk hebben ze een belangrijke les geleerd. Die teleologie richting een toenemend bewustzijn zit in de werkelijkheid zelf. Daarom richt de revolutie uit zichzelf tot een staat, zonder die te kunnen verwerkelijken. Daar is een staat voor nodig, maar dat kan alleen als de burgerlijke samenleving haar eigen begrensdheid tegenkomt.
Waar gaat deel C.c over?
de staat van het verhaal van de zedelijkheid. Het inwendige staatsrecht is het A deel. Het vanzelfsprekende natuurlijke, maar zelfbewuste politeia van de samenleving. Het uitwendige staatsrecht is deel B de uitwendige verhouding ten opzichte van andere samenlevingen met hun eigen politeia (internationale zaken). Dingen die ten opzichte van elkaar uitwendig zijn en een grens hebben. Het c deel is een wereldgeschiedenis. De plek waar de sterkere samenlevingen overleven. Hier vindt je een verband met het idee van de vrije republiek van Spinoza: de maximale realisatie van het geheel. C.c dekt de inhoud van Spinoza’s politiek traktaat.
Wat is de staat?
De staat is een zelfbewuste zedelijke substantie. De staat weet zichzelf, is bewust van zichzelf als zedelijke substantie. Hoe weet de staat dat? Symbolisch niveau: de vlag, de kleur oranje, zwart met gele politie uniformen, ‘wij Nederlanders’, etc. De staat spreekt over de toestand binnen de staat en over de internationale zaken om de staat heen. Je kunt denken aan colleges over staten (Hegel, bijv of maatschappijleer). Uiteindelijk kun je op het meest reflexieve niveau denken aan het systeem van Hegel. De zedelijke substantie weet zich echt in het boek over de objectieve geest. Dat is zijn veronderstelling dat de staat de zedelijke substantie is. Als de werkelijkheid een geheel is, dan is het boek de plek waar de staat zichzelf vat. Het absolute doel is in de samenleving zelf aanwezig (teleologisch). Het doel is werkzaam. Door het Hegel mogelijk te maken zijn boek te publiceren bijv. Het gaat nit over een theorie van politiek over de samenleving, maar over het theoretisch zelfbesef van een samenleving. Dat komt bij Hegel tot stand.
Wat probeert Hegel te doen met het aanknopen van de staat?
In plaats van onbeperktheden, wil Hegel een groot organisch geheel denken. Dat een inperkend geheel vormt, een nieuw soort individu, de staat. Het is een nieuw individu dat als door een geest beheert wordt. Volwassenheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. In een situatie van oorlog is het een samenleving, een man, die het gehele land beschermen. Het is een individu dat door een persoon (vorst, vorstin) gedragen wordt. Dit wordt altijd gericht door een persoon binnen de staat. Naar buiten toe is de samenleving een geheel en van binnenuit een gedifferentieerde eenheid. Heel deel A t/m C blijft dus een geheel van familie, burgerlijke samenleving en de staat. In die driedeling heeft de staat indien nodig het laatste woord. In de hedendaagse discussies wordt meestal een vierdeling genoemd: familie, burgerlijke samenleving (in de zin van economie), de sfeer van vrijwillige associaties (non-profits) en de staat. Bij Hegel heb je een driedeling.
Welke samenlevingsvorm wil Hegel aanhouden?
Hegel pleit voor een constitutionele monarchie dat is iets dat Pruisen niet was. Hij pleit voor een erfelijke monarchie. Hegel wil een deling van machten, die niet de trias politica is van Montesquieu. Hegel onderscheidt een wetgevende, uitvoerende en een vorstelijke macht. Binnen het levende geheel die hij de regering noemt. De vorstelijke macht brengt de drie tot een eenheid (§541). Er is dus voor Hegel sprake van een gemengde constitutie met een dominant erfelijke monarchisch element met ondergeschikte elementen van democratie en aristocratie. Het is een soort standenvertegenwoordig (democratisch element) en dat is een vertegenwoordiging vanuit de tweede stand: komt voort uit de coöperaties. De eerste stand, de landadel, zit in het hogerhuis (Uk: house of lords). Op grond van erfelijke titels ben je daarvan lid. De derde, de algemene stand: staatsdienaren, hoeven niet vertegenwoordigd te worden. Het is een beperkte vorm van vertegenwoordiging. De bijdrage van de standenvertegenwoordig is niets meer dan een maatschappelijke antenne voor de regering.
Waaruit blijkt dat Hegel een conservatief denker is?
Hij wil de beginselen van de Franse revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap onderschrijven. Maar hij wil ze vormgeven en in te perken in een van zichzelf bewuste gemeenschap die bekroond wordt door een erfelijke monarch. Die beginselen krijgen een conservatief kader. Een belangrijke element als de constitutie (een van de verworvenheden van de Franse revolutie) krijgt een centrale plek. Hegel keert dus niet tot het absolutisme: absolute monarchie. Daarmee is Hegel in zijn eigen tijd niet perse conservatief: hij wees de absolute monarchie af. Hegel zet zich af tegen de derde stand die het objectieve doel van de gehele samenleving omzet tot hun eigen doel. Wie bepaalt dan wie daartoe bekwaam is? Koning of regering. Het is een situatie waarin privépersonen (bugers van de samenleving) een beperkte bijdrage leveren. Maar het is een bijdrage. Iedere vrije burgers mag als hij dat wil en geschikt is daarvoor politiek participeren. Een politieke partij gaat uit voor het belang van een groep in de samenleving, dus die kunnen nooit het algemene realiseren volgens Hegel.
Hoe ziet Hegels zedelijke gemeenschap eruit?
De burger van Hegel die kan participeren in de zedelijke gemeenschap is de burger die de samenleving bevolkt. Hegel beschermt de burgerlijke en de kapitalistische economische sfeer. Terwijl hij tegelijk de politieke participatie van de burgers sterk beperkt. Dit is het punt waarop Marx kritiek op gaat hebben. Waar liberalen vinden dat Hegel de samenleving te zeer aan banden probeert te leggen, vinden socialisten/communisten dat Hegel de samenleving veel te veel voor lief neemt. Het Nederlandse poldermodel heeft veel overeenkomsten met Hegels systeem. De arbeiders worden niet gezien als onderdeel van coöperaties. Arbeiders zijn geen beroepsgroep met een eigen opleiding of dergelijke. Je bent slechts je eigen arbeidsvermogen. Hegel zet het begrip arbeid wel centraal, maar hij heeft het niet over een vakbond of een beroepsgroep die in de politiek kan.
Hegel schreef niet over zijn eigen politieke gemeenschap, waar dan wel over?
Hegel heeft het over het moderne begrip van de natie staat: inclusief burgerlijke samenleving en constitutionele monarchie. Het is een interne maatstaf. In Hegels tijd kan je hem ook kritisch inzetten. Het is beperkt kritisch: je kunt zijn systeem niet helemaal tegenover de werkelijkheid zetten. Hegel probeert het model van een rationele staat werkzaam te zetten binnen een staat waarin de rationaliteit minder aanwezig is. Sterkere (meer redelijke) zullen uiteindelijk in de geschiedenis toch winnen.
Heeft iedere burger vooruitgang in de samenleving in de gaten?
De filosofen begrijpen dat er vooruitgang is, maar dat sluit niet uit dat de rest van het volk dat weet. Wij filosofen weten dat een constitutionele monarchie beter is dan een absolute monarchie, maar dat sluit niet uit dat er geen absolute monarchie of een andere slecht politieke staat kan ontstaan. Mensen leren volgens Hegel niet van de fouten die gemaak zijn in de geschiedenis.